Rechtbank Midden-Nederland 16-04-2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:3022

Datum publicatie16-05-2024
ZaaknummerC/16/549367 / FO RK 22-1413
ProcedureBeschikking
ZittingsplaatsUtrecht
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Dwangsom bij omgang;
Familieprocesrecht
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Kinderen van 14 en 16 tegen (substantiële) omgang met/gezag vader. Rechter: onvoldoende emotionele toestemming van moeder om zich op gezonde manier tot vader te verhouden. Gedoe over huis en nieuwe vriendin vader. Dilemma rechter: kinderen dwingen tot omgang? Hier in hun belang, juist omdat tijd tot meerderjarigheid nog kort is. Helpend als het van rechter moet, omdat zij niet kunnen kiezen. Dwangsom € 1.000,- per keer dat moeder zorgregeling niet nakomt. Brieven aan kinderen met uitleg. En gezag gehandhaafd.

Volledige uitspraak


RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht

Locatie Utrecht

Zaaknummers: C/10/546134 / FO RK 22-1142 (wijziging hoofdverblijfplaats)
C/16/549367 / FO RK 22-1413 (informele rechtsingang minderjarigen)

Gezag en omgang

Beschikking van 16 april 2024

in de zaak van:

[vader] ,

wonende in [woonplaats 1] ,

hierna te noemen: de vader,

advocaat mr. N.H. Fridsma,

tegen

[moeder] ,

wonende in [woonplaats 2] ,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. O.J.V. van Beekhof.

en in de zaak van:

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2007 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 1] , wonende in [woonplaats 2] ,

en

[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2009 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 2] , wonende in [woonplaats 2] .

1De procedure

1.1.

Voor het verloop van de procedures tot 12 mei 2023 verwijst de rechtbank naar de beschikking van 12 mei 2023. In die beschikking heeft de rechtbank een voorlopige zorgregeling vastgesteld waarbij [minderjarige 2] elke zaterdag van 15.00 uur tot uiterlijk 19.00 uur omgang met de vader heeft en [minderjarige 1] een keer in de twee weken op zaterdag van 15.00 uur tot uiterlijk 19.00 uur omgang met de vader heeft. De rechtbank heeft daarbij de beslissing over de definitieve zorgregeling, een daaraan te verbinden dwangsom en de hoofdverblijfplaats aangehouden in afwachting van de uitkomsten van het uniform hulpaanbod.

1.2.

De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:

  • de e-mails van de hulpverleners van KOOS van 7 november 2023;

  • de terugkoppeling van het uniform hulpaanbod van KOOS van 21 december 2023;

  • het bericht van de vader van 5 januari 2024 (via F9-formulier);

  • het bericht van de vader van 8 februari 2024 (via F9-formulier);

  • de aanvulling op de terugkoppeling van het uniform hulpaanbod van KOOS van 29 februari 2024;

  • het gewijzigde verzoek van de vader van 5 april 2024;

  • de aanvullende verzoeken van de moeder van 10 april 2024.

1.3.

De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 12 april 2024. Daarbij waren aanwezig:

  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;

  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;

  • de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), vertegenwoordigd door [A] .

1.4.

De advocaten van de ouders hebben tijdens de zitting beiden een pleitnotie overgelegd.

1.5.

De ouders hebben op 16 april 2024 de griffie van de rechtbank kunnen bellen voor het dictum van deze beschikking.

2Waar de procedure over gaat

2.1.

De ouders hebben een relatie met elkaar gehad.

2.2.

Zij hebben samen twee kinderen:

  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2007 in [geboorteplaats] ;

  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2009 in [geboorteplaats] .

[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.

2.3.

De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over hen nemen.

2.4.

Bij beschikking van 30 april 2021 is de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder bepaald. Bovendien is een zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen eens in de twee weken van woensdag uit school tot zondag 19.30 uur bij de vader verblijven. Bovendien is een vakantie- en verjaardagenregeling vastgesteld.

2.5.

Bij beschikking van 2 februari 2023 heeft de rechtbank een voorlopige zorgregeling tussen de vader en de kinderen vastgesteld waarbij de vader elke zaterdag van 15.00 uur tot uiterlijk 19.00 uur omgang met [minderjarige 2] heeft. [minderjarige 1] mag bij deze omgangsmomenten aansluiten.

2.6.

