Datum publicatie | 12-09-2024 |
Zaaknummer | C/08/315481 / FA RK 24-1332 |
Procedure | Eerste aanleg - meervoudig |
Zittingsplaats | Almelo |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | IPR familierecht; Overig; Geslachtsnaam (art. 1:5 t/m 1:9 BW) |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie
Doorhaling latere vermelding betreffende wijziging geslachtsnaam op geboorteakte. Niet voldaan aan wettelijke vereisten voor artikel 10:24 BW . Voor een wijziging in de persoonlijke staat moet sprake zijn van het aangaan of verbreken van een wettelijke relatie tussen twee personen, hetzij in de afstammingssfeer, hetzij in de sfeer van een duurzame verbintenis, zoals een huwelijk. Een enkele geslachtsnaamswijziging in het buitenland kan niet als wijziging in de persoonlijke staat worden gekwalificeerd.
Volledige uitspraak
locatie Almelo
team familie- en jeugdrecht
zaaknummer: C/08/315481 / FA RK 24-1332
beschikking van 4 september 2024
inzake
de Officier van Justitie in het arrondissement Oost-Nederland,
zetelend te Arnhem,
hierna als de officier van justitie aangeduid,
verzoeker,
en
1 [de vrouw] ,
verder te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 1] ,
2 [de man] ,
verder te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 2] ,
niet verschenen
3de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Almelo,
zetelend te Almelo,
hierna als ABS aangeduid,
belanghebbenden.
1Het procesverloop
De rechtbank heeft kennis genomen van:
- het verzoek van de officier van justitie van 29 mei 2024 met bijlagen, binnengekomen op 30 mei 2024;
- een op 8 juli 2024 binnengekomen e-mailbericht met bijlagen van de vrouw;
- de op 10 juli 2024 binnengekomen e-mailberichten van de man en van de ABS.
De mondelinge behandeling heeft op 15 juli 2024 met gesloten deuren plaatsgevonden bij de meervoudige kamer. Hierbij zijn verschenen:
- de vrouw;
- [naam 5] en [naam 6] , beiden ambtenaar van de burgerlijke stand te Almelo.
Opgeroepen en niet verschenen zijn de officier van justitie en de man.
De beschikking is bepaald op heden.
2De feiten
De man en de vrouw hebben een relatie gehad.
Op [geboortedatum] 2018 is in de gemeente [geboorteplaats] geboren:
[het kind] (verder te noemen: [het kind] ) als kind van de vrouw.
De man heeft op 10 april 2018 met toestemming van de vrouw [het kind] erkend, waarbij is gekozen voor de geslachtsnaam: [naam 3] . Van deze erkenning is door de ABS een latere vermelding aan de geboorteakte van [het kind] toegevoegd.
Naar Israëlisch recht is, blijkens een “Akte betreffende naamswijziging”, op
15 januari 2023 de geslachtsnaam van [het kind] gewijzigd van “ [naam 3] ” in “ [naam 4] ”.
Op 9 januari 2024 is door de ABS een latere vermelding betreffende wijziging geslachtsnaam van [het kind] opgemaakt. Hierin is vermeld:
Document : Reisdocument Israël
Nummer : [nummer 1]
Opgemaakt te : Den Haag
Door : Ambassade van Israël
Geslachtsnaam gewijzigd in : [naam 4]
Datum van wijziging : 15-01-2023
[het kind] heeft zowel de Israëlische als de Nederlandse nationaliteit. De vrouw heeft de Israëlische nationaliteit. De man heeft de Nederlandse nationaliteit.
3Het verzoek
De officier van justitie verzoekt de rechtbank de doorhaling te gelasten van de latere vermelding betreffende wijziging geslachtsnaam kind, vervolgblad 2 Ref. [nummer 2] , gevoegd bij de geboorteakte [nummer 2] van het jaar 2018 van de gemeente Almelo.
Ter onderbouwing van het verzoek stelt de officier van justitie – kort gezegd – dat de ABS ten onrechte een latere vermelding van de wijziging van de geslachtsnaam van [het kind] aan de geboorteakte heeft toegevoegd. Nu [het kind] naast de Israëlische nationaliteit ook de Nederlandse nationaliteit heeft, had deze latere vermelding niet toegevoegd mogen worden. De ABS heeft een fout gemaakt en deze fout dient hersteld te worden.
4Het standpunt van de ambtenaar van de burgerlijke stand
De ABS heeft de officier van justitie verzocht een verzoek tot doorhaling in te dienen bij de rechtbank en is het hiermee eens. De ABS heeft de gang van zaken nader toegelicht ter gelegenheid van de mondelinge behandeling. De ABS heeft erkend in deze zaak een fout te hebben gemaakt, omdat zij zich niet heeft gerealiseerd dat sprake was van een dubbele nationaliteit, zodat niet op deze manier een wijziging van de geslachtsnaam had kunnen plaatsvinden. De ABS betreurt de gang van zaken en de gemeente Almelo heeft naar aanleiding van dit incident de (interne) procedure aangepast. Echter, de ABS kan de fout niet zelf herstellen en om die reden heeft de ABS zich tot de officier van justitie gewend met het verzoek de kwestie voor te leggen aan de rechtbank. Tot slot heeft de ABS nog mondeling aangevuld dat weliswaar een latere vermelding van de geslachtsnaamwijziging van [het kind] aan zijn geboorteakte is toegevoegd, maar dat geen wijziging op de persoonslijst van [het kind] in de Basisregistratie Personen (BRP) is doorgevoerd door de woongemeente, zodat [het kind] in de BRP nog met de geslachtsnaam “ [naam 3] ” staat geregistreerd.
5Het standpunt van de vrouw
De vrouw voert verweer en stelt kort weergegeven het volgende. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken in Israël heeft eenzijdig en onherroepelijk de geslachtsnaam van [het kind] gewijzigd van “ [naam 3] ” in “ [naam 4] ”. De vrouw heeft deze geslachtsnaamswijziging door middel van een latere vermelding laten toevoegen aan de geboorteakte van [het kind] bij de gemeente Almelo op 9 januari 2024. Begin februari 2024 kreeg de vrouw bericht dat de geslachtsnaam van [het kind] niet gewijzigd had mogen worden. De gemeente heeft de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) benaderd en deze geeft drie argumenten waarom de naamswijziging niet geregistreerd had mogen worden in de geboorteakte van [het kind] . De ABS is hierin meegegaan. De vrouw is het met deze argumenten niet eens.
Het eerste argument is dat de naamswijziging niet is gedaan buiten Nederland, maar op een ambassade en dus strikt genomen niet valt onder de reikwijdte van artikel 10:24 BW. De vrouw is het hier niet mee eens, omdat de naamswijziging wel degelijk in Israël heeft plaatsgevonden, namelijk door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en slechts door de ambassade mondeling is bevestigd en bekrachtigd door het plaatsen van de sticker in [het kind] paspoort.
Het tweede argument ziet erop dat de naamswijziging geen verband zou houden met een wijziging in de persoonlijke staat, zoals artikel 10:24 BW vereist. De vrouw is het hier niet mee eens en verwijst daarvoor naar een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag 1. In deze uitspraak heeft het Gerechtshof besloten om toepassing van artikel 10:24 BW niet te beperken tot enkel wijzigingen in de persoonlijke staat, zoals huwelijk of adoptie, maar een analoge toepassing toe te staan.
De derde reden, waarbij is gerefereerd aan EU-wetgeving en de CIEC-overeenkomst in die zin dat de naamswijziging niet afkomstig is uit een EU-lidstaat of een land dat is aangesloten bij de CIEC-overeenkomst van Istanbul, is - wat de vrouw betreft - zinloos te verklaren. De vrouw vindt het belemmerend voor [het kind] dat zijn identiteit nu onduidelijk is en dat doet haar veel verdriet. Wat haar betreft moet het verzoek van de officier van justitie worden afgewezen.
Tot slot is het volgens de vrouw niet mogelijk om een verzoek tot geslachtsnaamwijziging in te dienen bij Justis. Volgens haar biedt een procedure bij Justis geen uitkomst, omdat de procedure bij Justis niet voorziet in een oplossing voor de specifieke situatie waarin [het kind] zich nu bevindt.
