Gerechtshof Amsterdam 13-02-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:569

Datum publicatie12-03-2024
Zaaknummer200.330.128/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsAmsterdam
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Verhuizing met kind
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

"Intentioneel ouderschap": bij elk van de ouders bestond kinderwens zonder dat tussen hen sprake was (en is) van een affectieve relatie. Tweede rechtszaak moeder om vervangende toestemming om naar Friesland te verhuizen leidt opnieuw tot afwijzing. De belangenafweging valt ten gunste van vader uit. Beoogde verhuizing staat in weg aan wekelijkse omgang tussen vader en de kinderen waarbij vader ook doordeweeks omgang met de kinderen heeft. Dergelijke regeling hier onontbeerlijk voor hun band.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

Zaaknummer: 200.330.128/01

Zaaknummer rechtbank: C/103/730756 / FA RK 23-1638

Beschikking van de meervoudige kamer van 13 februari 2024 in de zaak van

[de moeder] ,

wonende te [plaats A] ,

verzoekster in principaal hoger beroep,

verweerster in incidenteel in hoger beroep,

verder te noemen: de moeder,

advocaat: mr. L.W. Castelijns te Amsterdam,

en

[de vader] ,

wonende te [plaats A] ,

verweerder in principaal hoger beroep,

verzoeker in incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de vader,

advocaat: mr. V.W.J.M. Kuit te Amsterdam.

Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:

- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );

- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] );

- de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming regio [plaats A] (hierna te noemen: de GI).

In zijn adviserende rol is in de procedure gekend:

de Raad voor de Kinderbescherming,

gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,

hierna te noemen: de raad.

1Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 20 april 2023 (hierna te noemen: de rechtbank), uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2Het geding in hoger beroep

2.1

De moeder is op 20 juli 2023 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking van 20 april 2023.

2.2

De vader heeft op 14 september 2023 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.

2.3

De moeder heeft op 30 oktober 2023 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.

2.4

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

- een bericht van de zijde van de vader van 22 november 2023, met bijlagen;

- een bericht van de zijde van de moeder van 24 november 2023, met bijlagen.

2.5

De mondelinge behandeling heeft op 6 december 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:

- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;

- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;

- de raad, vertegenwoordigd door N. Jansen;

- de GI, vertegenwoordigd door een medewerker.

Beide advocaten hebben ter zitting in hoger beroep een pleitnota overgelegd.

3De feiten

3.1

De moeder en de vader zijn de ouders van:

- [minderjarige 1] , geboren [in] 2014 te [plaats A] ;

- [minderjarige 2] , geboren [in] 2016 te [plaats A] (hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen).

De moeder en de vader (hierna gezamenlijk ook te noemen: de ouders) oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen.

3.2

Bij beschikking van de rechtbank van 21 februari 2018 is de door de moeder verzochte vervangende toestemming om met de kinderen naar Friesland te verhuizen, afgewezen en is een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders bepaald. Deze beschikking is door dit hof bij beschikking van 8 januari 2019 bekrachtigd.

3.3

Bij beschikking van 9 november 2021 heeft de rechtbank, naar aanleiding van een door de moeder opnieuw ingediend verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing met de kinderen naar Friesland, een raadsonderzoek gelast. De raad heeft op 19 januari 2022 rapport uitgebracht waarin is geconcludeerd dat het niet in het belang van de kinderen is om te verhuizen naar Friesland. De moeder heeft daarna haar verzoek ingetrokken.

3.4

De kinderen zijn bij beschikking van 7 april 2022 onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling per 7 oktober 2023 is beëindigd.

3.5

De kinderen verblijven ingevolge de onder 3.2 genoemde beschikking de ene week van donderdag 17:00 uur tot vrijdag 17:00 uur bij de vader en de andere week van donderdag 17:00 uur tot zaterdag 17:00 uur. De vakanties zijn bij helfte verdeeld.