Bij beschikking van 12 mei 2023 heeft de rechtbank een voorlopige zorgregeling vastgesteld waarbij [minderjarige 2] elke zaterdag van 15.00 uur tot uiterlijk 19.00 uur omgang met de vader heeft en [minderjarige 1] een keer in de twee weken op zaterdag van 15.00 uur tot uiterlijk 19.00 uur omgang met de vader heeft.

2.7.

De rechtbank moet nog bepalen of zij ambtshalve beslissingen neemt naar aanleiding van de wensen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat het gezag van de vader over hen beëindigd wordt en dat er een regeling komt die inhoudt dat zij niet meer naar hun vader toe hoeven.

2.8.

Daarnaast moet de rechtbank nog beslissen op de (gewijzigde) verzoeken van de ouders. De vader verzoekt:
Primair:

I. te bepalen dat de kinderen per direct dan wel met ingang van de datum van de beschikking hun hoofdverblijf bij de vader hebben en te bepalen dat de moeder haar medewerking dient te verlenen aan de inschrijving van de kinderen bij de vader;

II. te bepalen dat tussen de kinderen en de moeder een in goede justitie te bepalen begeleide omgangsregeling zal gelden, gedurende een periode dat de begeleidende instantie dit nodig acht, en te bepalen dat na afloop van de begeleide omgang een regeling tussen de moeder en de kinderen zal gelden waarbij de kinderen eens in de veertien dagen van donderdagmiddag tot maandagochtend bij de moeder verblijven en voorts de vakanties te delen zoals in het oorspronkelijk verzoekschrift is verzocht:
- de kinderen tijdens de zomervakantie in de oneven jaren de eerste drie weken bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder verblijven, in even jaren andersom;
- de kinderen tijdens de meivakantie van twee weken in de oneven jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder verblijven, in de even jaren andersom;
- de kinderen tijdens de kerstvakantie in de oneven jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder verblijven, in de even jaren andersom. In het geval dat Kerst en Oud & Nieuw in één week vallen spreken de ouders in onderling overleg af dat de kinderen met Kerst of met Oud & Nieuw bij de andere ouder verblijven;
- dat tijdens de voorjaarsvakantie, de meivakantie van één week en de herfstvakantie de reguliere zorgregeling wordt nagekomen, tenzij één van de ouders op vakantie wil met de kinderen;
- de kinderen bij de vader zijn op zijn verjaardag;
- de kinderen bij de moeder zijn op haar verjaardag;

- de kinderen verblijven tijdens hun eigen verjaardag in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder;

Subsidiair:

III. te bepalen dat tussen de vader en [minderjarige 2] een omgangsregeling zal gelden waarbij [minderjarige 2] eens in de veertien dagen van donderdagmiddag uit school tot maandagochtend voor school bij de vader verblijft en tevens een vakantieregeling te bepalen zoals in het oorspronkelijk verzoekschrift is verzocht;

IV. te bepalen dat tussen de vader en [minderjarige 1] een omgangsregeling zal gelden waarbij [minderjarige 1] de eerste twee maanden gedurende een zaterdag in de veertien dagen van 15.00 uur tot 20.00 uur bij de vader verblijft, vervolgens gedurende twee maanden een weekend in de veertien dagen van zaterdag 11.00 uur tot zondag 20.00 uur, vervolgens een definitieve omgangsregeling inhoudende dat [minderjarige 1] eens in de veertien dagen van donderdagmiddag uit school/vanaf 17.00 uur tot maandagochtend voor school/tot 10.00 uur bij de vader verblijft;

V. te bepalen dat de moeder haar adres binnen 24 uur na het afgeven van onderhavige beschikking aan de vader doorgeeft, tevens te bepalen dat de moeder voldoet aan haar informatieverplichting jegens de vader, in die zin dat zij belangrijke informatie over de kinderen waaronder het doorgeven van urgente huisartsbezoeken/ziekenhuisbezoeken etc. op dezelfde dag als waarop deze bezoeken plaatsvinden aan de vader doorgeeft en minder urgente behandelingen van tevoren afstemt met de vader;

Zowel primair als subsidiair:

VI. te bepalen dat de moeder een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag of dagdeel verbeurt wanneer zij nalaat haar medewerking te verlenen dan wel nalaat te voldoen aan de in de beschikking gegeven beslissingen met een maximum van € 200.000,-;

VII. kosten rechtens.

2.9.

