Datum publicatie | 08-02-2021 |
Zaaknummer | 200.279.798/01 |
Procedure | Hoger beroep |
Zittingsplaats | Leeuwarden |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | Kinderen; Gezag; Overig; Straatverbod/contactverbod/huiselijk geweld |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie
Huiselijk geweld factor waarmee rechter rekening moet houden bij beslissingen over gezag en omgang. Bij beslissing over kinderen staat belang kind voorop. Ook belang verzorgende ouder moet worden meegenomen. Vaak zijn deze belangen niet te onderscheiden. Wanneer belangen verzorgende ouder worden geschaad door andere ouder, zal dit ook schadelijke gevolgen hebben voor kind. Vader terecht gezag ontnomen resp. recht op omgang en informatie ontzegd. Art.1:247 lid 2 BW, art. 3 IVRK en Verdrag van Istanbul.
Volledige uitspraak
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.279.798/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 188345)
beschikking van 21 januari 2021
in de zaak van
[verzoeker] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [A] te [B] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. A. Mulder te Groningen,
en
[verweerster] ,
wonende te [C] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. A. Atema te Groningen.
1Hoe is de procedure bij de rechtbank geweest?
Het hof verwijst hiervoor naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen (hierna: de rechtbank), van 31 maart 2020, uitgesproken onder bovenstaand zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).
2Hoe is de procedure in hoger beroep gegaan?
Het hof heeft de volgende stukken in het dossier:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 10 juni 2020;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht van mr. Mulder van 23 juni 2020 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Mulder van 3 juli 2020 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Mulder van 24 augustus 2020 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Mulder van 7 december 2020 met productie(s).
De mondelinge behandeling was op 7 januari 2020. De vrouw is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. De man is, met bericht vooraf, niet op de zitting gekomen. Namens de man is zijn advocaat verschenen.
3. De feiten
Partijen zijn de ouders van:
- [de meerderjarige1] (hierna: [de meerderjarige1] ), geboren [in] 1997,
- [de meerderjarige2] (hierna: [de meerderjarige2] ), geboren [in] 2002,
- [de minderjarige1] (hierna: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2012.
Tot aan de bestreden beschikking hadden partijen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de toen nog minderjarige kinderen [de meerderjarige2] en [de minderjarige1] .
Bij beschikking van 7 mei 2019 heeft de rechtbank tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. Het huwelijk van partijen is op 18 juni 2019 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
Bij vonnis van 18 februari 2020 is de man wegens poging tot doodslag van de vrouw, mishandeling van twee hulpverleners en vernieling van de auto van de vrouw, alles op 12 juli 2019, door de rechtbank veroordeeld tot een onvoorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren. Daarnaast heeft de rechtbank de man een dadelijk uitvoerbaar contactverbod opgelegd dat inhoudt dat de man zich dient te onthouden van direct en indirect contact met de vrouw gedurende drie jaren. In hoger beroep is de man bij arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden van 3 september 2020 voor dezelfde feiten veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en is de man een contactverbod met de vrouw en een gebiedsverbod op het adres van de vrouw opgelegd, beiden van drie jaren.
4De omvang van het geschil
[de meerderjarige2] is in de loop van deze procedure ( [in] 2020) meerderjarig geworden en de man heeft zijn hoger beroep voor zover dit [de meerderjarige2] betreft op de zitting ingetrokken.
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, het gezamenlijk gezag van partijen over [de meerderjarige2] en [de minderjarige1] beëindigd en bepaald dat het gezag over hen voortaan alleen aan de vrouw toekomt. Daarnaast heeft de rechtbank de man het recht op omgang met de [de meerderjarige2] en [de minderjarige1] ontzegd en bepaald dat de wettelijke informatie- en consultatieplicht van de vrouw jegens de man voortaan buiten toepassing blijft. De rechtbank heeft de beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De man is met één grief in hoger beroep gekomen van de beschikking van 31 maart 2020. Hij verzoekt het hof de bestreden beschikking voor zover het de beslissingen over het gezag, de omgang en de informatie- en consultatieverplichting voor [de minderjarige1] betreft te vernietigen en opnieuw beslissende te bepalen dat het gezamenlijk gezag van partijen over [de minderjarige1] in stand blijft en dat de man recht op omgang heeft met [de minderjarige1] dan wel een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.
De vrouw voert verweer en zij verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5De motivering van de beslissing
Wat vindt het hof in deze zaak van groot belang om bij de beslissing rekening mee te houden?
Bij het nemen van een beslissing over kinderen staat het belang van het kind voorop (artikel 3 Verdrag inzake de rechten van het Kind) . Ook het belang van de verzorgende ouder van het kind moet door de rechter worden meegenomen bij het nemen van een beslissing. Vaak zijn deze belangen niet te onderscheiden. Wanneer de belangen van de verzorgende ouder worden geschaad door de andere ouder, met als gevolg dat de verzorgende ouder lichamelijke of psychische schade oploopt, zal dit namelijk ook schadelijke gevolgen hebben voor het kind. Het kind is immers, om zich op een gezonde en evenwichtige manier te kunnen ontwikkelen, afhankelijk van het welzijn en welbevinden van deze ouder.
