Rechtbank Overijssel 06-04-2021, ECLI:NL:RBOVE:2021:1988

Datum publicatie19-05-2021
ZaaknummerC/08/254208 / FA RK 20-2385
ProcedureBeschikking
ZittingsplaatsAlmelo
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Adoptie;
Overig; Geslachtsnaam (art. 1:5 t/m 1:9 BW);
Jeugdbescherming / Jeugdwet; Pleegzorg
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Geslachtsnaam 15-jarige na adoptie door zijn pleegmoeder, terwijl hij al sinds 2019 geslachtsnaam draagt van in 2018 overleden pleegvader met wie pleegmoeder samenwoonde. Oa aansluiting bij bepaalde in art. 1:7 lid 4 BW, zodat kind zijn (bij KB gewijzigde) geslachtsnaam na adoptie behoudt. Onverenigbaar met art. 8 EVRM als behouden huidige geslachtsnaam niet mogelijk zou zijn. Ook ogv IVRK geldt dat recht kind op zijn identiteit, met inbegrip van naam, moet worden geëerbiedigd, zonder onrechtmatige inmenging.

Volledige uitspraak


RECHTBANK OVERIJSSEL

locatie Almelo

team familie- en jeugdrecht

zaaknummer: C/08/254208 / FA RK 20-2385

beschikking van 6 april 2021

inzake

[verzoekster]

,

verder te noemen: de pleegmoeder,

wonende op een geheim adres,

advocaat: mr. M. van der Burg.

Als belanghebbenden zijn aangemerkt:

[belanghebbende 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

verder te noemen: de moeder,

[belanghebbende 2] ,

wonende te [woonplaats] ,

verder te noemen: de vader,

de minderjarige

[minderjarige] , geboren te [plaats] op [geboortedatum 1]

hierna te noemen: [minderjarige] .

1Het procesverloop

1.1.

De rechtbank heeft vervolgens kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het verzoek, binnengekomen op 9 september 2020, met bijlagen;

  • een op 5 oktober 2020 binnengekomen brief van mr. Van der Burg met bijlagen;

  • een op 16 oktober 2020 binnengekomen brief van de raad voor de kinderbescherming, hierna te noemen: de raad;

  • een op 19 oktober 2020 binnengekomen antwoordformulier van de vader;

  • een op 28 januari 2021 binnengekomen rapport van de raad van 26 januari 2021;

  • een op 8 februari 2021 binnengekomen brief van mr. Van der Burg met bijlagen.

1.2.

[minderjarige] heeft tijdens gesprek met de kinderrechter van 1 december 2020 zijn standpunt over de adoptie aan de rechtbank kenbaar gemaakt.

1.3.

De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren op 4 maart 2021.


Verschenen zijn:

  • de pleegmoeder, bijgestaan door mr. Van der Burg;

  • P. Bos namens de raad.

1.4.

De moeder en de vader zijn, hoewel daartoe op de voorgeschreven wijze opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

2Vaststaande feiten

2.1.

Pleegmoeder is geboren op [geboortedatum 2] in de [gemeente 1] .

2.2.

De vader en de moeder zijn gehuwd geweest. Op [2015] is het huwelijk ontbonden door echtscheiding. Zij hebben samen negen kinderen gekregen. Vader heeft daarnaast nog twee kinderen uit een andere relatie en moeder heeft daarnaast nog drie kinderen uit een eerdere relatie.

2.3.

Op [geboortedatum 1] is geboren [minderjarige] , als zoon van de vader en de moeder.

2.4.

[minderjarige] is bij beschikking van de kinderrechter te Lelystad d.d. 27 november 2007 onder toezicht gesteld.

2.5.

[minderjarige] is in 2010 bij de pleegmoeder en de inmiddels overleden [pleegvader] komen wonen. De pleegouders woonden op dat moment vijf jaar samen.

2.6.

Bij beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 19 januari 2015 zijn de vader en de moeder uit het gezag over [minderjarige] ontheven en is de William Schrikker Stichting aangewezen als voogd over [minderjarige] .

2.7.

Bij beschikking van de rechtbank Overijssel d.d. 6 februari 2018 zijn de pleegmoeder en de pleegvader benoemd tot voogden over [minderjarige] .

2.8.

Pleegvader is op [2018] overleden.

2.9.

[minderjarige] heeft bij koninklijk besluit van [2019] de achternaam van zijn pleegvader ( [X] ) gekregen.

2.10.

[minderjarige] wordt - blijkens de overgelegde persoonsgegevens uit de Basisregistratie Personen - sinds 2010 door de pleegmoeder (en tot [medio 2018] tevens door de pleegvader) verzorgd en opgevoed.

2.11.

De pleegmoeder, de vader, de moeder en [minderjarige] hebben allen de Nederlandse nationaliteit.

3Het verzoek

De pleegmoeder heeft de rechtbank verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de adoptie van [minderjarige] door haar uit te spreken, alsmede om te bepalen dat [minderjarige] de geslachtsnaam [X] kan behouden, althans de beslissing aan te houden om [minderjarige] in de gelegenheid te stellen de verklaring over de geslachtsnaam af te leggen.

4Het standpunt van [minderjarige]

wil graag dat de pleegmoeder hem adopteert. Voor [minderjarige] voelt het bij de pleegmoeder als thuis. Hij ziet pleegouders als zijn ouders en het eigen gezin. [minderjarige] heeft geen contact met de moeder en af en toe app contact met de vader. Behalve af en toe met [naam zuster] heeft hij geen contact met zijn (half-)broers en (half-)zussen.

5Het standpunt van de moeder

De moeder heeft zowel bij de raad als bij de rechtbank geen standpunt kenbaar gemaakt.

6Het standpunt van de vader

De vader heeft geen standpunt aan de rechtbank kenbaar gemaakt. De vader heeft bij de raad aangegeven dat hij moeite heeft met het verzoek heeft maar dat hij waarschijnlijk niet op de zitting zal komen.

7Het standpunt van de raad

De raad acht het in belang van [minderjarige] dat de adoptie wordt uitgesproken. [minderjarige] woont al bijna 11 jaar bij de pleegmoeder en heeft niets meer van zijn biologische ouders te verwachten. De raad weegt ook de eigen wens van [minderjarige] hierin mee. De pleegmoeder is reeds lange tijd verantwoordelijk voor [minderjarige] , zodat adoptie aansluit bij deze situatie. De raad heeft er geen bezwaar tegen dat [minderjarige] de achternaam [X] houdt.

8De beoordeling

Het wettelijk kader

8.1.

De wettelijk voorgeschreven bewijsstukken zijn – voor zover mogelijk – bij het verzoek of later in de procedure overgelegd.

8.2.

Adoptie geschiedt ingevolge artikel 1:227 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen.

8.3.

Het verzoek tot adoptie kan alleen worden toegewezen, indien adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs is te voorzien dat het kind niets meer van zijn ouder of ouders in hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW, wordt voldaan (artikel 1:227 lid 3 Burgerlijk Wetboek (BW).


8.4.

Bij het kennelijk belang van [minderjarige] dient – naast hetgeen hieronder nog wordt overwogen – in dit verband niet alleen te worden gelet op de positie die [minderjarige] door adoptie verkrijgt, maar ook op hetgeen [minderjarige] verliest. Hierbij dient in de eerste plaats te worden gedacht aan de aanspraak op opvoeding en verzorging.

8.5.

Wat betreft de bepaling dat op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs is te voorzien dat het te adopteren kind niets meer van zijn ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, overweegt de rechtbank dat de betekenis hiervan ziet op het dragen van verantwoordelijkheid jegens een kind, in het bijzonder de opvoeding, verzorging en het uitoefenen van het gezag.

De ontvankelijkheid

8.6.

De pleegmoeder is ontvankelijk in het verzoek tot adoptie.


De inhoudelijke beoordeling

8.7.

De rechtbank stelt voorop dat bij adoptie juridisch ouderschap wordt gecreëerd en dat alle banden met de oorspronkelijke ouders worden verbroken. Dit maakt dat adoptie met veel waarborgen is omgeven.

8.8.

Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat er al jarenlang geen contact meer is tussen [minderjarige] en de moeder en dat er slechts sporadisch (stroef) contact is tussen [minderjarige] en de vader. Met de (vele) (half-)broers en (half-)zussen heeft [minderjarige] nagenoeg geen contact. Ouders en zijn (half-)broers en (half-)zussen zijn (allen) verstandelijk beperkt. [minderjarige] is ouders en zijn biologische familie ontgroeid. Het is de rechtbank voldoende gebleken dat in elk geval de laatste zes jaar, maar in feite al meer dan tien jaar, de biologische ouders hun verantwoordelijkheid als vader en moeder van [minderjarige] niet (kunnen) dragen; zij zijn ontheven uit het gezag en hebben geen invulling kunnen geven aan het ouderschap voor hem. Niet te verwachten is dat dit verandert.

8.9.

De adoptie is ook in het kennelijk belang van [minderjarige] . [minderjarige] groeit al elf jaar op bij pleegmoeder. De pleegmoeder vervult in de praktijk ook de moederrol voor [minderjarige] . De pleegmoeder en [minderjarige] hebben beiden de wens dat de pleegmoeder ook de juridische moeder wordt van [minderjarige] . Daarmee wordt de feitelijke situatie in overeenstemming gebracht met de juridische situatie en wordt de band die zowel [minderjarige] als pleegmoeder voelen ook geformaliseerd. Hoewel [minderjarige] op dit moment niet bij de pleegmoeder thuis woont, is er wel een weekendregeling en hebben zij geregeld contact. Pleegmoeder geeft [minderjarige] de ondersteuning die hij nodig heeft.

8.10.

De raad heeft niet van bezwaren tegen de verzochte adoptie doen blijken en heeft geadviseerd het verzoek tot adoptie toe te wijzen.

8.11.

De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat aan de voorwaarden van artikel 1:227 lid 3 BW is voldaan: de adoptie is in het kennelijk belang van [minderjarige] én redelijkerwijs is te voorzien dat [minderjarige] niets meer van de ouders heeft te verwachten in de hoedanigheid van ouder. Dat [minderjarige] nog veel (half-)broers en -zussen heeft, waarmee de juridische band dan ook verbroken wordt maakt dat niet anders. [minderjarige] heeft (nagenoeg) geen contact met hen en heeft daaraan ook geen behoefte.
De pleegmoeder staat open voor en blijft contact met zijn biologische broers en zussen stimuleren en steunen, zo heeft zij ter zitting aangegeven.

8.12.

De rechtbank overweegt dat ook aan de in artikel 1:228 BW lid 1 genoemde voorwaarden is voldaan:
- [minderjarige] is minderjarig en heeft geen bezwaar tegen de adoptie;

- [minderjarige] is geen kleinkind van de pleegmoeder;

- de pleegmoeder is ten minste achttien jaren ouder dan [minderjarige] ;

- geen van de ouders spreekt het verzoek tegen;

- de vader en de moeder hebben geen gezag over [minderjarige] ;

- de pleegmoeder heeft [minderjarige] tenminste een jaar verzorgd en opgevoed.

8.13.

Het verzoek tot adoptie voldoet derhalve aan de voorwaarden, gesteld bij de artikelen 1:227 en 1:228 BW. De rechtbank zal het verzoek tot adoptie daarom toewijzen.

De geslachtsnaam van [minderjarige]

8.14.

Pleegmoeder heeft verzocht dat [minderjarige] zijn huidige geslachtsnaam “ [X] ” behoudt. Ook [minderjarige] heeft deze uitdrukkelijke wens; hij heeft een sterke band (gehad) met zijn (inmiddels overleden) pleegvader en hij destijds uitdrukkelijk gekozen voor zijn naam. Ook nu er geen “stamhouder” in de familie was die deze naam kon voortzetten.

8.15.