De moeder verzoekt (hoewel niet in een petitum geformuleerd):

  • een nieuwe bijzondere curator te benoemen;

  • en/of een deskundige te benoemen;

  • in de tussentijd de zorgregeling bepalen zoals die feitelijk wordt vormgegeven.

3De beslissingen


De beslissing in de procedure met zaaknummer C/10/546134 / FO RK 22-1142

3.1.

De rechtbank zal de zorgregeling wijzigen in die zin dat er met ingang van 1 juni 2024 een opbouwende zorgregeling tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt vastgesteld waarbij er uiteindelijk wordt toegewerkt naar een zorgregeling waarbij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om de week van donderdagmiddag uit school tot maandagochtend voor school bij de vader verblijven. Daarbij veroordeelt de rechtbank de moeder aan de vader een dwangsom te betalen voor iedere keer dat ze de zorgregeling niet nakomt. Daarnaast zal de rechtbank met ingang van de herfstvakantie 2024 een vakantieregeling bepalen tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de vader en bepalen dat de moeder haar adres binnen 24 uur na het ontvangen van de schriftelijke uitwerking van onderhavige beschikking aan de vader zal doorgeven. De verzoeken van de vader worden voor het overige afgewezen. De verzoeken van de moeder worden afgewezen.

De beslissing in de procedure met zaaknummer C/16/549367 / FO RK 22-1413
3.2. De rechtbank neemt geen ambtshalve beslissingen over het ouderlijk gezag en de zorgregeling.

De rechtbank zal hierna uitleggen hoe zij tot deze beslissingen is gekomen.

4De beoordeling

De beoordeling in de procedure met zaaknummer C/10/546134 / FO RK 22-1142

Hoofdverblijfplaats en zorgregeling met de moeder

4.1.

De rechtbank zal het primaire verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader te bepalen en een (begeleide) zorgregeling met de moeder te bepalen afwijzen. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen al geruime tijd bij de moeder en hebben daar inmiddels hun vaste basis. De rechtbank vindt het niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om het zwaartepunt van hun leven naar de vader te verplaatsen.

Zorgregeling met de vader

4.2.

De rechtbank zal de volgende zorgregeling vaststellen:

  • [minderjarige 1] heeft eerst drie keer in de oneven weken omgang met de vader van 15.00 uur tot 17.00 uur;

  • [minderjarige 2] heeft eerst drie keer in de even weken omgang met de vader van zaterdag 12.00 uur tot zondag 12.00 uur;

  • daarna verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] twee keer in de even weken gezamenlijk bij de vader, waarbij [minderjarige 1] van zaterdag 12.00 uur tot 18.00 uur bij de vader is en [minderjarige 2] van zaterdag 12.00 uur tot zondag 17.00 uur. [minderjarige 1] mag ook tot zondag 17.00 uur bij de vader blijven als hij dat wil;

  • daarna verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vier keer in de even weken van vrijdag uit school tot zondag 17.00 uur bij de vader;

  • daarna verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de even weken van donderdagmiddag uit school tot maandagochtend voor school bij de vader.

4.3.

Partijen zijn verdeeld over de vraag waarom [minderjarige 1] geen, en [minderjarige 2] weinig contact met hun vader wilden en willen. De moeder stelt, kort gezegd, dat de vader de wensen en behoeften van de jongens niet respecteert en dat zij daarom zelf de keuze maken om niet dan wel nauwelijks naar hun vader te gaan. De vader stelt dat het contactverlies het gevolg is van het loyaliteitsconflict waarin de jongens zitten, en het gebrek aan emotionele toestemming van de moeder om contact en omgang met de vader te hebben. De rechtbank volgt de vader daarin. Daartoe overweegt zij als volgt.

4.4.

Vast staat dat bij de moeder de emoties hoog opliepen nadat de vader de relatie had verbroken en snel daarna een nieuwe vriendin had. De vader heeft zijn stelling over de houding van de moeder onderbouwd met een aantal whatsapp-berichten van de moeder aan de vader, waarin de moeder zich zeer grievend uit over hem en zijn vriendin. Zij zegt in die berichten dingen als ‘ik hoop oprecht dat je kanker krijgt en dood gaat’, en noemt de vader onder andere een vuile tyfushond en zijn vriendin een kankerhoer. Ook benoemt zij gebieden rondom de woonplaats van het gezin, die voor de vader en zijn vriendin no-go zones zijn omdat zij daar ook komt. De moeder erkent dat er een fase van boosheid is geweest over de breuk. Zij stelt dat die fase maar kort heeft geduurd.

