Datum publicatie | 23-01-2024 |
Zaaknummer | 415065 KG ZA 23-516 (E) |
Procedure | Kort geding |
Zittingsplaats | Breda |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Verbintenissenrecht |
Trefwoorden | Overig; Privacy in het familierecht; Familieprocesrecht |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie
Vader heeft moeder gesommeerd om de camera’s tijdens de overdrachtsmomenten uit te schakelen en beeld- en geluidsmateriaal direct te verwijderen. De voorzieningenrechter wijst vorderingen af. De geplaatste camera's zijn niet in strijd met art. 5 van de AVG en niet onrechtmatig. Moeder heeft een legitieme grondslag om opnames te maken, nl. voor haar veiligheid en ter voorkoming van inbraak in de woning. Recht op privacy van vader weeg hier niet tegenop. Daar komt bij dat woning niet van moeder is, maar van haar moeder.
Volledige uitspraak
Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/415065 / KG ZA 23-516
Vonnis in kort geding van 20 december 2023
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. E. Aerts te 's-Hertogenbosch,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. F. Konuksever te Breda.
1De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 november 2023 met producties 1 tot en met 7;
- de door [eiser] ingediende aanvullende productie 8;
- de door [gedaagde] ingediende producties 1 tot en met 17 en gedeponeerde usb-stick;
- de mondelinge behandeling van 6 december 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de pleitnota van [gedaagde] .
2De feiten
Tussen partijen staan de volgende feiten vast:
-
Partijen zijn gehuwd geweest en uit hun huwelijk is geboren de thans vierjarige [dochter] (hierna ook: de dochter).
-
Bij beschikking van [datum] 2021 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
-
Tussen partijen geldt een co-ouderschapsregeling die dient te worden uitgevoerd zoals bepaald is in de beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 2 mei 2023.
-
[gedaagde] woont aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning) met haar thans 87 jarige moeder en op de momenten zoals bepaald in de beschikking van 2 mei 2023 verblijft de dochter bij haar.
-
De woning is te bereiken via een oprit vanaf de openbare weg en een poort.
-
Aan de woning zijn twee camera’s bevestigd, zijnde een camera naast de voordeur die gericht is op de voordeur, de tuin en de poort en een camera op de zijgevel die gericht is op de tuin en poort.
-
[eiser] wordt bij het overdragen van de dochter aan [gedaagde] bij de woning gefilmd door camera’s.
-
De advocaat van [eiser] heeft [gedaagde] bij brief van 14 september 203 (onder meer) gesommeerd om de camera’s tijdens de overdrachtsmomenten uit te schakelen en gemaakt beeld- en of geluidsmateriaal direct te verwijderen omdat het in strijd is met de Algemene Verordening Persoonsgegevens (AVG) en een onrechtmatige daad is. Daarnaast is in de brief verzocht om inzage en wissen ex artikelen 15 en 17 AVG.
-
Als reactie heeft de advocaat van [gedaagde] bij brief van 26 september 2023 aan de advocaat van [eiser] medegedeeld dat [gedaagde] zich aan de privacywetgeving houdt.
