Rechtbank Den Haag 19-08-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:8661

Datum publicatie22-08-2019
ZaaknummerC/09/578243 JE RK 19-1951
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Zittingsplaats's-Gravenhage
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; 1:263 e.v. BW Aanwijzing GI;
Meerderjarigenbescherming; Wvggz/Wzd (BOPZ)
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Bekrachtiging schriftelijke aanwijzing met dwangsom. Moeder wil niet meewerken aan uitvoering omgang tussen vader en kind in het weekend van 24/08/19 en is (inmiddels) met kind op vakantie gegaan. Rb rekent het moeder aan dat zij zich wederom eenzijdig bepalend heeft opgesteld met alle schadelijke gevolgen van dien voor ontwikkeling kind. Bij (vakantie)planning moeten afspraken rond omgangsrecht kind en vader worden gerespecteerd . Voor eenzijdige afwijking daarvan is geen plaats. Toewijzing dwangsom (€400) voor elke dag.

Volledige uitspraak


Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd & Bopz

Zaaksgegevens: C/09/578243 / JE RK 19-1951

Datum uitspraak: 19 augustus 2019

Beschikking van de kinderrechter Bekrachtiging schriftelijke aanwijzing

in de zaak naar aanleiding van het op 6 augustus 2019 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),

betreffende:

- [minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[vader] ,

hierna te noemen: de vader,

wonende te [woonplaats] ;

[moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,

wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:

- het verzoek van de gecertificeerde instelling, met bijlagen;

- stukken, kort voor de zitting overgelegd door de advocaat van de moeder, te weten:

- afdrukken van mailwisselingen tussen de moeder, haar advocaat, de gezinsvoogd en de vader, van 15 augustus 2019, 16 augustus 2019;

- een bundel van 22 pagina’s met afdrukken van communicatie tussen de gezinsvoogd, de moeder, de vader, mevrouw [A] en mevrouw [B] van Coach-Point B.V.

Op 19 augustus 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:

- mevrouw [C] namens de gecertificeerde instelling;

- de advocaat van de moeder, mr. J.I. Dirkx.

Opgeroepen en niet verschenen zijn:

- de vader en de moeder.

Feiten

- De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd.

- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.

- [minderjarige] verblijft feitelijk bij de moeder.
-De gecertificeerde instelling heeft moeder op 27 juli 2018 een schriftelijke aanwijzing gegeven ertoe strekkende dat zij haar medewerking verleent aan de omgang tussen [minderjarige] en de vader.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 10 september 2018 voornoemde schriftelijke aanwijzing bekrachtigd en aan moeder een dwangsom van €200,00 opgelegd voor iedere keer dat zij niet meewerkt aan in de aanwijzing opgenomen contactmoment tussen de vader en [minderjarige] totdat een maximum van €10.000,- is bereikt.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 november 2018 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 22 november 2018 tot 22 november 2019.
- De gecertificeerde instelling heeft op 10 juli 2019 een schriftelijke aanwijzing gegeven, ertoe strekkend dat de moeder ervoor dient zorg te dragen dat de omgang tussen [minderjarige] en haar vader in het weekend van 24 augustus 2019 doorgang kan vinden.

Verzoek en verweer

De gecertificeerde instelling heeft verzocht voornoemde schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen en daarbij een dwangsom op te leggen van €400,- voor elke dag dat de aanwijzing niet wordt gevolgd.

Het verzoek is kort gezegd als volgt gemotiveerd.

De moeder heeft de eerdere schriftelijke aanwijzing niet voldoende opgevolgd en de door de rechter opgelegde dwangsom bij het niet naleven van de omgangsmomenten betaald. Pas nadat aan de ouders was doorgegeven dat een verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] zou worden ingediend kon uiteindelijk (door Coachpoint) een opbouwschema voor de omgang van [minderjarige] met vader worden overeengekomen en vastgeteld.

Volgens dat schema betreft 24 augustus 2019 een weekenddag waarin omgang zou plaatsvinden. De moeder heeft daarna bericht dat zij in dat weekend met [minderjarige] op vakantie zal zijn zodat de omgang tussen [minderjarige] en de vader die dag niet kan doorgaan.

De moeder heeft voorts bericht dat zij de omgang wil aanpassen aan wat voor [minderjarige] haalbaar is, en dat de vader daar niet mee akkoord ging en dat zij bij haar vakantieplanning met meer mensen rekening moet houden dan alleen met de vader. Ze is van plan om –als er een dwangsom wordt opgelegd- deze te betalen.
Volgens gecertificeerde instelling is de situatie zorgelijk en bestaat er twijfel bestaat of de moeder het belang inziet van de omgang tussen de vader en [minderjarige] en daar echt aan wil meewerken. Ook het omgangsweekend van 10 augustus is niet goed verlopen. In de opbouw van de omgang moet continuïteit bestaan. De ontwikkeling van [minderjarige] komt in gevaar als zij optimaal niet kan profiteren van het contact met haar vader.

De gecertificeerde instelling ziet dat de dwangsom die eerder is opgelegd, niet het beoogde effect heeft gehad om de moeder ertoe te bewegen de omgang tussen [minderjarige] en de vader te laten plaatsvinden. Daarom wordt nu oplegging verzocht van een hogere dwangsom van €400,- per dag in het weekend van 24 augustus dat de aanwijzing niet wordt gevolgd.

De gecertificeerde instelling heeft nog toegelicht, dat met moeder de gevolgen van haar keuze zijn besproken, hetgeen als vooraankondiging te gelden. Moeder wist dus wat de gevolgen zouden zijn en dat er bezwaar bestond tegen haar reisplan.