4.5.

Vast staat echter dat de strijd ook na die eerste periode van de scheiding door is gegaan, en zelfs verder is verhard. Met name de naderende verkoop van de luxe woning die partijen hebben laten bouwen heeft daarin een grote rol gespeeld. Het contactverlies met [minderjarige 1] en de vermindering van het contact met [minderjarige 2] liepen synchroon aan dat proces. Op 15 augustus 2022 heeft de vader een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden aan de moeder laten betekenen. Daarin is de moeder bevolen om haar medewerking te verlenen aan de verkoop en het transport van de woning waarin het gezin had gewoond. De moeder was daar met de kinderen blijven wonen nadat de relatie tussen de vader en de moeder enkele jaren daarvoor was geëindigd. Na de betekening van het vonnis heeft [minderjarige 1] besloten om niet meer naar zijn vader gaan; sindsdien hebben de vader en [minderjarige 1] elkaar niet meer gezien. Nadat de vader een kort geding aanhangig had gemaakt om de woning te kunnen verkopen toen hij een bod had geaccepteerd appte [minderjarige 1] aan de vader: “Nu je het huis hebt verkocht heb je ook de band met mij verkocht als die er überhaupt was”. Duidelijk is dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] het de vader zeer kwalijk namen dat de woning werd verkocht. In de brief die [minderjarige 1] met [minderjarige 2] aan de rechter hebben geschreven schrijven zij dat hun vader het huis gaat verkopen zonder hun moeders toestemming, terwijl zij daar heel graag wilden blijven wonen. In het gesprek met de rechter noemden de jongens de verkoop van het huis en dat de vader hun mening daarbij niet had gerespecteerd. [minderjarige 2] noemt in een latere brief als een van de redenen dat hij zijn vader niet wil zien dat de vader het huis heeft verkocht, terwijl [minderjarige 2] hem heeft gevraagd dat niet te doen. Niet in geschil is dat van meet af aan duidelijk was dat de moeder de woning niet kon overnemen, gelet op de hoge waarde en het inkomen van de moeder dat nihil was.

4.6.

De rechter is van oordeel dat de vader daarmee voldoende heeft onderbouwd dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een fors loyaliteitsconflict zijn gekomen door de wijze waarop de moeder de strijd is aangegaan en die is blijven voeren over de woning. Zij heeft de jongens daarmee (bewust of onbewust) belast. Hoewel goed voorstelbaar is dat de jongens verdrietig waren dat zij niet in het mooie huis konden blijven wonen, hadden zij een leeftijd waarop aan hen goed uitgelegd had kunnen worden dat de scheiding nu eenmaal maakte dat het huis verkocht moest worden. Dat klemt temeer nu de woning niet op stel en sprong is verkocht. De moeder en de kinderen hebben daar nog tot circa vier jaar na de relatiebreuk gewoond.

Bij het oordeel over het loyaliteitsconflict betrekt de rechter dat de vader stelt dat de relatie tussen hem en de jongens tot dan toe goed was. De moeder betwist dat en stelt dat de vader tijdens de relatie niet veel thuis was en vaak boos was. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben aan de rechter verder verteld dat zij zich bij hun vader niet veilig voelen en dat hij manipuleert. Zij konden echter niet echt uitleggen wat ze daarmee bedoelden, of hoe dat manipuleren of die onveiligheid zich dan uit. De felle woorden in de brieven van de jongens en de felle weerstand tegen hun vader staan in een schril contrast tot de wat oppervlakkige manier waarop de kinderen vertelden over de onveiligheid bij de vader. Wat nu maakte dat hij manipulerend of dat het onveilig was konden zij niet vertellen, ook niet na doorvragen door de rechter. Dat, in combinatie met het verloop van het contactverlies, versterkt de overtuiging van de rechter dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van de moeder onvoldoende emotionele toestemming kregen en krijgen om zich op een gezonde manier tot hun vader te verhouden.

4.7.

