Sinds 1 april 2013 gelden nieuwe richtlijnen voor het vaststellen van de kinderalimentatie.
De berekening van de kinderalimentatie verloopt in 5 stappen. In stap 1 en 2 wordt de behoefte van de kinderen bepaald. Stap 3, 4 en 5 hebben betrekking op de draagkracht van de ouders, de kinderalimentatie en de aanvaardbaarheidstoets.
Voor de behoefteberekening is mede bepalend het netto gezinsinkomen dat werd gevormd door het netto besteedbare inkomen (NBI) van ieder van de ouders op het moment dat de samenleving als gezin werd verbroken. Het NBI wordt berekend op basis van het bruto inkomen (incl. vakantiegeld, bonussen, inkomsten uit vermogen, etc.), waarbij de bijtelling voor de auto van de zaak en eventuele fiscale voordelen in verband met de eigen woning buiten beschouwing worden gelaten.
Dit bruto inkomen wordt verminderd met de daarover verschuldigde premies en belasting en vermeerderd met alle heffingskortingen van de beide ouders. Tevens wordt het inkomen vermeerderd met het eventuele kindgebonden budget waarop recht bestond in de periode voor het verbreken van de samenwoning. Zie 3.1.a van het Rapport alimentatienormen (rechts). Eventueel wordt dit netto inkomen nog verhoogd met privéopnames uit onderneming.
Er gelden speciale regels voor een latere inkomensstijging van een van de ouders en voor ouders die niet in gezinsverband samenleefden, zie het Rapport alimentatienormen, toelichting onder 3.1.b (rechts)
Op basis van het netto gezinsinkomen wordt aan de hand van de behoeftetabel (Nibud-tabel) het eigen aandeel van de ouders (naast de kinderbijslag) in de kosten van de kinderen bepaald. Download hier de behoeftetabel. Voor een toelichting zie 3.1.b van het Rapport alimentatienormen (rechts).
Er kunnen bijzondere omstandigheden bestaan waardoor de behoeftetabel niet zonder meer kan worden toegepast:
- het kind woont in het buitenland
- er is sprake van uithuisplaatsing van een kind
- het kind is (jong-)meerderjarig, of het kind is minderjarig maar volgt reeds een vervolgopleiding, zie hier
In geval van bijzondere kosten voor een kind kan reden bestaan om het tabelbedrag te corrigeren, bijvoorbeeld bij bijzondere, extra hoge kosten, zie 3.1.d van het Rapport alimentatienormen (rechts). Dit geldt ook voor hoge oppaskosten of kosten kinderopvang.
Op het eigen aandeel van de ouders volgens de tabel wordt het kindgebonden budget dat na de beëindiging van de samenleving zal worden ontvangen door de ouder bij wie het kind de hoofdverblijfplaats heeft, in mindering gebracht. Met ingang van 1-1-2015 behoort daartoe ook de alleenstaande-ouderkop die eventueel onderdeel uitmaakt van het kindgebonden budget. Hetgeen resteert is de behoefte van de kinderen. Zie 3.1.c van het Rapport alimentatienormen.
Voor stap 3 (vaststelling draagkracht) zie hier.
Zie verder: