Rechtbank Zeeland-West-Brabant 28-03-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:2139

Datum publicatie03-04-2024
ZaaknummerC/02/420764/ JE RK 24-549
ProcedureRekestprocedure
ZittingsplaatsBreda
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; Afwijzing verzoek ondertoezichtstelling
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Afwijzing spoedverzoek voorlopige ondertoezichtstelling ongeboren kind. Er is sprake van geringe duur van zwangerschap (17 weken) en daarmee het gegeven dat ongeboren kind nog niet levensvatbaar is. De kinderrechter geeft de Raad mee dat het hem vrijstaat om wederom een regulier verzoek, dan wel een spoedverzoek in te dienen indien de zorgen blijven bestaan en de moeder verder is in haar zwangerschap.

Volledige uitspraak


RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht

Locatie Breda

Zaaknummer: C/02/420764/ JE RK 24-549

Datum uitspraak: 28 maart 2024

beschikking voorlopige ondertoezichtstelling ongeboren kind

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,

locatie Breda,

hierna te noemen: de Raad

betreffende

HET ONGEBOREN KIND [achternaam],

hierna te noemen: het nog ongeboren kind.

De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,

wonende te [woonplaats] .

De kinderrechter merkt als informant aan:

STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),

locatie Etten-Leur.

1Het procesverloop

1.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het mondelinge verzoek van de Raad van 28 maart 2024;

- de schriftelijk bevestiging van het mondelinge verzoek van de Raad alsmede een

aanvulling daarop, ingekomen bij de griffie op 29 maart 2024.

2De feiten

2.1

De moeder is thans 17 weken zwanger van het nog ongeboren kind.

2.2

De vermoedelijke vader van het thans ongeboren kind is de heer [naam] , met wie de moeder samenwoont. Hij heeft het ongeboren kind niet erkend.

3Het verzoek

3.1

De Raad verzoekt de voorlopige ondertoezichtstelling van het nog ongeboren kind voor de duur van drie maanden.

4De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht

4.1

Aangezien de moeder de Poolse nationaliteit heeft, draagt deze zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag beantwoord dient te worden of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en, zo ja, welk recht daarop van toepassing is.

De Nederlandse rechter is bevoegd om van het verzoek kennis te nemen aangezien de moeder, die sinds acht maanden in Nederland woont, haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Op dezelfde grond is op het verzoek Nederlands recht van toepassing.

Inhoudelijke beoordeling

4.2

Op grond van artikel 1:2 BW wordt het kind waarvan een vrouw zwanger is als reeds geboren aangemerkt zo dikwijls zijn belang dit vordert. Derhalve kan een ongeboren kind, indien tevens aan de voorwaarden van artikel 1:257 BW juncto artikel 1:255 BW is voldaan, voorlopig onder toezicht worden gesteld van de GI.

4.3

Op grond van de mondelinge toelichting van het verzoek heeft de kinderrechter het verzoek van de Raad ten aanzien van het thans nog ongeboren kind afgewezen. Het verzoek werd mondeling niet onderbouwd. De kinderrechter neemt daarbij verder in aanmerking de geringe duur van de zwangerschap (17 weken) en daarmee het gegeven dat het ongeboren kind thans nog niet levensvatbaar is.

4.4

De kinderrechter geeft de Raad mee dat het hem vrijstaat om wederom een regulier verzoek, dan wel een spoedverzoek in te dienen indien de zorgen blijven bestaan en de moeder verder is in haar zwangerschap.

4.5

Voor de goede orde merkt de kinderrechter nog op dat, nu zij het verzoek direct aan de telefoon heeft afgewezen, er geen mondelinge behandeling van dit verzoek zal plaatsvinden.

5De beslissing

De kinderrechter:

5.1

wijst het verzoek af.

Deze beslissing is mondeling en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2024 door mr. Van Triest, kinderrechter.

De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 29 maart 2024 door mr. Van Triest, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.

Voor zover deze beslissing betrekking heeft op de machtiging tot uithuisplaatsing kan hoger beroep worden ingesteld:

- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733