Gelet op het voorgaande is de conclusie van de rechter dat er geen objectieve belemmering is voor contactherstel voor [minderjarige 1] , en een frequentere omgang tussen de vader en [minderjarige 2] . De volgende vraag die de rechter moet beantwoorden is of het vaststellen van een zorgregeling in hun belang is. In zaken van kinderen van deze leeftijd wordt de rechter voor een dilemma gesteld. Aan de ene kant is de rechter gehouden om passende maatregelen te nemen om omgang tussen een kind en beide ouders te bewerkstelligen (zie bijvoorbeeld Hoge Raad 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:91). Aan de andere kant is de vraag, in hoeverre het in het belang is van kinderen die richting volwassenheid groeien om ze te dwingen om omgang te hebben met de ouder die zij niet of nauwelijks willen zien. Gelet op hun leeftijd is het immers ook belangrijk om te luisteren naar wat zij (niet) willen. In dit geval is de rechter van oordeel dat het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is om te bepalen dat zij (meer) omgang met hun vader moeten hebben. Daartoe overweegt zij het volgende.

4.8.

Voor [minderjarige 2] geldt dat hij de vader om de week een aantal uren ziet op zaterdag. Hij komt alleen incidenteel bij de vader thuis, en alleen als de partner van vader er niet is. De vader heeft tijdens de zitting verteld dat [minderjarige 2] en hij ‘geen horeca en bioscoop meer kunnen zien’. Volgens vader ‘zuigt [minderjarige 2] iedere minuut van de omgang op’ en genieten [minderjarige 2] en hij erg van de korte tijd dat zij elkaar zien. De moeder heeft dat niet of onvoldoende betwist. De rechter is van oordeel dat de omgang nu zowel qua aard als duur een echte vader-zoon band niet mogelijk maakt. Zij maken immers geen deel uit van elkaars dagelijkse leven en doen geen ‘huis, tuin en keuken dingen’ met elkaar; zij zien elkaar vooral op plekken waar veel andere mensen zijn.

4.9.

Voor [minderjarige 1] vindt de rechter relevant wat de bijzondere curator over hem schreef. Zij adviseerde om een zorgregeling vast te stellen, omdat het voor [minderjarige 1] helpend zou zijn om in zijn hoofd te verklaren dat de omgang van de rechtbank nu eenmaal moet en dat een stap in de richting van de vader daardoor minder voelt als een keuze tégen de moeder. Daarbij vindt de rechter in dit geval juíst de korte tijd tot aan volwassenheid van belang. Over ruim een jaar mág [minderjarige 1] niet alleen zelf beslissingen nemen over de omgang met de vader, hij móet die dan ook zelf nemen. De vraag is of hij de beslissing om contact met zijn vader te hebben zelf kan nemen, gelet op de moeilijke loyaliteitspositie waarin hij zit. Om die reden vindt de rechter het dus van belang om de korte tijd die er nog is te benutten om te komen tot een eerste stap van contactherstel.

4.10.

De rechter bepaalt dat er een opbouw komt in de omgang. Daarbij zal de omgang eerst met beide jongens apart zijn, om ruimte te geven aan het proces van beide individuele jongens. Daarna zullen zij samen bij de vader verblijven. De vader heeft tijdens de zitting verteld dat zijn partner en hij zich zeer bewust zijn van het feit dat de omgang langere tijd gepaard kan gaan met veel emoties, zeker wanneer de jongens ook zullen kennismaken met zijn partner en bij hen overnachten. De vader heeft hiervoor hulp en begeleiding gezocht. De rechter heeft er vertrouwen in dat de vader dat op een goede manier zal doen.

Dwangsom

4.11.

De rechter zal als gezegd een dwangsom verbinden aan de omgang, en zal bepalen dat de moeder aan de vader een dwangsom verbeurt van € 1.000,-, voor iedere keer dat zij de zorgregeling niet nakomt, met een maximum van € 50.000,-. Eerdere beschikkingen waarin de rechtbank een zorgregeling heeft vastgesteld zijn door de moeder niet nagekomen. Zij stelt zich steeds op het standpunt dat zij de kinderen niet kan dwingen om naar hun vader te gaan. Tijdens de zitting op 31 maart 2023 heeft de rechter aan de moeder nadrukkelijk gevraagd wat zij kon en wilde doen om de situatie voor [minderjarige 1] makkelijker te maken en om contactherstel met de vader te stimuleren. Zij antwoordde toen dat ze geen idee had wat ze zou kunnen doen. Ook tijdens deze zitting, een jaar later, had zij op die vraag geen antwoord, anders dan dat ze de jongens regelmatig vraagt of ze naar hun vader willen, maar dat ze hen niet kan dwingen als ze niet willen. De rechter heeft niet de overtuiging dat de moeder de intentie heeft om daadwerkelijk zelf iets te doen of te veranderen om de jongens ruimte te geven voor contact en omgang met hun vader. Gelet daarop is de rechter van oordeel dat een dwangsom de enige resterende manier is om de moeder te dwingen de beslissing van de rechtbank na te komen. De rechter verbindt de dwangsom aan de reguliere zorgregeling, en dus niet aan de zorgregeling tijdens de vakanties en de feestdagen. Mochten de jongens bij die verdeling eigen wensen en gedachten hebben dan vindt de rechter het goed dat de dwangsom niet maakt dat er geen ruimte is voor een aangepaste invulling die beter aansluit bij de wensen van de jongens.