6Het standpunt van de man
De man is met kennisgeving niet op de mondelinge behandeling verschenen. Hij heeft in een e-mailbericht aan de rechtbank bericht dat de naamsverandering van [het kind] ten onrechte is uitgevoerd. Volgens hem is er een fout gemaakt op administratief niveau en moet dit ongedaan worden gemaakt. De rechtbank leidt hieruit af dat hij zich kan vinden in het verzoek van de officier van justitie.
7De beoordeling
Vooraf
De zaak draagt een internationaal karakter omdat [het kind] zowel de Nederlandse als de Israëlische nationaliteit heeft. Daarom dient de rechtbank eerst ambtshalve te beoordelen of aan de Nederlandse rechter (in internationale zin) bevoegdheid toekomt om van het verzoek van de officier van justitie kennis te nemen.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
De rechtbank is bevoegd, nu het verzoek betrekking heeft op verbetering van de in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand opgenomen akte. 2
In zaken die uitsluitend betreffen de aanvulling van de registers van de burgerlijke stand of de inschrijving, doorhaling of wijziging van de daarin in te schrijven of ingeschreven akten, is de rechter bevoegd binnen wiens rechtsgebied de akte is of moet worden ingeschreven. 3 De geboorteakte, waarvan verbetering wordt verzocht, betreft een akte van de burgerlijke stand van de gemeente Almelo, welke gemeente binnen het rechtsgebied van deze rechtbank gelegen is, zodat deze rechtbank bevoegd is van het verzoek kennis te nemen.
Nu het verzoek strekt tot verbetering van de in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand opgenomen akten, zal Nederlands recht worden toegepast.
Het verzoek tot doorhaling latere vermelding betreffende wijziging geslachtsnaam [het kind]
7.5. De rechtbank kan op verzoek van belanghebbenden of van het openbaar ministerie de aanvulling gelasten van een register van de burgerlijke stand met een daarin ontbrekende akte of latere vermelding, doorhaling gelasten van een daarin ten onrechte voorkomende akte of latere vermelding, of verbetering gelasten van een daarin voorkomende akte of latere vermelding die onvolledig is of een misslag bevat. 4
Niet in geschil is dat de geslachtsnaam van [het kind] naar Israëlisch recht is gewijzigd van “ [naam 3] ” in “ [naam 4] ”. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de geslachtsnaamswijzing van [het kind] naar Israëlisch recht in Nederland dient te worden erkend. Indien deze vraag negatief wordt beantwoord, betekent dit dat de opgemaakte latere vermelding ten onrechte voorkomt in de registers van de burgerlijke stand en dus doorgehaald moet worden.
De rechtbank stelt vast dat Israël, anders dan Nederland, geen partij is bij de Overeenkomst van Istanbul. 5 Bij gebreke van andere relevante verdragen wordt de erkenning in Nederland van een geslachtsnaamwijziging uit Israël beheerst door het commune internationaal privaatrecht, in het bijzonder artikel 10:20 en 10:24 BW.
Artikel 10:20 BW bepaalt dat de geslachtsnaam en de voornamen van een persoon die de Nederlandse nationaliteit bezit, ongeacht de vraag of hij nog een andere nationaliteit heeft, worden bepaald door het Nederlandse recht. Dit geldt ook indien vreemd recht van toepassing is op de familierechtelijke betrekkingen waarvan het ontstaan of het tenietgaan gevolg kan hebben voor de geslachtsnaam.
Naar Nederlands recht kan een geslachtsnaamswijziging uitsluitend plaatsvinden bij Koninklijk Besluit. 6 Daarvan is in deze zaak geen sprake.
De vrouw doet een beroep op analoge toepassing van artikel 10:24 BW. Dit artikel luidt als volgt:
1. Indien de geslachtsnaam of de voornamen van een persoon ter gelegenheid van de geboorte buiten Nederland zijn vastgelegd of als gevolg van een buiten Nederland tot stand gekomen wijziging in de persoonlijke staat zijn gewijzigd en zijn neergelegd in een overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte, worden de aldus vastgelegde of gewijzigde geslachtsnaam of voornamen in Nederland erkend. De erkenning kan niet wegens onverenigbaarheid met de openbare orde worden geweigerd op de enkele grond dat een ander recht is toegepast dan uit de bepalingen van deze wet zou zijn gevolgd.