De rechtbank overweegt als volgt. Bij Koninklijk Besluit van [2019] is de geslachtsnaam van [minderjarige] op zijn verzoek gewijzigd in “ [X] ”. De rechtbank heeft geconstateerd dat de Nederlandse wet geen bepaling kent die voor deze (specifieke) situatie is geschreven. Artikel 1:7 lid 4 BW bepaalt dat een wijziging of vaststelling van de geslachtsnaam door de Koning in stand blijft niettegenstaande een latere erkenning of een gerechtelijke vaststelling. Hier wordt adoptie niet expliciet benoemd. Voorts wordt noch in artikel 1:5 lid 3 noch in lid 7 BW een naamskeuze bij adoptie door één persoon geregeld. Lid 1 van dit artikel bepaalt enkel dat indien een kind alleen in een familierechtelijke betrekking de moeder staat, het haar geslachtsnaam heeft en dat als een kind door adoptie alleen in familierechtelijke betrekking tot vader staat, het zijn geslachtsnaam heeft. In dit lid wordt niet gesproken over de situatie van een adoptie door moeder.

8.16.

De rechtbank is van oordeel dat in deze aansluiting dient te worden gezocht bij het bepaalde in artikel 7 lid 4 BW, zodat [minderjarige] , na de adoptie zijn (bij Koninklijk Besluit gewijzigde) geslachtsnaam behoudt. Hierbij is voorts het volgende van belang. Indien pleegvader nog had geleefd, zou [minderjarige] (hoogstwaarschijnlijk) nog steeds in gezinsverband met de pleegvader hebben geleefd en zou dit verzoek door beide pleegouders zijn ingediend. Indien de adoptie zou worden uitgesproken, zou [minderjarige] in beginsel de naam van zijn pleegvader krijgen/houden. Bovendien zou op grond van artikel 1:5 lid 3 of 7 (als [minderjarige] 16 jaar of ouder is) BW er wel een naamskeuze zijn. Pleegvader heeft verder geen afstammelingen en zowel pleegmoeder als [minderjarige] wensen dat de geslachtsnaam van pleegvader kan worden voortgezet.

8.17.

Het is naar het oordeel van de rechtbank bovendien onverenigbaar met het bepaalde in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) , als dit er toe zou leiden dat het behouden van zijn huidige geslachtsnaam niet mogelijk zou zijn.

Dit zou een (ongeoorloofde) inmenging zijn in het privé- en gezinsleven - waartoe ook het naamrecht behoort – zijn. Volgens het tweede lid van artikel 8 EVRM is dit slechts toegestaan voor zover dit bij de wet is voorzien én in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Het belang van de openbare veiligheid en het voorkomen van wanordelijkheden verzet zich niet tegen het behoud van de geslachtsnaam [X] voor [minderjarige] . Ook voor het overige valt niet in te zien dat behoud van de geslachtsnaam ontoelaatbaar is, zodat een inmenging in dit geval niet noodzakelijk moet worden geacht op grond van (één van) de in artikel 8 lid 2 EVRM genoemde belangen. Bovendien geldt dat ook op grond van artikel 7 en 8 van het Internationaal Verdrag van de Rechten van het kind (IVRK) het recht van het kind op zijn identiteit, met inbegrip van de naam, worden geëerbiedigd, zonder onrechtmatige inmenging.

8.18.

Gelet op het voorgaande behoudt [minderjarige] na de adoptie zijn geslachtsnaam en zijn zijn volledige namen (na de adoptie) .


Uitvoerbaar bij voorraad

8.19.

De stiefvader (moet zijn: de pleegmoeder) heeft verzocht om, voor zover mogelijk, de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dat wil zeggen dat de beslissing meteen moet worden uitgevoerd, ook al wordt er hoger beroep ingesteld. De rechtbank zal dit verzoek afwijzen. Op grond van het bepaalde in artikel 1:230 BW heeft de adoptie heeft haar gevolgen van de dag waarop de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
9. Beslissing

De rechtbank:

9.1.

spreekt uit de adoptie door [verzoekster] , geboren te [gemeente 1] op [geboortedatum 2] , wonende op een (bij de rechtbank bekend) geheim adres, van de minderjarige van het mannelijk geslacht genaamd:

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] te [plaats] ,

zoon van [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] ;

9.2.

gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de [gemeente 2] de latere vermelding(en) van de adoptie aan de hiervoor genoemde geboorteakte toe te voegen;

9.3.

verstaat dat [minderjarige] na de adoptie zijn geslachtsnaam “[X]” behoudt, zodat de volledige namen na de adoptie zijn: [minderjarige];

9.4.

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Jongebreur en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2021 in tegenwoordigheid van mr. A.H. Wiersma, griffier.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733