Rechtbank Midden-Nederland 22-12-2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:7229

Datum publicatie17-01-2024
ZaaknummerC/16/567088
ProcedureKort geding
ZittingsplaatsUtrecht
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Zorgregeling / omgang / informatie;
Familieprocesrecht
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Kort geding over de wijziging van de voorlopige zorgregeling. De omgang wordt uitgebreid naar onbegeleide omgang. Er is namelijk geen reden voor begeleide omgang. De voorzieningenrechter benadrukt dat de manier van procederen door de moeder hoogst ongepast is. Zij heeft namelijk dickpics van vader in het geding gebracht die niet relevant zijn voor de beoordeling van de vorderingen. Als dit de manier is waarop ouders met elkaar om menen te moeten gaan, dan maakt hij zich grote zorgen over hun toekomst en die van hun zoon.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht

locatie Utrecht

zaaknummer / rolnummer: C/16/567088 / KG ZA 23-667

Aanvulling van het vonnis in kort geding van 22 december 2023

Datum van aanvulling: 11 januari 2024

in de zaak van

[eiser] ,

wonend in [woonplaats 1] ,

eiser,

advocaat: mr. D.R.M. Linders,

tegen

[gedaagde] ,

wonend in [woonplaats 2] ,

gedaagde,

advocaat: mr. N.R. Coffi.

Partijen zullen hierna vader en moeder genoemd worden en soms ook gezamenlijk ouders.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

 de dagvaarding van 11 december 2023 met bijlagen;

 het verweerschrift (bedoeld zal zijn: de conclusie van antwoord) van 18 december 2023 met bijlagen;

 het e-mailbericht van de vader van 19 december 2023;

 de mondelinge behandeling van 21 december 2023, waarbij beide partijen met hun advocaten zijn verschenen.

1.2.

In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 22 december 2023 schriftelijk vonnis gewezen, waarin alleen een ‘kop’ en een ‘staart’ aan partijen is meegedeeld. Het onderstaande vormt de schriftelijke uitwerking van dat zogenaamde kop/staartvonnis. Beide documenten laten zich samen lezen als een volledig kortgedingvonnis.

2De feiten

2.1.

Partijen hebben een relatie gehad die in 2022 geëindigd is. Zij zijn de ouders van [minderjarige] geboren op [geboortedatum] 2021 in [geboorteplaats] . De vader heeft [minderjarige] erkend. De moeder heeft alleen het gezag over hem.

2.2.

Partijen hebben sinds het einde van hun relatie aardig wat procedures gevoerd. Tijdens de zitting van 18 oktober 2022 hebben zij afspraken gemaakt over een voorlopige omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] . Deze regeling is vastgelegd in de beschikking van deze rechtbank van 15 november 2022. Het betreft begeleide omgang.

2.3.

In het vonnis van 21 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de begeleide-omgangsregeling enigszins uitgebreid.

2.4.

Bij beschikking van deze rechtbank van 15 augustus 2023 is de volgende voorlopige omgangsregeling vastgesteld:

  • [minderjarige] en de vader hebben één keer per week op vrijdag twee uur omgang onder begeleiding van Konfia;

  • [minderjarige] en de vader hebben één keer per week één uur omgang op een openbare plek in [plaats] (bijvoorbeeld een bibliotheek, kinderboerderij of speeltuin), waarbij de moeder zelf aanwezig kan zijn of iemand anders daarvoor kan benaderen als zij dat wenselijk vindt, waarbij de vader de aanwezigheid van die persoon dient te accepteren. Dit omgangsmoment vindt plaats op dinsdag van 9.00 uur tot 10.00 uur;

  • met dien verstande dat indien de moeder niet uiterlijk 24 uur voor het omgangsmoment op dinsdagochtend aan de vader heeft doorgegeven wie als begeleider mee komt, de vader daartoe iemand aanwijst.

2.5.

Verder heeft de rechtbank bij die beschikking de moeder veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij de regeling niet nakomt. De reden hiervoor is dat de tot dan geldende regeling niet (steeds) wordt nageleefd.

2.6.