2. Lid 1 laat onverlet de toepassing van artikel 25 van dit Boek.
De rechtbank is van oordeel dat aan de wettelijke vereisten voor artikel 10:24 BW niet is voldaan. Immers, voor een wijziging in de persoonlijke staat moet sprake zijn van het aangaan of verbreken van een wettelijke relatie tussen twee personen, hetzij in de afstammingssfeer, hetzij in de sfeer van een duurzame verbintenis, zoals een huwelijk. Het aangaan, danwel het tenietgaan van dergelijke relaties kan gevolgen hebben voor de geslachtsnaam of de voornamen van een persoon en het is op deze situaties dat artikel 10:24 BW betrekking heeft. Naar het oordeel van de rechtbank kan een enkele geslachtsnaamswijziging in het buitenland dan ook niet als wijziging in de persoonlijke staat worden gekwalificeerd. Dat de wetgever zulks ook niet bedoeld heeft, kan evenzeer uit de tekst van de wet worden afgeleid, nu hier immers wordt gesproken over een geslachtsnaamswijziging als gevolg van een wijziging in de persoonlijke staat. De rechtbank ziet, anders dan de vrouw, geen aanleiding om dit artikel analoog toe te passen op de onderhavige situatie. Het toestaan van geslachtsnaamwijzigingen ex artikel 10:24 BW die niet voortkomen uit een wijziging van de persoonlijke staat, zet de deur open naar een breed scala aan verzoeken die daarmee mogelijk de uitgangspunten van de Nederlandse registers aantasten, namelijk die van de rechtszekerheid en de hanteerbaarheid. De uitspraak van het Gerechtshof Den Haag waarop de vrouw zich beroept, 7 maakt dit niet anders, omdat de feiten en omstandigheden niet vergelijkbaar zijn. Zo is [het kind] in Nederland geboren en woont hij hier ook nog. Naar Nederlands recht kan zijn geslachtsnaam niet op een dergelijke wijze worden gewijzigd. Bovendien is het de vraag of de procedure zoals die in Israël is gevoerd aan de Nederlandse maatstaven voldoet, nu niet blijkt dat de vader van [het kind] in deze procedure is betrokken.
Nu naar het oordeel van de rechtbank artikel 10:24 BW niet van toepassing is en geen reden bestaat voor analoge toepassing, is de conclusie dat de latere vermelding niet aan de geboorteakte toegevoegd had mogen worden door de ABS. De latere vermelding betreffende wijziging geslachtsnaam van [het kind] moet dus worden doorgehaald. De rechtbank zal het verzoek van de officier van justitie daarom toewijzen.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat aan de vrouw tijdens de mondelinge behandeling is voorgehouden dat zij een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam wel degelijk kan indienen bij Justis. Ingevolge artikel 1:7 BW kan de geslachtsnaam van een persoon immers op zijn verzoek, of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger, door de Koning worden gewijzigd door middel van een verzoek bij Justis. Of een dergelijk verzoek al dan niet wordt toegewezen is nadrukkelijk niet aan de rechtbank. Eveneens ten overvloede wijst de rechtbank op artikel 1:21 BW, dat bepaalt dat aan de ABS kan worden verzocht een latere vermelding te plaatsen met de naam die betrokkene voert ingevolge het niet-toegepaste recht. Op deze manier zou de verscheidenheid van namen van [het kind] , naar Nederlands en Israëlisch recht, tot uitdrukking kunnen komen.
8De beslissing
De rechtbank:
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Almelo de latere vermelding betreffende wijziging geslachtsnaam, behorende bij geboorteakte van [het kind] [naam 3] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] , met nummer [nummer 2] van het jaar 2018, door te halen.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.H. van der Lecq, mr. H.M. Jongebreur en |
||
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
a. a) door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b) door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden.
Overeenkomst van Istanbul van 4 september 1958 inzake verandering van geslachtsnamen en voornamen.
© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733