3Het geschil
[eiser] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. wordt geboden de microfoons gemonteerd aan en/of nabij de poort, zoals beschreven in het lichaam van de dagvaarding, terstond althans binnen 24 uur na betekening van het te wijzen vonnis te verwijderen en verwijderd te houden;
2. A wordt geboden om alle camera’s en microfoons, incl. toebehoren zoals gegevensdragers, aanwezig in en rondom de woning aan de [adres] te [plaats] tijdens de overdrachtsmomenten en tijdens andere contactmomenten waarbij [eiser] zich nabij of in de woning bevindt, uit te schakelen en uitgeschakeld te houden, opdat er géén beeld en- of geluidsmateriaal van [eiser] wordt vervaardigd;
2. B wordt geboden om [eiser] , telkens tenminste 24 uur voorafgaand aan ieder op voorhand gepland overdrachtsmoment en/of ander contactmoment waarbij [eiser] zich bij of in de woning genoemd onder 2.A begeeft, uitdrukkelijk en schriftelijk aan [eiser] te bevestigen dat de camera’s en microfoons inl. toebehoren, zoals bedoeld onder 2.A zijn uitgeschakeld en geen beelden noch geluiden van [eiser] zullen vervaardigen;
3. A wordt geboden om, indien in een onverhoopt geval toch beeld- en/of geluidsmateriaal van [eiser] wordt vervaardigd, dit beeld- en/of geluidsmateriaal niet verder te verwerken en het betreffende beeld- en/of geluidsmateriaal direct, althans binnen 24 uur na het moment van opnemen blijvend te verwijderen;
3. B wordt geboden om, telkens als onverhoopt toch beeld- en/of geluidsmateriaal van [eiser] wordt vervaardigd, dit binnen 24 uur na het moment van opnemen schriftelijk aan [eiser] te melden met daarbij de uitdrukkelijke schriftelijke bevestiging dat het betreffende beeld- en/of geluidsmateriaal niet verder is verwerkt en reeds blijvend is verwijderd;
4. wordt verboden om nieuwe camera’s, microfoons of andere opname- of monitoringsdevices aan, nabij of in de woning aan te brengen waarmee inbreuk wordt gemaakt op de privacyrechten van [eiser] ;
5. geboden wordt om terstond, althans binnen 24 uur na betekening van het te wijzen vonnis, schriftelijk en uitdrukkelijk aan [eiser] te bevestigen dat zij alle verwerkingen en verdere verwerkingen van beeld en/of geluidsmateriaal waarop [eiser] te zien en/of te horen is, staakt en gestaakt zal houden, behoudens indien [eiser] voor een bepaalde verwerking voorafgaand uitdrukkelijk en ondubbelzinnig toestemming geeft;
6. bepaald wordt dat [gedaagde] , bij en per elke overtreding van het bepaalde in 1 en/of 2A en/of 2B en/of 3A en/of 3B en/of 4 en/of 5 aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting een te betalen dwangsom verbeurt van € 10.000,00 per overtreding, te vermeerderen met € 2.500,00 per dag dat de overtreding voortduurt, één en ander met een maximum van € 2.500.000,00;
7. wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, waaronder de nakosten.
[eiser] legt aan zijn vorderingen – samengevat – ten grondslag dat [gedaagde] door de camera’s bij de woning en de bij de poort geplaatste microfoons meerdere privacyregels overtreedt als hij zijn dochter aan haar overdraagt. [eiser] stelt dat [gedaagde] hierdoor in strijd handelt met de AVG en een onrechtmatige daad pleegt. [eiser] stelt dat het spoedeisend belang bij zijn vorderingen voortvloeit uit de aard ervan.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] voert – samengevat – aan dat zij bij haar moeder woont in een afgelegen en bebost terrein buiten de bebouwde kom. Zij voert aan dat er met het doel van inbraakpreventie en beveiliging camera’s zijn geplaatst en zij betwist dat er aparte microfoons zijn geplaatst. Volgens [gedaagde] wordt voldaan aan de eisen van de AVG en handelt zij niet onrechtmatig omdat er rechtvaardigingsgronden zijn om de beelden te bewaren waarop incidenten te zien zijn. [gedaagde] betwist dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de vorderingen.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4De beoordeling
Het spoedeisend belang van [eiser] bij de vorderingen vloeit naar het oordeel van de voorzieningenrechter voort uit de stellingen van [eiser] . [eiser] stelt dat er sprake is van een permanente schending van zijn privacy. Dat de camera’s er al langer hangen en [eiser] daar niet eerder bezwaar tegen heeft gemaakt, maakt dat niet anders. [eiser] heeft onbetwist gesteld dat het door [gedaagde] inbrengen van camerabeelden in een eerder kort geding voor hem reden is om er tegen op te komen.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat er beeld en geluidsopnames gemaakt worden bij het overdragen van de dochter bij [gedaagde] tot de deur door twee camera’s bij de woning en aparte microfoons bij de poort. Dat er sprake is van apart geplaatste microfoons heeft [gedaagde] echter gemotiveerd betwist en nu uit de door [eiser] als productie 6 overgelegde foto’s met de door hem zogenaamde “kussentjes” niet blijkt dat het microfoons zijn, kan daar voorshands niet vanuit worden gegaan. De voorzieningenrechter gaat er voorshands vanuit dat er sprake is van (enkel) twee camera’s die ook geluid opnemen.