Humanitas begeleidt de omgang op de dinsdag en Konfia doet dat op de vrijdag. Beiden zijn niet beschikbaar om de omgang te begeleiden op Tweede Kerstdag en op vrijdag 29 december 2023.

2.7.

Op 16 november 2023 heeft de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) een rapport uitgebracht, waarin hij op p. 3 onder meer schrijft:

“Bij aanvang van het onderzoek was voor de Raad niet concreet helder waarom de omgang begeleid wordt. Vader laat (…) weten dat moeder dit destijds heeft verzocht en vader op advies van zijn toenmalige advocaat hier mee in heeft gestemd om uiteindelijk uitbreiding van de omgang te realiseren.”

Op p. 19 van het rapport staat:

“Konfia laat weten dat zij geen belemmeringen zien om onbegeleide omgang te proberen.”

Op p. 27 adviseert de Raad de begeleide omgang uit te breiden.

3. Het geschil

3.1.

De vader vordert primair dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis bepaalt dat [minderjarige] :

I. op Tweede Kerstdag bij hem zal zijn van 09.00 uur 's ochtends tot 18.00 uur 's middags op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de moeder in strijd handelt met de veroordeling tot medewerking van de omgangsregeling, met een maximum van € 10.000,-;

II. bij hem kan verblijven van vrijdag 29 december 2023 van 09.00 uur tot 12.00 uur op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de moeder in strijd handelt met de veroordeling tot medewerking van de omgangsregeling, met een maximum van € 10.000,-;

III. met ingang van de datum van het in dit kort geding te wijzen vonnis voorlopig gedurende elke maandag en elke vrijdag van 09.00 uur tot 16.00 uur bij hem thuis zal verblijven en na een tijdsbestek van drie maanden elke maandag van 09.00 uur tot 16.00 uur, alsmede elke vrijdag van 09.00 uur tot zaterdag 09.00 uur, op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de moeder in strijd handelt met de veroordeling tot medewerking van de omgangsregeling, met een maximum van € 10.000,-.

3.2.

Subsidiair vordert vader dat de voorzieningenrechter bepaalt dat de omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] bij vader thuis zal plaatsvinden en wordt uitgebreid op een manier die de voorzieningenrechter in goede justitie vaststelt.

3.3.

De moeder voert verweer en wil dat de vorderingen worden afgewezen met veroordeling van de vader in de proceskosten.

4De beoordeling

Ten geleide
4.1.

De voorzieningenrechter is ermee bekend dat ouders hun issues maar al te vaak uitvechten via of over de rug van hun kinderen. Dat hij nu antwoord moet geven op de vraag of een vader zijn kind tijdens Kerst mag zien, is evenwel een nieuw dieptepunt.

4.2.

Verder moet het de voorzieningenrechter van het hart dat hij de manier van procederen door de moeder hoogst ongepast vindt. Zij vond het nodig dickpics van de vader in het geding te brengen, die hij kennelijk aan een nicht heeft gestuurd. De voorzieningenrechter is niet bijzonder geïnteresseerd in ’s mans geslachtsdeel. Die piemel is ook totaal niet relevant voor de beoordeling van de vorderingen. Ook de impliciete suggestie van de moeder dat de vader een zedenrisico is (door de redenering: hij is vroeger seksueel misbruikt, slachtoffers worden vaker dan gemiddeld dader, dus…), is werkelijk beschamend. Als dit de manier is waarop deze ouders met elkaar om menen te moeten gaan, dan maakt de voorzieningenrechter zich grote zorgen over hun toekomst en die van hun zoon.

Spoedeisend belang

4.3.

Dan wat woorden over juridisch relevante onderwerpen; om te beginnen het spoedeisend belang. In een kortgedingprocedure is het namelijk nodig dat een partij die een beslissing wil, daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat betekent dat die partij op korte termijn een oordeel van de voorzieningenrechter nodig heeft en een beslissing in een bodemprocedure niet kan afwachten.

4.4.

Aangezien Tweede Kerstdag en 29 december 2023 over maximaal een week zijn, is de spoedeisendheid van de vorderingen sub I. en sub II. gegeven.

