Rechtbank Rotterdam 26-05-2020, ECLI:NL:RBROT:2020:5176

Datum publicatie15-06-2020
ZaaknummerC/10/590357 / KG ZA 20-76
ProcedureKort geding
ZittingsplaatsRotterdam
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Dwangsom bij omgang;
Familieprocesrecht; Kort geding art. 254 Rv; Proceskosten;
Jeugdbescherming / Jeugdwet
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Gedurende ruim een jaar na uitspraak is er door Jeugdbescherming op aangestuurd dan wel in meegegaan dat omgang met vader niet plaatsvindt, anders dan door rb is beslist. Daarmee legt Jeugdbescherming de uitspraak in feite naast zich neer en plaatst zij haar eigen oordeel boven dat vd rechterlijke macht. Volgt veroordeling vrouw en Jeugdbescherming tot medewerking aan en uitvoering (zeer concreet gepreciseerde) omgangsregeling, met oplegging dwangsom aan vrouw en veroordeling vrouw in proceskosten.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie

Zittingsplaats Rotterdam

zaaknummer / rolnummer: C/10/590357 / KG ZA 20-76

Vonnis in kort geding van 26 mei 2020

in de zaak van

[naam man] ,

wonende te [woonplaats man] ,

eiser,

advocaat mr. D.W.M. de Haan te Oosterhout (NB)

t e g e n

[naam vrouw] ,

wonende te [woonplaats vrouw] ,

gedaagde 1,

advocaat mr. O.Surquin te Arnhem

e n

de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

gevestigd te Den Haag,

gedaagde 2,

advocaat mr. E.M. de Lange te Den Haag.

Partijen zullen hierna de man, de vrouw, respectievelijk de jeugdbescherming genoemd worden.

1. De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding met producties van de man;

  • de aanvullende producties van de man;

  • de brief met bijlagen van jeugdbescherming, ingekomen op 12 mei 2020.

1.2.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 mei 2020.

Bij die gelegenheid zijn gehoord:

- de man, bijgestaan door zijn advocaat;

- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. O. Surquin;

- de jeugdbescherming, vertegenwoordigd door [naam persoon 1] , bijgestaan door advocaat mr. E.M. de Lange;

- de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam persoon 2] .

1.3.

De advocaat van de man heeft pleitnotities overgelegd maar deze heeft zij niet (integraal) voorgedragen. De voorzieningenrechter zal deze pleitnotities om die reden buiten beschouwing laten, waarbij wordt opgemerkt dat hetgeen door de advocaat van de man ter zitting naar voren is gebracht in de beoordeling wordt betrokken.

1.4.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1.

Uit de vrouw is geboren de minderjarige:

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2012 te [geboorteplaats minderjarige] (hierna: [voornaam minderjarige] ).

2.2.

De man heeft [voornaam minderjarige] erkend.

2.3.

De vrouw voert van rechtswege alleen het gezag uit over [voornaam minderjarige] .

2.4.

Bij beschikking van deze rechtbank van 30 november 2018 is [voornaam minderjarige] onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west, gevestigd te Dordrecht, met ingang van 30 november 2018 tot 30 november 2019.

2.5.

Bij beschikking van deze rechtbank van 21 december 2018 is het verzoek van de man tot gezamenlijk gezag afgewezen en een omgangsregeling bepaald waarbij de man in ieder geval één middag per vier weken in de gelegenheid wordt gesteld begeleid contact te hebben met [voornaam minderjarige] , waarbij tijdstippen, duur, aantal, frequentie en inhoud van de contacten worden bepaald in overleg met de gezinsvoogd.

2.6.

Bij beschikking van deze rechtbank van 22 november 2019 is de ondertoezicht-stelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 30 november 2019.

3. Het geschil

3.1.