Hierna zal beoordeeld worden of [gedaagde] met de opnames in strijd met de AVG handelt en een onrechtmatige daad pleegt.
AVG
De toepasselijkheid van de AVG – die directe werking heeft – moet worden bepaald aan de hand van het antwoord op de vraag of er sprake is van verwerking van persoonsgegevens in de zin van artikel 4 van die verordening. Tussen partijen is niet in geschil dat er persoonsgegevens worden verwerkt door opnames met de camera’s. Evenmin is in geschil dat de uitzondering als vermeld in artikel 2 lid 2 sub c van de AVG niet van toepassing is omdat geen sprake is van een zuiver persoonlijke of huishoudelijke activiteit. Dat betekent dat voldaan dient te worden aan de beginselen inzake de verwerking van persoonsgegevens als vermeld in artikel 5 van de AVG. Het gaat om de beginselen van rechtmatigheid- behoorlijkheid en transparantie, doelbinding, dataminimalisatie, juistheid, opslagbeperking en integriteit en vertrouwelijkheid en ten slotte verantwoordelijkheid. De genoemde beginselen zijn verder uitgewerkt in de overige bepalingen van de AVG.
[eiser] stelt dat er drie beginselen geschonden zijn, namelijk het beginsel van doelbinding, dataminimalisatie en rechtmatigheid waarop hierna zal worden ingegaan.
Doelbinding
4.6 [eiser] stelt dat in strijd wordt gehandeld met het beginsel van doelbinding omdat [gedaagde] het beeld- en geluidsmateriaal waarop hij te zien en/of te horen is voor een ander doel wordt gebruik dan waarvoor het oorspronkelijk is verwerkt. Volgens [eiser] wordt het niet gebruikt voor beveiliging van de woning, maar om het in of buiten rechte naar eigen goeddunken van [gedaagde] tegen hem te gebruiken.
[gedaagde] betwist dat in strijd wordt gehandeld met het doelbindingsbeginsel omdat het gerechtvaardigde doel inbraakpreventie en veiligheid is. [gedaagde] voert aan dat de woning waar zij verblijft zich op een groot afgelegen en bebost terrein bevindt en [eiser] zich bedreigend opstelt jegens haar.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagde] een gerechtvaardigd doel heeft bij het maken van opnames omdat zij in een afgelegen en bosrijk gebied woont en er mogelijk incidenten met [eiser] kunnen plaatsvinden omdat de contacten moeizaam verlopen. Dit laatste doel correspondeert met het doel van [eiser] waarom hij met zijn telefoon ook opnames maakt bij de overdrachtsmomenten. [eiser] heeft namelijk aangegeven dit te doen als bewijs als er discussie mocht ontstaan over zaken.
Dataminimalisatie
[eiser] stelt dat [gedaagde] beeld- en geluidsmateriaal bewaart en [gedaagde] ze openbaart als het haar goed uitkomt waardoor niet aan dataminimalisatie wordt voldaan. [eiser] verwijst daarbij naar een eerdere procedure waarin [gedaagde] beeld- en geluidsopnames heeft ingebracht.