Wat betreft vordering sub III. oordeelt de voorzieningenrechter als volgt. De vader ziet zijn zoon slechts in zeer beperkte mate en dan nog eens onder begeleiding, wat de spontaniteit en vrijheid van handelen niet ten goede komt. Het duurt naar verwachting nog vrij lang voordat er een beslissing in de bodemprocedure over de omgang zal zijn. Onder deze omstandigheden heeft de vader ook een spoedeisend belang bij zijn vordering tot wijziging van de voorlopige omgangsregeling. Niet onbelangrijk is dat het om een jong kind gaat voor wie het in verband met de hechting van groot belang is dat er regelmatig contact is met zijn vader. Er is daarom op korte termijn een beslissing nodig van de voorzieningenrechter.

De voorzieningenrechter is evenwel van oordeel dat de vader geen spoedeisend belang heeft bij het tweede deel van zijn vordering sub III. Over een verdere uitbreiding van de omgangsregeling na drie maanden moet de bodemrechter zich buigen.

Juridisch kader

4.5.

Uitgangspunt is dat ouders een (voorlopige) omgangsregeling, die door de voorzieningenrechter en de rechtbank is vastgesteld, gewoon moeten nakomen. Zij mogen die regeling niet zomaar eenzijdig wijzigen of beëindigen (ten onrechte vaak opschorten genoemd). De voorzieningenrechter kan een dergelijke regeling wel wijzigen of opschorten, maar alleen als er bijzondere omstandigheden zijn. Daarbij staat steeds het belang van het kind voorop.

Wijziging voorlopige omgangsregeling

4.6.

Tussen de ouders is een bodemprocedure aanhangig bij deze rechtbank. In die procedure heeft de rechtbank, zoals bij 2.4. gezegd, op 15 augustus 2023 een voorlopige beslissing genomen over de omgangsregeling en de zaak aangehouden in afwachting van een onderzoek door de Raad. Inmiddels heeft de Raad gerapporteerd (zie bij 2.7.). De voorzieningenrechter is van oordeel dat hiermee de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat geoordeeld kan worden over de vordering tot wijziging van de voorlopige omgangsregeling.

Uitbreiding omgang en zonder begeleiding

4.7.

De moeder heeft tijdens de zitting gezegd dat zij eerst met de vader ouderschapsbemiddeling wil volgen en “de communicatie” wil verbeteren, voordat gesproken kan worden over uitbreiding van de omgang en eventueel onbegeleide omgang. De vader ziet geen reden voor begeleide omgang en wil graag dat de omgang sowieso wordt uitgebreid. Voor de hechting van [minderjarige] is het namelijk erg belangrijk dat hij zijn vader meerdere keren per week ziet. Daarnaast wil hij zijn kind graag bij zich hebben op Tweede Kerstdag en 29 december 2023, zodat hij het gezin van de vader kan leren kennen (hij heeft inmiddels een nieuwe partner en ook nog een ouder kind bij een andere partner). De moeder verzet zich tegen dat laatste, omdat er op die twee dagen geen begeleiding van Konfia en Humanitas mogelijk is. Bovendien heeft de vader de uren “al gehad”, omdat hij in de week voor de omgang en de week erna al is gecompenseerd met extra uren.

4.8.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het in het belang van [minderjarige] is dat de voorlopige omgangsregeling wordt uitgebreid in afwachting van de beslissing in de bodemprocedure. Uit het rapport van de Raad blijkt namelijk dat de omgang tussen vader en zoon goed verloopt. Er zijn geen zorgen waargenomen en de vader komt over als een betrokken vader die goed bij zijn kind kan aansluiten. De Raad adviseert dan ook tot uitbreiding van de omgang. Dit oordeel over uitbreiding brengt ook mee dat de vader [minderjarige] op Tweede Kerstdag en op vrijdag 29 december aanstaande mag zien. De wat economische benadering van moeder over gecompenseerde uren staat daaraan niet in de weg.

4.9.