De man vordert:

voor wat betreft de vrouw:

I. haar te veroordelen volledige en feitelijke medewerking te verlenen aan de beschikking van 21 december 2018, inhoudende een omgangsregeling waarbij de man in ieder geval één middag per vier weken in de gelegenheid wordt gesteld begeleid contact te hebben met [voornaam minderjarige] en wel concreet de omgang één middag per vier weken (vierde vrijdag van de maand) te laten plaatsvinden bij Jeugdbescherming west, locatie [naam locatie] , onder begeleiding van de jeugdbeschermer, dan wel een andere medewerker van

Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;

II. haar te verbieden [voornaam minderjarige] onder behandeling van een psycholoog te stellen om de omgang te starten;

III. te bepalen dat de vrouw aan de man een direct opeisbare dwangsom verbeurt van € 500,= voor iedere dag/afspraak, of gedeelte daarvan, dat zij met het onder I en II gevorderde in gebreke blijft, althans een door u in goede justitie te bepalen dwangsom, met een maximum van € 50.000,-, althans een door u in goede justitie te bepalen maximum;

IV. met veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure.

voor wat betreft de jeugdbescherming:

V. haar te veroordelen tot volledige medewerking en uitvoering aan het onder I. gevorderde;

VI. haar te verbieden medewerking te verlenen aan het traject bij een psycholoog;

VII. te bepalen dat jeugdbescherming aan de man een direct opeisbare dwangsom verbeurt

van € 500,= voor iedere dag/afspraak, of gedeelte daarvan, dat zij met het onder V. gevorderde in gebreke blijft, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom, met een maximum van € 50.000, althans een in goede justitie te bepalen maximum;

VIII. met veroordeling van jeugdbescherming in de kosten van deze procedure.

3.2.

De vrouw en jeugdbescherming voeren gemotiveerd verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

4.1.

Ingetrokken vorderingen

4.1.1.

De man heeft tijdens de mondelinge behandeling de vorderingen onder II, VI, VII en VIII ingetrokken. De voorzieningenrechter zal deze vorderingen niet meer behandelen.

4.2.

Vordering in reconventie

4.2.1.

De voorzieningenrechter zal de jeugdbescherming in haar tijdens de mondelinge behandeling ingestelde vordering in reconventie niet-ontvankelijk verklaren, omdat zij niet binnen 24 uur vóór de zitting het instellen van de eis in reconventie aan partijen en de rechtbank heeft medegedeeld en de vordering niet schriftelijk heeft ingediend. Hierdoor is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 136 , juncto 254 Rv en zijn de eisen van een goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor geschonden.

4.3.

Spoedeisend belang

4.3.1.

Omdat vaststaat dat de bij voornoemde beschikking van 21 december 2018 vastgestelde zorgregeling niet wordt nagekomen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter zal overgaan tot de materiële beoordeling van het gevorderde.

4.4.

Omgangsregeling

4.4.1.

De voorzieningenrechter overweegt het volgende.

4.4.2.

De huidige omgangsregeling is op 20 december 2018 vastgesteld door deze rechtbank, waarbij de jeugdbescherming is aangewezen om de omgang tussen de man en [voornaam minderjarige] te begeleiden. Gebleken is dat de vastgestelde regeling niet wordt uitgevoerd. De man heeft [voornaam minderjarige] , behalve éénmalig op 13 maart 2020, niet gezien.

4.4.3.

Een rechterlijke uitspraak ter zake omgang dient in beginsel door alle partijen te worden nageleefd. Dit kan slechts anders zijn indien na de uitspraak is gebleken dat bij de beslissing van onjuiste feiten is uitgegaan dan wel indien na de uitspraak de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat onverkorte nakoming van de uitspraak strijdig is met de belangen van de minderjarige.

4.4.4.