4De omvang van het geschil

4.1

Bij de bestreden beschikking is bepaald dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders onder regie en op geleide van de GI, al dan niet met hulp van de kindbehartiger, in overleg met de ouders, dient plaats te vinden. De verzoeken van de moeder haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen naar [plaats B ] (Friesland) te verhuizen en de kinderen in te schrijven op OBS de [X] te [plaats B ] , zijn afgewezen, evenals haar verzoek om een andere verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders te bepalen.

4.2

De moeder verzoekt in principaal hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking, haar inleidende verzoek voor wat betreft de verhuizing/ schoolwijziging/zorgregeling toe te wijzen, althans te bepalen dat de moeder vervangende toestemming krijgt te verhuizen binnen een straal van een uur reistijd van [luchthaven] , althans zodanige vervangende toestemming als het hof juist acht, en voor zover het hof meent niet voldoende voorgelicht te zijn een raadsonderzoek te bevelen waarbij de volgende vragen voorliggen:

- of, en zo ja welke verhuizing in het belang van de kinderen wordt geacht;

- welke zorgregeling en vakantieverdeling bij een verhuizing het meest in hun belang is, althans zodanige vragen te bepalen en formuleren als het hof juist acht.

4.3

De vader verzoekt in principaal hoger beroep de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken, althans die verzoeken af te wijzen, onder overweging dat de woonplaats van de kinderen [plaats A] is.

In incidenteel hoger beroep verzoekt hij, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, de navolgende zorg- en vakantieregeling vast te stellen, waarbij de vader een ruimer aandeel zal hebben in de zorg voor de kinderen:

Reguliere omgang

De kinderen verblijven bij de vader in de oneven week van woensdag uit school tot vrijdag naar school, en in de even week van vrijdag uit school tot zondag 17.00 uur.

Vakanties

- voorjaars- en herfstvakantie: de kinderen verblijven van vrijdag uit school tot woensdag 13:00 uur bij de vader; de kinderen verblijven van woensdag 13:00 uur tot de start van school bij de moeder. Wanneer een ouder een keer op wintersport wil of een andere reis wil maken in de korte vakanties, kan hiertoe een verzoek worden gedaan bij de andere ouder;

- meivakantie: in de even jaren verblijven de kinderen de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader. In de oneven jaren verblijven de kinderen de eerste week bij de vaderen de tweede week bij de moeder. Het wisselmoment is steeds op zaterdag om 13:00 uur.

- zomervakantie: vanaf 2024 zal gelden dat de ouders een regeling toepassen van 1-2-2-1 (reguliere regeling). De kinderen verblijven de eerste week bij de moeder, de tweede en derde week bij de vader, de vierde en vijfde week bij de moeder. De laatste week van de zomervakantie zal de reguliere regeling gelden. De jaren daarna gaat een 1-2-2-1 regeling lopen, waarbij de vakantie evenredig verdeeld zal worden. Het wisselmoment zal steeds zijn op zaterdag om 13:00 uur. De ouder brengt de kinderen naar de andere ouder waar de kinderen gaan verblijven.

- kerstvakantie: de ouders verdelen jaarlijks de kerstdagen, waarbij de kinderen één kerstdag bij elke ouder verblijven. Oud en nieuw wordt jaarlijks tussen de ouders afgewisseld.

Het wisselmoment is om 13:00 uur, waarbij de moeder de kinderen naar [plaats A] brengt en de vader de kinderen naar Friesland brengt.

Overige feestdagen:

- Pinksteren en Hemelvaart worden gekoppeld aan het reguliere schema;

- Pasen wordt gekoppeld aan het reguliere schema;

- Sinterklaas wordt gekoppeld aan het reguliere schema;

- Koningsdag valt binnen de regeling van de meivakantie;

- Studievrije dagen worden zo verdeeld dat de ouder de dag oppakt wanneer het diens zorgdag zou betreffen;

- de verjaardagen van de kinderen worden afgestemd binnen het schema, waarbij ze op de dag zelf iedere ouder kunnen zien.

Tenslotte verzoekt de vader zowel in principaal hoger beroep als in incidenteel hoger beroep de moeder te veroordelen in de proceskosten.