Een meer wezenlijke vraag is of de omgang begeleid moet. Merkwaardig is dat de Raad wel adviseert naar onbegeleide omgang toe te werken, terwijl het voor de Raad niet duidelijk is waarom de omgang überhaupt onder begeleiding plaatsvindt en de Raad daar in zijn rapport ook geen opheldering over geeft. Konfia ziet in elk geval geen belemmeringen voor onbegeleide omgang (zie bij 2.7.). Die ziet de voorzieningenrechter voorshands ook niet. Uit niets blijkt dat de situatie bij of met de vader onveilig is voor [minderjarige] . De argumenten die de moeder aandraagt tegen onbegeleide omgang, hebben naar het oordeel van de voorzieningenrechter betrekking op ex-partnerproblematiek en gaan niet over het contact tussen [minderjarige] en zijn vader. De vader heeft op de zitting uitgelegd dat de omgang nu onder begeleiding plaatsvindt, omdat hij hier in het begin op advies van zijn voormalige advocaat mee heeft ingestemd (kennelijk omdat hij zijn kind anders helemaal niet zou zien). Dat moge zo zijn, maar dat is geen reden aan begeleide omgang vast te blijven houden en deze stukje bij beetje uit te breiden totdat het contact eindelijk onbegeleid kan. Het is juist in het belang van [minderjarige] dat hij zijn vader en diens gezin in een vertrouwde omgeving zonder vreemde ogen frequent beter kan leren kennen. De voorzieningenrechter zal daarom beslissen dat de omgang onbegeleid plaatsvindt.

4.10.

Wel ziet de voorzieningenrechter aanleiding de omgang op de in het dictum te vermelden wijze in duur te beperken, omdat [minderjarige] nog niet gewend is om lang achtereen bij zijn vader te zijn.

Halen en brengen

4.11.

Verder zal de voorzieningenrechter bepalen dat [minderjarige] wordt gehaald en gebracht door iemand van vaderszijde. Gebleken is namelijk dat de ouders niet in staat zijn de overdracht samen te faciliteren. Deze (als tamelijk kinderachtig overkomende) onmacht mag niet aan omgang in de weg staan.

Dwangsom

4.12.

De voorzieningenrechter zal de gevorderde dwangsom toewijzen. Vast staat namelijk dat de moeder een eerdere rechterlijke beslissing niet (altijd) is nagekomen (zie bij 2.4.). Haar houding op de zitting geeft de voorzieningenrechter niet het vertrouwen dat dit nu anders zal zijn.

Proceskosten

4.13.

In procedures van familierechtelijke aard is het gebruikelijk de proceskosten tussen partijen te compenseren. De voorzieningenrechter ziet – op dit moment althans – geen aanleiding van dit uitgangspunt af te wijken en zal de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Uitvoerbaarheid bij voorraad

4.14.

De voorzieningenrechter zal zijn beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Vanwege het grote belang bij contact tussen vader en zoon en omdat duidelijkheid in het belang van alle betrokkenen is, vindt hij het hoogst onwenselijk als de uitvoering van dit vonnis doorkruist zou worden door het instellen van een rechtsmiddel.

5De beslissing

De voorzieningenrechter:

5.1.

wijzigt met ingang van vandaag de voorlopige omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] , zoals vastgesteld in de beschikking van deze rechtbank van 15 augustus 2023, en stelt de volgende voorlopige omgangsregeling vast, totdat in de bodemprocedure definitief over de omgang is beslist:

  • [minderjarige] verblijft iedere maandag en vrijdag bij zijn vader van 9.00 uur tot 12.30 uur;

  • hij verblijft bij zijn vader op Tweede Kerstdag (dinsdag 26 december 2023) van 11.00 uur tot 18.00 uur en op vrijdag 29 december 2023 van 9.00 uur tot 12.00 uur;

  • de omgang vindt plaats zonder begeleiding van enige derde;

  • [minderjarige] wordt gehaald en gebracht door diens opa en/of oma van vaderszijde of, als zij niet kunnen, door een door de vader aan te wijzen derde,

5.2.

veroordeelt de moeder tot nakoming van de hierboven onder 5.1. vermelde voorlopige omgangsregeling op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat zij zich hieraan niet houdt, tot een maximum van € 10.000,- is bereikt,

5.3.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.4.

compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,

5.5.

wijst af dat wat meer of anders gevorderd is.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann, voorzieningenrechter, in samenwerking met de griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2023.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733