In deze zaak heeft de man zich schuldig gemaakt aan zeer ernstig geweld tegen de vrouw. Hij heeft geprobeerd haar om het leven te brengen. Zoals blijkt uit het strafvonnis van de rechtbank heeft de man de vrouw met zijn vuisten vol op het lichaam en in het gezicht geslagen en meermalen met de hak van zijn schoen tegen haar hoofd geschopt terwijl zij op de grond lag. Het hof vermeldt in het strafarrest dat de man de vrouw volslagen ontremd en op een uiterst gewelddadige manier heeft mishandeld in het bijzijn van hulpverleners. De vrouw heeft hierdoor levensbedreigend schedel-/hersenletsel opgelopen met blijvende restverschijnselen. Zou het geweld zijn voortgegaan, dan zou dit onmiskenbaar tot de dood van de vrouw hebben geleid. Slechts door het ingrijpen van de hulpverleners is de vrouw niet overleden. Twee hulpverleners zijn ook door de man mishandeld, aldus het hof. De vrouw heeft enige tijd in coma gelegen en heeft langdurig moeten revalideren. De vrouw heeft hierdoor ook een psychisch trauma opgelopen. Zij is nog steeds bang voor de man en wil vanaf het moment dat hij op vrije voeten komt een civielrechtelijk contactverbod aanvragen.
Het geweld door de man merkt het hof aan als (ex)partnergeweld/huiselijk geweld ook al is het gepleegd in het gebouw van jeugdzorg. 1
Van (ex)partnergeweld zijn ook kinderen slachtoffer, ook wanneer zij niet getuige waren van het geweld. Zij kunnen op allerlei manieren merken van het geweld en geconfronteerd worden met de gevolgen ervan. Bijvoorbeeld bij verwondingen van de ouder en, zoals hier, het in levensgevaar zijn van de ouder en vervolgens de ziekenhuisopname en het revalidatietraject. 2 Toen dit allemaal gebeurde was [de minderjarige1] een jongen van net 7 jaar. Dit is een leeftijd waarop een kind nog sterk afhankelijk is van de zorg van de verzorgende ouder, zodat hij niet alleen feitelijk maar ook emotioneel langdurig is belast met de gevolgen van het door de man gepleegde geweld tegen de vrouw.
De vrouw en [de minderjarige1] hebben recht op veiligheid en rust, en recht op bescherming hiervan door de overheid en de rechter.
Internationaal recht over huiselijk geweld en familierecht
Op 1 maart 2016 is in Nederland in werking getreden het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (hierna: Verdrag van Istanbul). Dit is een mensenrechtenverdrag waarin aan de overheid verplichtingen worden opgelegd om geweld tegen vrouwen te voorkomen en te bestrijden, en wordt aandacht besteed aan de maatregelen die nodig zijn voor de opvang en bescherming van slachtoffers van geweld tegen vrouwen en van huiselijk geweld.
In de memorie van toelichting bij de goedkeuring van het Verdrag van Istanbul 3 staat bij artikel 2 lid 2 dat het verdrag van toepassing is op alle slachtoffers van huiselijk geweld, dus ook mannen en kinderen. In dezelfde memorie van toelichting staat bij artikel 31 (over voogdij, omgangsregeling en veiligheid) dat ingevolge het eerste lid van artikel 31 Verdragspartijen wetgevende of andere maatregelen moeten nemen teneinde te waarborgen dat bij de vaststelling van de voogdij en omgangsregeling voor kinderen rekening wordt gehouden met gevallen van geweld die vallen onder de reikwijdte van het Verdrag. Het tweede lid van artikel 31 verplicht Verdragspartijen te waarborgen dat de uitvoering van een omgangsregeling of de voogdij niet ten koste gaat van de rechten en de veiligheid van het slachtoffer of de kinderen.
In de Nederlandse wetgeving op het gebied van gezag en omgang wordt niet expliciet genoemd dat geweld tegen vrouwen/mannen of huiselijk geweld een factor is waarmee de rechter rekening houdt bij het nemen van zijn beslissing, maar vanzelfsprekend is dat de Nederlandse rechter dat wel (expliciet) moet (gaan) doen; de veiligheid van de ouder en het kind zal centraal moeten staan bij de beslissing of bijvoorbeeld een omgangsregeling in het belang van het kind is, of dit nu in onderling overleg tussen de ouders samen met de jeugdzorg wordt besloten of door de rechter. Voor het hof betekent dit dat het bij de beslissing in deze zaak er rekening mee zal houden dat de rechten en de veiligheid van de vrouw en [de minderjarige1] gewaarborgd zijn.
Wat is het oordeel van het hof ?