4.4

De moeder verzoekt in incidenteel hoger beroep de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, althans dit af te wijzen, althans voor de zorg- en vakantieverdeling een raadsonderzoek te bevelen.

5De motivering van de beslissing

In principaal hoger beroep

Verhuizing

5.1

Uit de stukken is het volgende gebleken. De ouders hebben voorafgaand aan de geboorte van de kinderen besloten tot het aangaan van intentioneel ouderschap: bij elk van hen bestond een kinderwens zonder dat tussen hen sprake was (en is) van een affectieve relatie. Als gezegd, zijn de kinderen geboren in 2014 respectievelijk 2016. Zij zijn nu negen respectievelijk zeven jaar oud. Ten tijde van hun geboorte waren de ouders allebei woonachtig in [plaats A] . Zij zijn dat nog steeds. De moeder heeft sinds de geboorte van de kinderen de rechter verscheidene malen om vervangende toestemming gevraagd om met de kinderen naar Friesland te verhuizen. Dat verzoek is in februari 2018 en (in hoger beroep) in januari 2019 afgewezen. De moeder heeft de rechter in 2021 wederom verzocht om vervangende toestemming tot verhuizing met de kinderen naar Friesland, maar dat verzoek heeft zij later ingetrokken. In maart 2023 heeft zij het verzoek opnieuw gedaan (in de onderhavige procedure), waarna het bij de bestreden beschikking is afgewezen.

Het hof is van oordeel dat voldoende is gebleken van gewijzigde omstandigheden die maken dat het verzoek van de moeder om vervangende toestemming tot verhuizing thans volledig ter beoordeling voorligt, en wel aan de hand van het hierna te melden wettelijk kader. Het is inmiddels vijf jaar geleden dat de rechter over een dergelijk verzoek van de moeder onherroepelijk uitspraak heeft gedaan. Zo zijn de kinderen inmiddels een stuk ouder en hebben zij anderhalf jaar onder toezicht gestaan van de GI, terwijl de moeder tevens stelt een baan te hebben in Friesland.

Wettelijk kader

5.2

Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek (BW) dient de rechter in geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. De rechter dient bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen.

De standpunten van partijen, de raad en de GI

5.3

De moeder is – kort samengevat - van mening dat haar verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met de kinderen naar Friesland ( [plaats B ] ) door de rechtbank ten onrechte is afgewezen. De verhuizing naar Friesland is volgens haar noodzakelijk en na afweging van alle betrokken belangen ook gerechtvaardigd. De moeder heeft daartoe een aantal omstandigheden en argumenten aangedragen, waarop het hof hierna, voor zover nodig, zal ingaan.

De vader betwist het standpunt van de moeder. Volgens hem heeft de rechtbank het verzoek van de moeder terecht afgewezen. Ook op hetgeen de vader aanvoert, zal het hof hierna waar nodig ingaan.

5.4

De raad heeft ter zitting – kort samengevat – verklaard dat een verhuizing naar Friesland geen oplossing biedt. Een raadsonderzoek daarnaar is niet wenselijk. De dynamiek tussen de ouders en hun onderlinge wijze van communicatie is zorgelijk en voor de kinderen belastend. Het is belangrijk dat er op korte termijn duidelijkheid komt, aldus de raad.

5.5

De GI heeft ter zitting – kort samengevat – het volgende verklaard. De GI is uitsluitend nog in het preventieve kader bij het gezin betrokken, met als doel het borgen van de omgangs- en vakantieregeling. De kinderen staan op de wachtlijst bij Altra. Er is sprake van twee liefedevolle ouders, maar samen lukt het hen – ondanks de inzet van meerdere hulpverleningsinstanties – niet om een oplossing te vinden voor de door de moeder gewenste verhuizing naar Friesland die als een rode draad door het gezin blijft lopen. Het contact tussen [minderjarige 1] en de vader is na de bestreden beschikking afgenomen. Er valt zeker nog winst te behalen in de hechtingsrelatie tussen [minderjarige 1] en de vader, aldus de GI.

