Rechtbank Gelderland 14-03-2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:1839

Datum publicatie02-04-2024
ZaaknummerC/05/432668/ KG ZA 24-71
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsZutphen
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Gezagsgeschil 1:253a BW;
Familieprocesrecht
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Deelname zesjarige aan programma “Steenrijk, straatarm” niet in zijn belang. Moeder heeft geen invloed op hoe televisiekijkers zullen reageren op de uitzending en daarmee op beeld dat daarin wordt gegeven van haar (samengestelde) gezin en dit kind. Ook zijn er andere manieren om fijne tijd te hebben. Mede gezien bestaande zorgen over de sociaal emotionele ontwikkeling van het kind (hij volgt speltherapie om zich te leren uitspreken), wijst voorzieningenrechter verzoek moeder om vervangende toestemming van vader dan ook af.

Volledige uitspraak


RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Zutphen

Zaakgegevens: C/05/432668 / KG ZA 24-71

Datum uitspraak: 14 maart 2024

Vonnis kort geding

in de zaak van:

[naam vrouw] ,

wonende in [woonplaats vrouw] ,

eisende partij in conventie,

gedaagde partij in reconventie,

advocaat: mr. E.R.T. Tromp in Nijmegen,

tegen

[naam man] ,

wonende in [woonplaats man] ,

gedaagde partij in conventie,

eisende partij in reconventie,

advocaat: mr. L.A. Hauwert in Duiven.

Partijen zullen hierna de vrouw respectievelijk de man genoemd worden.

1Het procesverloop

1.1.

Dit verloop blijkt uit:

  • de dagvaarding van 5 maart 2024;

  • de conclusie van antwoord met (een voorwaardelijke) eis in reconventie;

  • de brief van 12 maart 2024 van mr. Tromp, met bijlagen.

1.2.

De zaak is behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren op 13 maart 2024. Daarbij waren aanwezig: partijen, bijgestaan door hun advocaten en een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming.

1.3.

Op de zitting is bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2De feiten

2.1.

Partijen hebben een relatie gehad.

2.2.

Zij zijn de ouders van de minderjarige:

- [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] .

2.3.

De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.

2.4.

Nadat de relatie tussen partijen is verbroken, is de minderjarige [naam minderjarige 2] op [geboortedatum] 2023 in [geboorteplaats] geboren. [minderjarige 2] is (nog) niet door de man erkend.

2.5.

De vrouw heeft daarnaast nog twee minderjarige kinderen uit een eerdere relatie.

3Het geschil

3.1.

De vrouw vordert dat de voorzieningenrechter, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, aan haar vervangende toestemming verleent om met [minderjarige] deel te kunnen nemen aan de opnames voor het televisieprogramma “Steenrijk, straatarm”.

3.2.

De man is het niet eens met de vordering van de vrouw. Hij vordert op zijn beurt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
in (voorwaardelijke) reconventie:

I. voor zover aan de vrouw geen vervangende toestemming wordt verleend om met [minderjarige] deel te nemen aan opnames voor het programma “Steenrijk, straatarm”, te bepalen dat [minderjarige] tijdens de opnames van 17 maart 2024 tot en met 24 maart 2024 bij de man verblijft;

II. de vrouw te verbieden zich op welke wijze dan ook gedurende de opnames voor het programma “Steenrijk, straatarm” uit te laten over de man, in de ruimste zin des woords, althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank juist acht;

III. de vrouw te veroordelen om aan de man een dwangsom te betalen van € 5.000 voor iedere keer dat de vrouw handelt in strijd met het bepaalde onder II, met een maximum van € 25.000,

in conventie en (voorwaardelijke) reconventie:

IV. de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling in conventie en reconventie

Het spoedeisend belang

4.1.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat zij fungeert als restrechter in alle zaken met een

spoedeisend karakter. Op grond van artikel 254 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan in spoedeisende zaken waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad is vereist, de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen. Van spoedeisendheid kan worden gesproken, wanneer aan de ene kant onverwijld handelen geboden is en aan de andere kant de loop van en de beslissing in een bodemprocedure niet kan worden afgewacht.

4.2.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang. De opnames voor het programma “Steenrijk, straatarm” starten immers aanstaande zondag, 17 maart 2024. Partijen hebben dan ook belang bij duidelijkheid en een spoedige beslissing.

4.3.

De voorzieningenrechter zal hierna de vorderingen inhoudelijk beoordelen.

Vervangende toestemming deelname aan het programma “Steenrijk, straatarm”

4.4.

Op grond van artikel 1:253a, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek kunnen, ingeval van gezamenlijke uitoefening van het gezag, geschillen hierover op verzoek van (één van) de ouders, aan de rechtbank worden voorgelegd. De voorzieningenrechter neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van [minderjarige] wenselijk voorkomt.

4.5.

Omdat partijen het niet eens over de deelname van [minderjarige] aan het programma “Steenrijk, straatarm” neemt de voorzieningenrechter een beslissing in het belang van [minderjarige] . De voorzieningenrechter wijst de vordering van de vrouw af en legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.