[gedaagde] betwist in strijd te handelen met het beginsel van dataminimalisatie omdat zij de camerabeelden alleen bewaart wanneer [eiser] zich onbehoorlijk gedraagt door zich agressief op te stellen of zich beledigend te uiten dat juridisch van belang is.
De voorzieningenrechter stelt vast dat partijen het er over eens zijn het filmmateriaal dat zij maken enkel bewaren als daarop incidenten te zien zijn en het doel daartoe dus beperkt is en dat gebruiken in de toekomst voor procedures. Hierdoor is voldaan aan het beginsel van dataminimalisatie.
Rechtmatigheid
[eiser] stelt dat de verwerking van gegevens rechtmatig moet zijn en dat niet het geval is. Hij beroept zich daarbij op het beginsel rechtmatigheid als opgenomen in artikel 5 van de AVG en ook artikel 6 lid 1 sub f van de AVG. Op grond van laatst genoemd artikel is verwerking van persoonsgegevens ten aanzien van een natuurlijke persoon rechtmatig als de verwerking noodzakelijk is voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke of van een derde én de belangen van degene van wie de gegevens worden verwerkt niet prevaleren.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagde] een legitieme grondslag heeft om opnames te maken, namelijk voor haar veiligheid en ter voorkoming van inbraak in de woning. De woning ligt op een afgelegen plek en gezien eerdere incidenten tussen partijen heeft [gedaagde] een gerechtvaardigd belang bij opnames op het moment dat [eiser] de dochter komt brengen. De verwerking van persoonsgegevens van [eiser] is noodzakelijk voor behartiging van dat belang.
Tegenover voornoemd belang van [gedaagde] staat het belang van [eiser] op eerbiediging van zijn privacy. [eiser] stelt dat het wegbrengen van zijn dochter een privacy aangelegenheid is, maar hij heeft dat privacybelang niet nader geconcretiseerd. Op het privacybelang van [eiser] wordt verder zeer kort inbreuk gemaakt omdat er sprake is van kortdurende overdrachten. Daarbij komt dat [eiser] weet dat hij gefilmd wordt en zijn gedrag daar op kan aanpassen. Intieme gesprekken tussen [eiser] en de dochter (als afscheid) kunnen in de auto bij de poort plaatsvinden en verder blijkt uit de overgelegde beelden dat [gedaagde] de dochter en [eiser] vlakbij de poort opvangt, zodat [eiser] op dat moment niet meer alleen is met de dochter en privacy dan niet meer speelt. Hierdoor is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter een dusdanig beperkte inbreuk op de privacy van [eiser] dat het belang van [gedaagde] om zich voor haar veiligheid te beschermen moet prevaleren.
Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat geen sprake is van schending van de drie door [eiser] genoemde beginselen van artikel 5 van de AVG. [gedaagde] heeft ter zitting onderbouwd gesteld dat ook aan de andere beginselen van artikel 5 van de AVG wordt voldaan en [eiser] heeft dat niet (althans onvoldoende) betwist. Voorshands is de voorzieningenrechter dan ook van oordeel dat [gedaagde] zich aan de AVG houdt.
Onrechtmatige daad
4.16 [eiser] stelt dat er los van de AVG een algemeen privacy(grond)recht wordt geschonden en inbreuk wordt gemaakt op zijn persoonlijke levenssfeer. Uitgangspunt is dat een inbreuk op het recht van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in beginsel een onrechtmatige daad oplevert. De aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond kan echter aan een inbreuk het onrechtmatig karakter ontnemen. Of een rechtvaardigingsgrond zich voordoet, kan slechts worden beoordeeld in het licht van alle omstandigheden van het geval. Daarbij moeten tegen elkaar worden afgewogen de ernst van die inbreuk en de belangen die met de inbreuk makende handelingen redelijkerwijs kunnen worden gediend (vgl. HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD9609). Tevens dient te worden bezien of het gebruik van de camera’s voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Op de momenten dat [eiser] de dochter naar [gedaagde] brengt is er bij aankomst op dat terrein sprake van een inbreuk op de privacy van [eiser] door camera’s die ook geluid registreren. De volgende vraag is of deze inbreuk onrechtmatig is.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt met de opnames slechts een kleine inbreuk op de privacy van [eiser] gemaakt. [eiser] wordt enkel gefilmd op de momenten dat hij het terrein van [gedaagde] betreedt en hij is daarvan op de hoogte. [gedaagde] heeft een gerechtvaardigd belang bij het maken van opnames op eigen terrein en zij mag camera’s plaatsen voor haar eigen veiligheid. Het belang van [eiser] dat er geen opnames worden gedaan van hem en de dochter weegt niet zwaarder dan het privacybelang van [gedaagde] als hij dat terrein op komt. In het verleden waren er toestanden tussen partijen waardoor het filmen voor de veiligheid van beiden van belang is. Daarbij komt dat [eiser] zelf ook filmt. Hij moet dan aanvaarden dat hij bij een camera die ook geluid opneemt op zijn woorden moet passen. Het belang van [gedaagde] weegt zwaarder dan een mogelijke inbreuk op de privacy zoals [eiser] omschrijft. De stelling van [eiser] dat [gedaagde] met de camera’s ook als doel heeft om zijn recht op eerbiediging van zijn eer en goede naam aan te tasten, kan de voorzieningenrechter niet volgen. [eiser] heeft het zelf in de hand zich normaal te gedragen waardoor niet valt in te zien dat zijn eer en goede naam wordt aangetast.
Op grond van het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van [gedaagde] bij het gebruik van de camera’s zwaarder weegt dan het belang van [eiser] bij eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. Daarnaast is de voorzieningenrechter van oordeel dat het gebruik van de camera’s voor de door [gedaagde] beoogde beveiliging proportioneel is en dat er geen ander minder ingrijpend middel is waarmee deze beveiliging kan worden gewaarborgd. Er is dan ook sprake van een rechtvaardigingsgrond die aan de inbreuk het onrechtmatige karakter ontneemt. Dit leidt er toe dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
Ten overvloede wordt nog het volgende overwogen.
Op de zitting is door [gedaagde] gesteld en door [eiser] niet duidelijk betwist dat niet zij, maar haar moeder eigenaar is van de woning. De voorzieningenrechter gaat er daarom vanuit dat dit juist; dit heeft consequenties voor toewijzing van de vorderingen, omdat deze sterk verweven zijn met het eigendomsrecht en daarmee het gebruiksrecht van de camera’s. Op welke wijze [gedaagde] het desondanks in haar macht heeft om de camera’s te verwijderen, het gebruik van de camera’s te beperken, de opnames van de camera’s te verwijderen en waarom [gedaagde] de verwerkingsverantwoordelijke persoon in de zin van de AVG is, is tijdens de zitting niet door [eiser] gesteld en beargumenteerd, hoewel dit processueel wèl noodzakelijk was; evenmin heeft [gedaagde] beargumenteerd gesteld dat louter de moeder van [gedaagde] als eigenaresse van de woning, met uitsluiting van [gedaagde] , de verwerkingsverantwoordelijke persoon is in de zin van de AVG en dat [gedaagde] het niet in haar macht heeft om te kunnen voldoen aan één of meer van de ingestelde vorderingen.
Bij die stand van onhelderheid past terughoudendheid bij toewijzing van een of meer van de gevorderde voorlopige voorzieningen. Deze terughoudendheid leidt eveneens tot afwijzing van de vorderingen.
[eiser] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] als volgt vastgesteld:
- griffierecht |
€ |
314,00 |
|
- salaris advocaat |
€ |
1.079,00 173,00 |
|
Totaal |
€ |
1.566,00 |
5De beslissing
wijst de vorderingen van [eiser] af,
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.566,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, moet [eiser] € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Poerink en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023.
© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733