Beoordeling door het hof

5.6

Uit de stellingen van partijen voor zover over en weer niet betwist kan niet meer worden afgeleid dan dat het onderwerp ‘verhuizing’ tussen hen voorafgaand aan de geboorte van de kinderen wellicht ter sprake is geweest, maar dat zij daarover geen concrete afspraken hebben gemaakt. Voor zover de moeder stelt dat dit laatste wel het geval is geweest, blijkt dit niet uit de stukken. De stellingen van de moeder op dit punt kunnen dus niet dienen ter ondersteuning van haar belang om met de kinderen naar Friensland te verhuizen.

Dit alles maakt op zichzelf het belang van de moeder bij een verhuizing naar Friesland niet minder zwaarwegend. Het hof heeft geen aanleiding eraan te twijfelen dat zij zich niet gelukkig voelt in [plaats A] , waar haar behuizing te wensen overlaat en zij het gemeenschapsgevoel mist dat in Friesland wel aanwezig is. Ze voelt zich beter (en ook een betere moeder) in Friesland waar zij vandaan komt en nog steeds regelmatig met de kinderen verblijft, en waar haar familie en vrienden een netwerk vormen voor haar en de kinderen. Met dit belang van de moeder is ook het belang van de kinderen gegeven, nu zij voor een substantieel deel door de moeder worden verzorgd en opgevoed. Dat ook de kinderen het in Friesland zeer naar hun zin hebben, behoeft geen nadere toelichting en is ook niet door de vader betwist.

Daartegenover staat het – evenzeer zwaarwegende - belang van de vader bij voortzetting van het huidige wekelijkse en ook door de weekse verblijf van de kinderen bij hem teneinde op deze wijze zo goed mogelijk bij de verzorging en opvoeding van de kinderen betrokken te blijven. Ook het belang van de kinderen is ermee gediend om in de omgeving van hun vader te kunnen opgroeien en daarbij mede door hem te worden verzorgd en opgevoed. Daar komt bij dat [plaats A] , waar de kinderen zijn geboren en tot op heden wonen, een voor hen vertrouwde omgeving is waar zij naar school gaan en hun sociale omgeving hebben.

5.7

Thans komt het aan op een afweging van de belangen die hierboven zijn omschreven. Het hof stelt daarbij het volgende voorop. Voor zover de moeder stelt dat van de vader kan worden verlangd dat hij verhuist naar een plaats buiten de stad [plaats A] , ziet het hof in dit stadium te weinig aanknopingspunten om daarvan bij de belangenafweging uit te gaan. De vader heeft zich in het verleden en ook in eerste aanleg bereid verklaard te verhuizen in de regio/het buitengebied van [plaats A] , althans daarover in overleg te gaan met de moeder. Volgens de moeder is de vader ieder gesprek daarover uit de weg gegaan. De vader weerspreekt dat en stelt dat er wel degelijk overleg tussen partijen (met hun advocaten) en onderzoek naar huizen in de regio heeft plaatsgevonden, maar dat het de moeder is geweest die de stekker uit het overleg heeft getrokken, zodat er nu wat de vader betreft geen basis meer is voor overleg. Wat er verder van deze tegengestelde standpunten zij, vaststaat dat partijen tot op heden geen overeenstemming hebben bereikt over een verhuizing buiten [plaats A] . Feit is dat de vader in [plaats A] woont, waar hij altijd heeft gewoond, waar hij (in de buurt) werkt en waar zijn partner eveneens werkzaam is. Het hof zal daarvan bij de belangenafweging uitgaan. De vraag of het werk van de vader een verhuizing in de door de moeder gewenste zin toelaat, laat het hof daarmee buiten beschouwing.