4.6.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat zij niet twijfelt aan de goede intenties van de vrouw om een zo positief mogelijk beeld van haar en haar gezin te laten zien tijdens de opnames. Tegelijkertijd is het programma “Steenrijk, straatarm” een amusementsprogramma. De vrouw heeft geen invloed op hoe de televisiekijkers zullen reageren op de uitzending en daarmee op het beeld dat daarin wordt gegeven van het gezin en dus van [minderjarige] . [minderjarige] is zes jaar oud en kan vanwege zijn leeftijd de gevolgen van zijn deelname niet (voldoende) overzien. De kans is reëel dat hij na de uitzending vroeger of later op een negatieve manier daarmee geconfronteerd wordt. Het is nu eenmaal een gegeven dat mensen snel een oordeel klaar hebben, zeker als het gaat om dit soort amusementsprogramma’s. De moeder wil voor haar gezin graag een unieke ervaring door een week samen op te trekken in een andere leefomgeving. Het programma biedt hen de mogelijkheid om dingen samen te doen waar zij in het dagelijks leven geen geld voor hebben. In zijn algemeenheid geldt echter dat een kind van de leeftijd van [minderjarige] het ook leuk vindt om gewoon een dag samen te zijn of naar de speeltuin te gaan. Daarvoor is deelname aan dit programma niet nodig. Dit alles in combinatie met de bestaande zorgen over de sociaal emotionele ontwikkeling van [minderjarige] (hij volgt speltherapie om zich te leren uitspreken), maakt dat de voorzieningenrechter deelname van [minderjarige] aan het programma “Steenrijk, straatarm” niet in zijn belang vindt.
Dat [minderjarige] hierdoor een uitzonderingspositie inneemt, ten opzichte van zijn broers en zus in het gezin die wel zullen deelnemen aan het programma, vindt de voorzieningenrechter niet zwaarwegend genoeg. Doordat sprake is van een samengesteld gezin bij de vrouw heeft [minderjarige] hoe dan ook een andere (juridische) positie dan zijn broers en zus. De voorzieningenrechter sluit met deze beslissing aan bij het gegeven raadadvies.

4.7.

De voorzieningenrechter merkt nog op dat tussen partijen discussie bestaat over de vraag of de man in de aanloop naar deze procedure nu wel of niet zijn toestemming heeft gegeven voor de deelname van [minderjarige] aan het programma “Steenrijk, straatarm”. Voor de voorzieningenrechter staat vast dat die onduidelijkheid terug te voeren is op een communicatieprobleem tussen partijen. Het lukt hen op dit moment onvoldoende om in het belang van [minderjarige] constructief te overleggen en beslissingen te nemen. [minderjarige] heeft hier last van en dat is niet in zijn belang. De voorzieningenrechter gaat er dan ook vanuit dat partijen, in het belang van [minderjarige] , het traject parallel solo ouderschap, waar zij inmiddels mee gestart zijn, zullen volbrengen om hun onderlinge communicatie en verstandhouding te verbeteren. Ook gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat partijen, zoals door de raadsvertegenwoordigster op de zitting geadviseerd, aan [minderjarige] zullen uitleggen dat het de beslissing van de (voorzieningen)rechter is dat hij niet kan deelnemen aan het programma “Steenrijk, straatarm” en dat zij daarbij geen verwijten richting de andere ouder zullen maken.

Verblijf [minderjarige] tijdens de opnames

4.8.

De voorzieningenrechter wijst de vordering van de man onder I toe. Op de mondelinge behandeling heeft de vrouw tenslotte aangegeven dat zij het fijner voor [minderjarige] vindt als hij tijdens de opnames bij de man kan verblijven dan bij andere familie. De voorzieningenrechter vindt het positief dat de vrouw [minderjarige] bij uitsluiting van deelname tijd met de man gunt en dat zo ook uitspreekt. De voorzieningenrechter hoopt dat dit voor partijen als een eerste stap in verbetering van de onderlinge verstandhouding wordt gezien en zij dat zullen meenemen tijdens het traject parallel solo ouderschap.

Verbod uitlatingen over de man tijdens de opnames

4.9.

De voorzieningenrechter wijst de vordering van de man onder II af. Op de mondelinge behandeling heeft de vrouw nadrukkelijk toegezegd dat zij zich niet negatief zal uitlaten over (het bedrijf van) de man. De voorzieningenrechter heeft geen enkele reden om aan de toezegging van de vrouw te twijfelen en gaat ervan uit dat zij haar toezegging gestand zal doen.

Dwangsom

4.10.

Omdat de voorzieningenrechter de vordering van de man onder II afwijst, wijst zij ook de daaraan door de man verbonden dwangsom bij gebrek aan belang af.

Proceskostenveroordeling

4.11.

De voorzieningenrechter zal niet overgaan tot een proceskostenveroordeling, zoals door de man gevorderd. De reden hiervoor is dat dit een procedure betreft met een familierechtelijk karakter. Het uitgangspunt bij familierechtelijke procedures is dat de proceskosten worden gecompenseerd. De voorzieningenrechter ziet in het door de man gestelde onvoldoende aanleiding om hiervan af te wijken. Daarom bepaalt de voorzieningenrechter dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd. In die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5De beslissing

De voorzieningenrechter:

In conventie

5.1.

wijst de vordering af;

In reconventie

5.2.

bepaalt dat de minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017 in [geboorteplaats] in de periode van 17 maart 2024 tot en met 24 maart 2024 bij de man verblijft;

5.3.

verklaart de beslissing onder 5.2 uitvoerbaar bij voorraad;

5.4.

compenseert de kosten van dit geding, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt;

5.5.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.E.M. Overkamp, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van
mr. S. Verhoef als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2024.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733