De voorzieningenrechter acht het met de raad zorgelijk dat er geruime tijd geen omgang heeft plaatsgevonden tussen de man en [voornaam minderjarige] , terwijl vaststaat dat het in het belang van [voornaam minderjarige] is om zijn vader op structurele basis te kunnen zien en het ontbreken hiervan schadelijk is voor zijn ontwikkeling. Het is dan ook belangrijk dat de omgangsregeling zoals vastgesteld in de beschikking van 20 december 2019 thans alsnog wordt opgestart. Dat het tot op heden door allerlei omstandigheden niet is gelukt, is geen reden voor het opschorten van die regeling. De rechtbank heeft reeds bepaald dat de omgang begeleid zal worden door de gezinsvoogd om de veiligheid van het contact te waarborgen. Aanvullend opgeworpen eisen zijn geen voorwaarde voor het uitvoeren van de vastgestelde regeling.

4.4.5.

Tijdens de behandeling is een vanuit de jeugdbescherming ingebracht voorstel tot het opstarten van de omgangsregeling met partijen besproken. De man wenst deze concrete planning vast te leggen. De vrouw is het in beginsel eens met het volgen van dit voorstel, maar wenst de regeling op een vrijblijvendere wijze vast te leggen, in die zin dat er na elk contact een evaluatie plaatsvindt en indien nodig aanpassingen worden gemaakt. De raad acht het noodzakelijk het voorgestelde omgangstraject te bekrachtigen met een dwangsom. Ondanks dat meerdere instanties hebben vastgesteld dat er omgang moet zijn tussen de man en [voornaam minderjarige] en er een ondertoezichtstelling is om dit te begeleiden, is er sinds het uiteengaan van partijen slechts tweemaal omgang geweest. Er worden steeds allerlei zaken naar voren geschoven, waardoor de omgang niet tot stand komt. Ook bemoeienis vanuit het netwerk van de vrouw bemoeilijkt het proces aanzienlijk. De raad benadrukt dat ouders de verantwoordelijkheid in deze bij zichzelf dienen te houden.

Afgesproken is dat het eerste contact tussen de man en [voornaam minderjarige] voor de duur van 45 minuten zal plaatsvinden op 22 mei 2020 op het kantoor van Jeugdbescherming west locatie Dordrecht. De vrouw heeft toegezegd hieraan mee te zullen werken. Voorts is besproken dat het niet uitmaakt of de vrouw zelf of een door haar gekozen persoon uit haar netwerk de minderjarige brengt en ophaalt, zolang diegene maar ruimschoots op tijd weg is en niet aanwezig is bij de omgang.

4.4.6.

Jeugdbescherming voert tegen de vordering onder V. nog aan dat deze vordering dient te worden afgewezen, omdat jeugdbescherming slechts een inspanningsverplichting heeft, waaraan is voldaan.

Het verweer van jeugdbescherming faalt en daartoe wordt als volgt overwogen. Al zijn er in 2020 positieve stappen gezet in de regie vanuit jeugdbescherming, dit laat onverlet dat in weerwil van de beschikking, die is gegeven op 20 december 2018, gedurende ruim een jaar

erop is aangestuurd dan wel erin mee is gegaan dat de omgang onder begeleiding niet plaatsvindt of wordt opgebouwd anders dan door de rechtbank is beslist. Daarmee legt jeugdbescherming de uitspraak in feite naast zich neer en plaatst zij haar eigen oordeel daarmee boven dat van de rechterlijke macht. Niet valt in te zien op basis waarvan jeugdbescherming boven de wet geplaatst zou moeten worden. Jeugdbescherming dient de beslissingen te respecteren en na te komen.

Op grond van het vorenstaande dient Jeugdbescherming de beschikking na te komen en ligt de vordering voor toewijzing gereed.

4.4.7.

De voorzieningenrechter zal op grond van het hiervoor overwogene de vordering onder I. en V. toewijzen, conform het tijdens de mondelinge behandeling besproken opbouwschema omdat dit in het belang van [voornaam minderjarige] wordt geacht. Gezien de tussen partijen vaststaande afspraak voor de start van de omgang op 22 mei 2020 en de datum van dit vonnis, zal de omgangsregeling in het dictum worden vastgelegd vanaf het eerstvolgende geplande contact daarna, namelijk 19 juni 2020.

4.5.