* gezag
5.5 Het hof vindt dat de rechtbank een juiste beslissing heeft genomen door het gezamenlijk gezag te beëindigen. Het hof neemt deze beslissing en de overwegingen over en voegt daar het volgende aan toe. De man heeft in hoger beroep geen andere of nieuwe omstandigheden aangevoerd dan in eerste aanleg. De veroordeling waarover toen nog een hoger beroep liep is in dit hoger beroep in stand gelaten. De man heeft als voornaamste bezwaar tegen de beslissing over het gezag aangevoerd dat hij vindt dat er een uitgebreid onderzoek (door de raad voor de kinderbescherming) moet worden gedaan voordat hierover een beslissing kan worden genomen. Daarmee stelt de man zich naar het oordeel van het hof op het standpunt dat pas na een uitgebreid onderzoek duidelijk kan worden of van de vrouw al dan niet kan worden gevergd om met de man te gaan overleggen en beslissen over opvoedingskwesties rond [de minderjarige1] , en wat de behoeften van [de minderjarige1] zijn richting zijn vader. Het hof vindt dat hiervoor nader onderzoek niet nodig is. Mede gelet op wat de vrouw gemotiveerd heeft aangevoerd over het trauma wat de man haar heeft aangedaan en dat zij nog steeds bang voor hem is, is het voor het hof zonder meer aannemelijk dat van de vrouw niet kan worden gevergd om samen met de man het gezag over [de minderjarige1] in te vullen. Overigens zou dit ook praktisch onmogelijk zijn als gevolg van het contactverbod. Daarnaast vindt het hof het aannemelijk dat gezamenlijk gezag de vrouw in een zodanige positie en stresssituatie zou brengen dat dit nadelig is voor haar functioneren als moeder van [de minderjarige1] en dus ook nadelig voor (de ontwikkeling van) [de minderjarige1] , zodat de beslissing om alleen de moeder het gezag toe te delen in het belang van [de minderjarige1] noodzakelijk is.
Het hof vindt verder dat de man heeft gehandeld in strijd met zijn plicht als gezaghebbende ouder als bedoeld in artikel 1:247 lid 2, waarin is bepaald dat onder verzorging en opvoeding mede wordt verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. In deze verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toe. Zorgelijk in dit verband is dat uit de Pro Justitia rapportage volgt dat er bij de man sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, dat hij achterdochtig is en te kort schiet in zijn probleemoplossende vaardigheden en emotie regulerende vaardigheden. Ook dit alles maakt dat de man ongeschikt is om het gezag over [de minderjarige1] uit te oefenen.
Al met al is voldaan aan de beide criteria van lid 1 van artikel 1:251a BW om het gezag van de man niet te laten voortduren.
Ten slotte zou mede-gezag van de man in strijd zijn met de uitgangspunten van het Verdrag van Istanbul. De vrouw en [de minderjarige1] moeten immers in hun veiligheid worden beschermd tegen de man. Het dwingen van de vrouw tot contact en overleggen met de man over beslissingen over [de minderjarige1] is hiermee in strijd, en valt ook niet te rijmen met de veroordeling door de strafrechter van de man tot een gevangenisstraf van 5 jaar wegens poging tot doodslag en een contactverbod met de vrouw van 3 jaren.
* omgang
Het hof is van oordeel dat de rechtbank een juiste beslissing heeft genomen door de man omgang met [de minderjarige1] te ontzeggen en neemt dit oordeel en de overwegingen hierbij over. Daarnaast verwijst het hof naar hetgeen het hof hierboven heeft overwogen bij de beslissing over het gezag waar het betreft de ernst van het geweld door de man gepleegd tegen de vrouw, en de bescherming die de vrouw en [de minderjarige1] moeten krijgen van de rechter.
Een ontzegging kan volgens de geldende jurisprudentie niet voor altijd gelden en een nieuwe toetsing door de rechter moet in de toekomst mogelijk zijn wanneer er sprake is van gewijzigde omstandigheden. Het is ook na situaties van huiselijk geweld mogelijk om te zijner tijd weer omgang met kinderen tot stand te brengen, mits dit niet in strijd is met de belangen van het kind en de vrouw, en mits de veiligheid van het kind is gewaarborgd. Omdat hier sprake is van een van de meest ernstigste vorm van huiselijk geweld, een poging tot partnerdoding, is echter niet ondenkbaar dat er nog vele jaren zullen moeten verstrijken voor er weer ruimte bij de vrouw en bij [de minderjarige1] kan zijn voor omgang. Ook dan moet er eerst wel sprake zijn van inzicht en berouw bij de man en hulpverlening of therapie. De angst voor de kans op herhaling is thans te groot. Op dit moment ziet het hof hier zelfs nog geen begin van aanwezig.
* informatie- en consultatieplicht
Het hof vindt dat de rechtbank ook op dit punt een juiste beslissing heeft genomen en voegt ook hier toe wat hierboven over het gezag en (de gevolgen van) huiselijk geweld is overwogen.
6De slotsom
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.
7De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 31 maart 2020 voor zover aan dit hoger beroep onderworpen;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C. Koopman, G.M. van der Meer en J.G. Idsardi, bijgestaan door mr. M. Marsnerova als griffier en is op 21 januari 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.
Zie www.rijksoverheid.nl huiselijk geweld.
Zie www.nji.nl Kindermishandeling. Kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld. Gevolgen voor kinderen.
Kamerdossier 34038-(R2039) nr. 3 te vinden op www.overheid.nl officiële publicaties.
© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733