5.8

Het hof is van oordeel dat het belang van de vader (en de kinderen) zwaarder weegt dan dat van de moeder (en de kinderen). Anders dan de moeder stelt, heeft een verhuizing van haar met de kinderen naar Friesland te verregaande gevolgen voor de omgang tussen de vader en de kinderen en zijn betrokkenheid bij hun verzorging en opvoeding. De afstand tussen [plaats A] en [plaats B ] staat in de weg aan een wekelijkse omgang tussen de vader en de kinderen waarbij de vader ook door de weeks omgang met de kinderen heeft. Een dergelijke omgang moet onontbeerlijk worden geacht voor de band tussen de kinderen en de vader, zeker nu de omgang en hechtingsrelatie tussen [minderjarige 1] en de vader extra aandacht behoeft en de communicatie tussen de ouders zodanig te wensen overlaat dat niet kan worden verwacht dat het wegvallen van de wekelijkse en door de weekse omgang in voldoende mate wordt gecompenseerd als de moeder met de kinderen naar Friesland verhuist. Het is niet reëel van de vader te verlangen dat hij dan regelmatig in Friesland gaat verblijven om de kinderen te zien, zoals de moeder in de door haar opgesomde omgangsalternatieven voorstelt. Verder is gebleken dat ook thans de omgangsregeling en verdeling van de vakanties vaak onderwerp van geschil is tussen de ouders. De GI is daarom nog in een vrijwillig kader betrokken bij het borgen van de omgangs- en vakantieregeling tussen de vader en de kinderen.

Daar komt bij dat de moeder de economische noodzaak van een verhuizing naar Friesland niet aannemelijk heeft weten te maken. Vaststaat dat zij sinds het overlijden van haar vader in 2015 haar onroerend goed in Friesland vanuit [plaats A] beheert. Zij voorziet daarmee in haar levensonderhoud. Zij stelt per april 2023 in dienst te zijn getreden van [X BV] in Friesland, waardoor zij naast het beheer van haar eigen onroerend goed, ook het vastgoed in [X BV] moet beheren en aldus aan Friesland is gebonden. De (bedrijfs)panden van [X BV] ziin in Friesland gelegen en het beheer van die panden is vanuit [plaats A] niet mogelijk. De bedoeling is dat [X BV] waarvan de moeder van de moeder nu enig aandeelhouder is, wordt overgedragen aan de moeder en haar broer. De moeder dient, aldus haar stellingen, de zaken en werkzaamheden van haar moeder over te nemen, nu laatstgenoemde op leeftijd is en haar gezondheid te wensen overlaat. Het hof is van oordeel dat het op de weg van de moeder had gelegen om haar stellingen tegenover hetgeen de vader daartegen heeft ingebracht nader te concretiseren en te onderbouwen, in het bijzonder dat en waarom het beheer van de bedrijfspanden van [X BV] door haar uitsluitend vanuit Friesland moet worden gedaan, wat dat beheer precies inhoudt aan taken en waarom daarvoor niet een derde kan worden ingeschakeld. De door de moeder overgelegde arbeidsovereenkomst met [X BV] is niet voldoende, evenmin als de informatie die de moeder bij bericht van 24 november 2011 als productie 13 heeft overgelegd.

De moeder heeft nog gerefereerd aan een eerder door de GI gegeven advies dat haar belang bij verhuizing met de kinderen naar Friesland ondersteunde. Wat daarvan verder zij, dit leidt het hof niet tot een andere belangenafweging, evenmin als hetgeen de moeder voor het overige nog heeft aangevoerd, waaronder het advies van de kindbehartiger en van de kinderombudsman waaraan zij eveneens heeft gerefereerd.

5.9

Gelet op het voorgaande, zijn ook in hoger beroep de verzoeken van de moeder met betrekking tot de verhuizing, schoolwijziging en zorgregeling niet toewijsbaar, zodat de beschikking waarvan beroep op dit punt moet worden bekrachtigd.

5.10

Ten aanzien van het subsidiaire verzoek van de moeder – om naar een plek te verhuizen binnen een straal van één uur van [luchthaven] - overweegt het hof het navolgende. Het hof is van oordeel dat de moeder dit verzoek onvoldoende heeft geconcretiseerd en onderbouwd. Onduidelijk is gebleven waarheen de moeder specifiek wil verhuizen en op welke basisscholen zij zich heeft georiënteerd. Het verzoek is om die reden niet toewijsbaar.

