Rechtbank Rotterdam 13-11-2024, ECLI:NL:RBROT:2024:11562

Datum publicatie20-11-2024
ZaaknummerC/10/653827 / FA RK 23-1648 (echtscheiding)
ProcedureBeschikking
ZittingsplaatsRotterdam
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenIPR familierecht;
Familieprocesrecht;
Kinderen
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Huwelijksverklaring is in Syrië afgegeven door een bevoegde autoriteit, zodat het huwelijk wordt vermoed rechtsgeldig te zijn. Erkenning is in beginsel onverenigbaar met de openbare orde, omdat vrouw minderjarig was tijdens de huwelijkssluiting. Zij was echter meerderjarig tijdens de indiening van haar verzoek tot echtscheiding. Rechtbank beschouwt dit verzoek daarom eerst als een verzoek om erkenning van het huwelijk, daarna als een verzoek om scheiding. Rechtbank het huwelijk als rechtsgeldig, wijst scheidingsverzoek toe.

Volledige uitspraak


Rechtbank Rotterdam

Team familie

zaaknummer / rekestnummer: C/10/653827 / FA RK 23-1648 (echtscheiding)

Beschikking van 13 november 2024 over de echtscheiding

in de zaak van:

[naam vrouw] , hierna: de vrouw,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

advocaat mr. E. El-Sharkawi te Den Haag,

t e g e n

[naam man] , hierna: de man,

wonende te [woonplaats] ,

advocaat mr. E. Henkelman-de Mooy te Groningen.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het verzoekschrift met bijlage van de vrouw, ingekomen op 3 maart 2023;

  • het bericht met bijlagen van de vrouw van 24 maart;

  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek van de man, ingekomen op 16 mei 2023;

  • het verweerschrift op het zelfstandig verzoek met bijlage van de vrouw, ingekomen op 13 juni 2023;

  • de berichten van de vrouw van 26 juni 2023 en 4 april 2024;

  • het bericht met bijlagen van de man van 19 september 2023;

  • het verweerschrift van de man van 3 oktober 2023 op het zelfstandig verzoek van de vrouw.

1.2.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 3 november 2024. Daarbij zijn verschenen:

  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;

  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;

  • de raad voor de kinderbescherming [locatie] (hierna: de raad), als adviseur, vertegenwoordigd door [persoon A] .

2De vaststaande feiten

2.1.

Partijen zijn met elkaar gehuwd te Damascus, Syrië, op [huwelijksdatum] .

2.2.

Het minderjarige kind van partijen is:

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2016 te [geboorteplaats] .

2.3.

Partijen hebben allebei de Nederlandse en Syrische nationaliteit. De vrouw is op [geboortedatum 2] 1995 geboren in [geboorteland] .

3De beoordeling

3.1.

Ingetrokken verzoeken

3.1.1.

De man heeft zijn verzoeken ten aanzien van de relatieve bevoegdheid van deze rechtbank, het hoofdverblijf van de minderjarige en de verdeling ingetrokken. De rechtbank zal deze verzoeken afwijzen.

3.2.

Scheiding

3.2.1.

De vrouw verzoekt de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Zij stelt dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.

3.2.2.

De man refereert zich aan het oordeel van de rechtbank en verzoekt bij wijze van zelfstandig verzoek eveneens de echtscheiding tussen partijen uit te spreken.

Rechtsmacht en toepasselijk recht

3.2.3.

Omdat ten tijde van de indiening van het verzoekschrift de gewone verblijfplaats van ten minste één van partijen zich in Nederland bevond, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding.

3.2.4.

Op grond van artikel 10:56 BW is Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing.

Rechtsgeldigheid huwelijk

3.2.5.

De rechtbank moet eerst beoordelen of sprake is van een rechtsgeldig huwelijk voordat aan het verzoek tot echtscheiding kan worden toegekomen.

3.2.6.

Artikel 10:31 BW bepaalt dat een buiten Nederland gesloten huwelijk als zodanig wordt erkend, wanneer dat ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden. De rechter vervult daarin een actieve rol, omdat de rechtsgeldigheid van een huwelijk niet ter vrije bepaling van partijen staat.

3.2.7.

Artikel 10:31 lid 4 BW bepaalt dat een huwelijk wordt vermoed rechtsgeldig te zijn, als een huwelijksverklaring is afgegeven door een bevoegde autoriteit.

3.2.8.