De advocaat van de moeder heeft primair heeft hij verzocht het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, omdat nergens uit blijkt dat de aanwijzing eerst aan de moeder is aangekondigd. Bovendien voldoet de oproeptermijn niet aan de formele vereisten en is de tijd tussen oproep en zitting te kort geweest om de zaak goed voor te kunnen bereiden.

Verder heeft de advocaat afwijzing van het verzoek bepleit. De raadsman heeft aangevoerd dat de moeder niet weigerachtig is, zoals de gecertificeerde instelling schetst, maar meer gedegen onderzoek wil om te bezien hoe zij en de vader in het belang van [minderjarige] in rustiger vaarwater kunnen komen. Moeder vindt dat nu te snel de frequentie van de omgang wordt verhoogd en vraagt zich af of het in het belang van [minderjarige] is dat de moeder wordt gepusht om aan een snellere opbouw mee te werken. Zij heeft de vader om toestemming gevraagd om met [minderjarige] op vakantie te zijn in de tijd dat hij volgens de regeling omgang zou hebben. Vader gaf daarvoor geen toestemming en de moeder heeft nog gekeken of het mogelijk was om een andere oplossing te vinden, hetgeen niet het geval bleek.

Beoordeling

Ten aanzien van de ontvankelijkheid.

De kinderrechter overweegt dat de aanwijzing op goede gronden tot stand is gekomen en dat met de moeder is besproken voordat de aanwijzing op schrift werd gesteld, wat van haar verwacht werd en wat de gevolgen zouden zijn als zij toch op vakantie ging. Moeder was bekend met het feit dat reeds eerder een schriftelijke aanwijzing met betrekking tot de omgang tussen de vader en [minderjarige] was gegeven én ze was akkoord gegaan met het het opbouwschema. De moeder wist dus dat ze de aanwijzing kon verwachten. Hoewel de oproeptermijn voor de zitting, iets korter dan een week was, zijn er redenen die deze kortere termijn rechtvaardigen omdat een beslissing op het verzoek werd verlangd voordat het beoogde omgangsmoment (24 augustus a.s.) zou plaatsvinden. Moeder was al langere tijd op de hoogte van het feit dat in dit weekend omgang met vader zou moeten plaatsvinden –en was hier in eerste instantie ook meer akkoord gegaan-, wist dat vader geen toestemming had gegeven om van de regeling af te wijken en ook dat de gecertificeerde instelling met het verzoek om de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen (met verhoging van de dwangsom) wilde bereiken dat de omgang desondanks zou plaatsvinden. Zij heeft bovendien overleg met haar advocaat gehad en heeft stukken, ziende op het verweer overgelegd. Het is niet gebleken dat de moeder door de iets kortere oproeptermijn in haar belangen is geschaad. De gecertificeerde instelling is ontvankelijk in haar verzoek.

Ten aanzien van het verzoek inhoudelijk

Op grond van de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting moet naar het oordeel van de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing worden bekrachtigd.

De kinderrechter stelt vast dat de moeder geen medewerking wenst te verlenen aan de uitvoering van de regeling voor de omgang tussen vader en [minderjarige] in het komende weekend van 24 augustus 2019 en dat zij (inmiddels) met [minderjarige] op vakantie is gegaan. Naar het oordeel van de kinderrechter past de schriftelijke aanwijzing binnen het doel van de ondertoezichtstelling om bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] weg te nemen. [minderjarige] wordt in haar ontwikkeling bedreigd als haar niet of onvoldoende de kans wordt geboden door de moeder om een band met haar vader te ontwikkelen.

In overleg met Coachpoint is een omgangsregeling vastgesteld waaraan de vader en de moeder hebben toegezegd te zullen meewerken. Van deze regeling kan alleen worden afgeweken bij een akkoord tussen vader en moeder. De moeder wist, mede door de eerdere schriftelijke aanwijzing, de omgang betreffende –en de bekrachtiging daarvan waarbij een dwangsom was opgelegd- dat haar weigering om de omgang in het weekend van 24 augustus te laten plaatsvinden het verbeuren van een –hogere- dwangsom tot gevolg zou kunnen hebben.

De kinderrechter rekent het de moeder aan dat zij zich wederom eenzijdig bepalend heeft opgesteld met alle schadelijke gevolgen van dien voor de ontwikkeling van [minderjarige] .

De moeder moet zich net als de vader ervoor inspannen dat zij bij haar (vakantie)planning de afspraken respecteert die zijn gemaakt om het omgangsrecht van [minderjarige] en de vader realiseren. Voor eenzijdige afwijking daarvan is in het belang van [minderjarige] geen plaats.

De kinderrechter acht het in het belang van [minderjarige] dat de omgang plaatsvindt en dat de moeder zich onvoorwaardelijk voegt naar de overeengekomen regeling daarvoor. Alleen op die manier zal de moeder kunnen tonen dat zij het belang van contactgroei tussen [minderjarige] en de vader echt serieus neemt, waardoor de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] kan afnemen.

De kinderrechter is daarom ook van oordeel dat de verzochte dwangsom bij niet nakoming van de aanwijzing moet worden toegewezen, voor elke dag in het weekend van 24 augustus 2019 dat [minderjarige] volgens de afgesproken regeling omgang met de vader moet hebben maar niet bij hem is omdat de moeder zich daarvoor onvoldoende heeft ingespannen.

Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:

bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van 10 juli 2019;

legt op aan de moeder een dwangsom van € 400,- voor iedere dag dat zij de aanwijzing, ziende op het weekend van 24 augustus 2019 niet nakomt;

verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;

Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2019 door mr. H.J.M. Smid-Verhage, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.A.W. Hoefnagels als griffier.

De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 21 augustus 2019.

Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen deze beslissing geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733