5.11

Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, bestaat er evenmin grond voor toewijzing van het meer subsidiaire verzoek van de moeder tot het gelasten van een raadsonderzoek aan de hand van de vragen die zij voorstaat.

In incidenteel hoger beroep

Zorgregeling

5.12

De vader verzoekt uitbreiding van de zorgregeling in die zin dat de kinderen een nacht langer per week bij hem verblijven, zodat er meer tijd is voor contactopbouw, de moeder de gelegenheid heeft om vaker naar Friesland te gaan en de kinderen meer rust hebben. Volgens de moeder is de vader niet ontvankelijk in dit verzoek en moet het in elk geval worden afgewezen. Onder meer voert zij daartoe aan dat de vader niet met haar wil communiceren, partijen bij het aangaan van het intentioneel ouderschap een vaste verdeling van 72 % - 28 % hebben afgesproken en de kinderen hebben aangegeven niet vaker bij de vader te willen zijn.

De vader betwist hetgeen de moeder aanvoert. Er is vanaf de eerste kennismaking sprake geweest van co-ouderschap als uitgangspunt en de vader heeft altijd aangegeven dat hij meer omgang met de kinderen wil. De moeder motiveert de kinderen op geen enkele manier om naar hun vader te gaan, in tegendeel.

De GI heeft ter zitting – kort samengevat – verklaard achter een uitbreiding van de zorgregeling tussen de kinderen en de vader te staan, maar dat het tot op heden niet is gelukt om dit te bewerkstelligen.

5.13

Het hof stelt voorop dat, anders dan de moeder stelt, niet is gebleken van feiten of omstandigheden die in de weg staan aan de ontvankelijkheid van de vader in zijn verzoek. Wat de wijziging van omstandigheden betreft, geldt ook hier het tijdverloop sinds de beschikking uit 2018 waarbij de omgangsregeling is bepaald, de hulp die sindsdien is verleend en de huidige leeftijd van de kinderen.

Het hof beschikt in dit stadium niet over voldoende informatie om een definitief oordeel over het verzoek tot uitbreiding van de zorgregeling te kunnen geven. De hulpverlening vanuit Altra is nog niet opgestart (de kinderen staan nog op de wachtlijst) en er is nadere informatie nodig over onder meer de sociaal emotionele ontwikkeling van de kinderen en de hechtingsrelatie tussen [minderjarige 1] en de vader. Het hof zal de raad verzoeken een onderzoek te verrichten aan de hand van de vraag welke mogelijkheden er zijn voor uitbreiding van de zorgregeling tussen de kinderen en de vader, of er factoren zijn die uitbreiding van de omgang belemmeren en zo ja, of en op welke wijze en termijn deze kunnen worden opgeheven. De raad dient het hof daarover schriftelijk te adviseren. De beslissing op het verzoek tot het uitbreiden van de zorgregeling zal in afwachting daarvan worden aangehouden.

Proceskosten

5.14

De vader heeft verzocht de moeder te veroordelen in de proceskosten. Het staat hem vrij dit verzoek in hoger beroep te doen, zodat hij - anders dan de moeder stelt - ook in dit verzoek ontvankelijk is. Het hof zal bij eindbeschikking op het verzoek beslissen.

6Beslissing

Het hof:

in principaal hoger beroep

bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;

wijst af hetgeen de moeder in hoger beroep meer of anders heeft verzocht;

in incidenteel hoger beroep

alvorens verder te beslissen:

verzoekt de raad onderzoek te verrichten aan de hand van de in 5.13 geformuleerde vragen en het hof daarover uiterlijk een week voor na te melden pro forma datum schriftelijk verslag uit te brengen;

houdt de behandeling van de verzoeken van de vader met betrekking tot de zorgreling en de proceskosten PRO FORMA aan tot 18 augustus 2024;

gelast de oproeping van partijen, hun advocaten, de raad en de GI tegen een nader te bepalen zittingsdatum.

Deze beschikking is gegeven door mrs. A.V.T. de Bie, A. van Haeringen en P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Prins als griffier, en is op 13 februari 2024 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733