In Syrië is de Wet op het Personeel Statuut van toepassing op islamitische huwelijken. Moslimhuwelijken worden in Syrië traditioneel voltrokken door een islamitische geestelijke (imam of Sheikh) in aanwezigheid van (ten minste) twee getuigen. Om een traditioneel moslimhuwelijk rechtsgeldig te maken, dient het te worden bekrachtigd door een islamitische familierechtbank (sharia-rechtbank). De vrouw heeft een vertaling van een huwelijksakte uit Syrië overgelegd waaruit volgt dat het huwelijk van partijen is bekrachtigd door de islamitische familierechtbank.

3.2.9.

Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de overgelegde huwelijksakte in beginsel kan worden aangemerkt als een huwelijksverklaring die is afgegeven door een bevoegde autoriteit. Op grond hiervan wordt het huwelijk van partijen in Syrië dan ook vermoed rechtsgeldig te zijn.

Erkenning huwelijk

3.2.10.

De volgende vraag die beantwoord moet worden, is of het huwelijk van partijen naar Nederlands recht voor erkenning in aanmerking komt.

3.2.11.

Uit artikel 10:32 BW volgt dat aan een buiten Nederland gesloten huwelijk erkenning wordt onthouden, als deze erkenning kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde en in ieder geval als een van de echtgenoten op het tijdstip van de sluiting van dat huwelijk niet de leeftijd van achttien jaar had bereikt, tenzij de echtgenoten op het moment dat erkenning van het huwelijk gevraagd wordt beiden de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt.

3.2.12.

De rechtbank constateert dat de vrouw ten tijde van de huwelijksvoltrekking de leeftijd van zeventien jaar had, zodat het huwelijk van partijen in beginsel niet voor erkenning naar Nederlands recht in aanmerking komt. De rechtbank constateert echter ook dat de vrouw inmiddels meerderjarig was bij indiening van haar verzoek tot echtscheiding. De rechtbank beschouwt dit verzoek daarom zo, dat in de eerste plaats wordt gevraagd om erkenning van het huwelijk en vervolgens wordt gevraagd dit huwelijk te ontbinden. Aan het rechtsgeldig gesloten huwelijk hoeft dus geen erkenning te worden onthouden. Het huwelijk tussen partijen wordt in Nederland dan ook als rechtsgeldig huwelijk erkend.

Ouderschapsplan

3.2.13.

Op grond van artikel 815 lid 2 Rv, voor zover hier van belang, moet een (inleidend) verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan bevatten ten aanzien van de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Omdat het ouderschapsplan in de wet is geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding heeft de rechtbank de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815 lid 6 Rv) .

3.2.14.

Door partijen is geen ouderschapsplan overgelegd. Omdat partijen voldoende hebben gemotiveerd dat het voor hen op dit moment redelijkerwijs niet mogelijk is een door beide partijen akkoord bevonden ouderschapsplan over te leggen, zal de rechtbank partijen ontvangen in hun verzoeken tot echtscheiding.

3.2.15.

De verzochte echtscheiding zal worden uitgesproken, omdat deze op de wet gegrond is.

3.3.

Verblijfplaats

3.3.1.

De vrouw verzoekt te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar zal zijn.

3.3.2.

De man verweert zich niet langer tegen het verzoek.

Rechtsmacht

3.3.3.

Omdat de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is gelegen, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 7 van de Brussel II-ter bevoegd te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige.

Toepasselijk recht

3.3.4.

De Nederlandse rechter past op grond van artikel 15 HKV 1996 Nederlands recht op het verzoek toe.

3.3.5.

Op grond van artikel 1:253a BW kunnen geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag, waaronder een geschil over de hoofdverblijfplaats, op verzoek van de ouders of één van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij een dergelijke beslissing moeten alle omstandigheden van het geval in acht worden genomen, wat er soms ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde moet zijn bij de afweging van belangen.

3.3.6.

De rechtbank beslist volgens het verzoek, omdat dit verzoek niet langer is weersproken en op de wet is gegrond. Niet is gebleken dat het belang van de minderjarige zich hiertegen verzet.

3.4.

Zorgregeling

3.4.1.

De man verzoekt bij wijze van zelfstandig verzoek een regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vast te stellen als volgt:

- voor de situatie dat de vrouw in de provincie Groningen woonachtig zal zijn, een zorgregeling waarbij de minderjarige een weekend per veertien dagen van donderdagmiddag 17:00 uur tot maandagochtend 09:00 uur bij de man zal zijn alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen.

3.4.2.

De vrouw verzoekt het verzoek van de man toe te wijzen met dien verstande dat het weekend begint op vrijdag na schooltijd en zondag om 17:00 uur eindigt, waarbij de vrouw zich in [plaats 1] dan wel [plaats 2] vestigt.

Rechtsmacht

3.4.3.

Omdat de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is gelegen, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 7 van de Brussel II-ter bevoegd te beslissen op het verzoek tot vaststelling van een zorgregeling.

Toepasselijk recht

3.4.4.

De Nederlandse rechter past op grond van artikel 15 HKV 1996 Nederlands recht op het verzoek toe.

3.4.5.

Op grond van artikel 1:253a BW kan de rechtbank op verzoek van de gezaghebbende ouders of een van hen een zorgregeling vaststellen.

3.4.6.

Partijen hebben uiteindelijk alsnog gedeeltelijk overeenstemming bereikt over de zorgregeling. De minderjarige verblijft om de week een weekend bij de man van vrijdag uit school of de BSO tot zondag 17:00 uur. De vakanties zullen in onderling overleg bij helfte worden verdeeld. De minderjarige zal voor het eerst het weekend van 8 november bij de man verblijven. De rechtbank zal de onderlinge regeling die partijen hebben getroffen opnemen in deze beschikking.

3.4.7.

Het brengen en halen van de minderjarige houdt partijen nog verdeeld. Op dit moment draagt de vrouw zorg voor het vervoer van de minderjarige van en naar Groningen conform een afspraak die partijen hebben gemaakt. De vrouw stelt voor het brengen en halen bij helfte te delen omdat de huidige verdeling te belastend is voor haar. De kosten van het vervoer komen volledig voor haar rekening terwijl zij geen kinderbijdrage van de man ontvangt. Deze kinderbijdrage heeft de vrouw ook niet verzocht omdat de man een uitkering krijgt. De vrouw werkt bovendien op vrijdag terwijl de man op dit moment niet werkt. De man voert verweer.

3.4.8.

Partijen woonden voorheen samen in Groningen. De vrouw is na het beëindigen van de relatie vanuit veiligheidsoverwegingen eerst geplaatst op een geheim adres in [plaats 1] . Zij woont inmiddels samen met de minderjarige in [plaats 2] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw verklaard dat zij zelf de keuze heeft gemaakt voor [plaats 2] omdat zij niet in dezelfde stad en in de buurt van de man wil wonen. Door deze keuze is het naar het oordeel van de rechtbank redelijk dat de vrouw een groter deel van het brengen en halen voor haar rekening neemt. Daarnaast is het voor de minderjarige belangrijk dat hij ziet dat zijn ouders samenwerken en hun bijdrage leveren aan het contact met de andere ouder. Dit aspect heeft de raad benadrukt. Gelet op voorgaande zal de rechtbank het brengen en halen als volgt verdelen. In het ene weekend brengt en haalt de vrouw de minderjarige. In het andere weekend haalt de man de minderjarige op vrijdag op uit school of de BSO en haalt de vrouw de minderjarige op zondag op in Groningen. Bijkomend voordeel is dat de man eens per vier weken de minderjarige kan ophalen vanaf de BSO of direct uit school om 14:00 uur, zodat hij meer tijd met hem kan doorbrengen. De man zal voor het eerst op vrijdag 22 november 2024 de minderjarige ophalen.

3.5.

Proceskosten

3.5.1.

Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4De beslissing

De rechtbank:

4.1.

spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, gehuwd op [huwelijksdatum] te Damascus, Syrië;

4.2.

bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vrouw zal zijn;

4.3.

neemt op de onderlinge regeling die partijen over de zorgregeling hebben getroffen, te weten:

- de minderjarige verblijft om de week een weekend bij de man van vrijdag uit school of de BSO tot zondag 17:00 uur, voor het eerst in het weekend van 8 november 2024. De vakanties zullen in onderling overleg bij helfte worden verdeeld;

4.4.

stelt vast dat het brengen en halen van de minderjarige in het kader van de in rechtsoverweging 4.3. vermelde zorgregeling als volgt wordt verdeeld;

  • in het ene weekend brengt en haalt de vrouw de minderjarige;

  • in het andere weekend (voor het eerst op vrijdag 22 november 2024) haalt de man de minderjarige op uit school of de BSO en haalt de vrouw de minderjarige op in Groningen;

4.5.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad, behalve ten aanzien van de echtscheiding;

4.6.

compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;

4.7.

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. A. Buizer, (kinder)rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. J.C. Vogel, griffier, op 13 november 2024.

Tegen deze uitspraak kan binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door partijen hoger beroep worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij het gerechtshof Den Haag. Een in eerste aanleg niet verschenen partij kan hoger beroep instellen binnen drie maanden na de betekening van deze uitspraak aan hem/haar in persoon of binnen drie maanden nadat zij op andere manier is betekend en openlijk bekend gemaakt. Het beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733