Dwangsom

Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is niet aannemelijk dat de vrouw de te geven beslissing zonder meer zal nakomen, zodat er aanleiding bestaat een dwangsom als stimulans tot naleving van de te geven beslissing op te leggen. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.

4.6.

Proceskosten

4.6.1.

De voorzieningenrechter zal de vrouw veroordelen in de kosten van de procedure. Tussen partijen zijn al vele procedures gevoerd. Er is een eindbeschikking betreffende de zorgregeling gewezen op 28 december 2018. Partijen dienen deze beschikking onvoorwaardelijk na te komen. Het is niet aan de vrouw om keer op keer de zorgregeling ter discussie te stellen zonder gegronde reden en aan het verblijf van [voornaam minderjarige] bij de man aanvullende voorwaarden te stellen.

De kosten aan de zijde van de man worden begroot op:

- dagvaarding € 83,38

- info NHR € 1,71

- opslag BTW € 17,87

- betaald griffierecht € 83,00

- in debet gesteld griffierecht 291,00

- salaris advocaat 633,00

Totaal € 1.109,96

5. De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

veroordeelt de vrouw tot volledige en feitelijke medewerking aan de beschikking van 21 december 2018, inhoudende een omgangsregeling waarbij de man in ieder geval één middag per vier weken in de gelegenheid wordt gesteld begeleid contact te hebben met [voornaam minderjarige] en wel concreet bij Jeugdbescherming west, locatie [naam locatie] , onder begeleiding van de jeugdbeschermer, dan wel een andere medewerker van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, met een opbouw als volgt:

-22 mei 2020 (45 min.) op het kantoor van Jeugdbescherming;

-19 juni 2020 (60 min.) op het kantoor van Jeugdbescherming;

-17 juli 2020 (90 min.) op het kantoor van Jeugdbescherming;

-14 augustus 2020 (120 min.) op het kantoor van Jeugdbescherming;

-28 augustus 2020 een tussentijdse evaluatie waarin wordt bezien hoe de begeleiding verder vorm en inhoud kan worden gegeven en of het mogelijk is om de omgang van [voornaam minderjarige] bij de man thuis te laten plaatsvinden;

-11 september 2020 (minimaal 120 min.);

-9 oktober 2020 (minimaal 120 min.);

-6 november 2020 (minimaal 120 min.).

5.2.

veroordeelt jeugdbescherming tot volledige medewerking en uitvoering aan

de beschikking van 21 december 2018, inhoudende een omgangsregeling waarbij

de man in ieder geval één middag per vier weken in de gelegenheid wordt gesteld

begeleid contact te hebben met [voornaam minderjarige] en wel concreet bij Jeugdbescherming west, locatie [naam locatie] , onder begeleiding van de jeugdbeschermer, dan wel een andere medewerker van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, met een opbouw als volgt:

-22 mei 2020 (45 min.) op het kantoor van Jeugdbescherming;

-19 juni 2020 (60 min.) op het kantoor van Jeugdbescherming;

-17 juli 2020 (90 min.) op het kantoor van Jeugdbescherming;

-14 augustus 2020 (120 min.) op het kantoor van Jeugdbescherming;

-28 augustus 2020 een tussentijdse evaluatie waarin wordt bezien hoe de begeleiding verder vorm en inhoud kan worden gegeven en of het mogelijk is om de omgang van [voornaam minderjarige] bij de man thuis te laten plaatsvinden;

-11 september 2020 (minimaal 120 min.);

-9 oktober 2020 (minimaal 120 min.);

-6 november 2020 (minimaal 120 min.).

5.3.

veroordeelt de vrouw om aan de man een dwangsom te betalen van € 500,- per dag of dagdeel dat de vrouw niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,- is bereikt;

5.4.

veroordeelt de vrouw in de proceskosten, aan de zijde van de man tot op heden begroot op € 1.109,96 ;

5.5.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.6.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef en in het openbaar uitgesproken door mr. H. Mol op 26 mei 2020.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733