Het delen van het adres van de moeder

4.12.

Het ouderlijk gezag omvat mede de verplichting van de ouder om de ontwikkeling van de banden van het kind met de andere ouder te bevorderen. 1 De rechter is van oordeel dat daaronder ook valt dat de ouder waar de kinderen niet hun hoofdverblijf hebben weet waar de kinderen wonen. Dat stelt die ouder immers in staat om een kind te halen en brengen op dat adres, maar ook om het kind kaarten te sturen, of cadeautjes met verjaardagen en feestdagen. In geval van nood is bovendien van belang dat de andere ouder weet waar de kinderen zijn. De moeder wil het adres niet geven omdat zij bang is dat de vader dan door de straat gaat rijden en de kinderen aanspreekt. De vader betwist dat hij dat zal doen. Vast staat dat hij dat de vader in de jaren dat de moeder nog met de kinderen in de gezinswoning woonde nimmer zomaar op de stoep heeft gestaan of hen anderszins heeft lastiggevallen. Om die reden is de rechter van oordeel dat de moeder onvoldoende heeft onderbouwd wat maakt dat zij haar adres (en dat van de kinderen) niet kan geven. De rechtbank zal dus bepalen dat de moeder dat adres binnen 24 uur na de schriftelijke uitwerking van deze beschikking moet delen met de vader.


Informatieregeling

4.13.

De rechtbank zal het verzoek van de vader om te bepalen dat de moeder belangrijke informatie over de kinderen met de vader moet delen afwijzen. De vader is gezamenlijk met de moeder belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en kan op basis daarvan belangrijke informatie over de kinderen zelf opvragen bij de school van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en andere instanties. Ook zal de vader met de door de rechtbank bepaalde zorgregeling weer betrokken zijn in het leven van de kinderen, waardoor hij van de kinderen zelf meekrijgt wat de belangrijke gebeurtenissen in hun leven zijn.

Verzoeken van de moeder
4.14. De rechter zal de verzoeken van de moeder afwijzen. De rechtbank ziet geen meerwaarde in benoeming van nog een bijzondere curator en/of een deskundige.

De uitvoerbaarheid bij voorraad

4.15.

De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht.

Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. Gelet op de leeftijd van de kinderen, de beperkte tijd die er daarmee is voor contactherstel, en de periode dat er al geen of beperkt contact plaatsvindt tussen de vader en de kinderen, is de rechtbank van oordeel dat de beslissing ook bij het instellen van hoger beroep door één van de ouders moet worden gevolgd. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

De kosten van deze procedure

4.16.

De rechtbank zal beslissen dat iedere ouder de eigen proceskosten betaalt, omdat zij geen reden ziet om één van de ouders in de proceskosten te veroordelen.

De beoordeling in de procedure met zaaknummer C/16/549367 / FO RK 22-1413

Het toetsingskader
4.17. De wet biedt in sommige gevallen de mogelijkheid aan een minderjarige om een wens neer te leggen bij de rechter. De rechter kan dan naar aanleiding van de geuite wensen ambtshalve, dus uit eigen beweging, beslissingen nemen, ook als de ouders geen verzoeken hebben gedaan. De wet biedt die mogelijkheid als het gaat om wijziging van een zorgregeling. 2

4.18.

De wet biedt ook de mogelijkheid om tijdens een echtscheidingsprocedure een beslissing te nemen over het gezag als een kind hierom vraagt. 3 Uit een uitspraak van de Hoge Raad blijkt dat dit ook kan ná de echtscheidingsprocedure kan, tenzij eerder al een beslissing is genomen over het gezag. 4 De ouders van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn niet getrouwd geweest en hebben geen geregistreerd partnerschap gehad. Dat zou betekenen dat de wens van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om ambtshalve een beslissing te nemen over het gezag in beginsel geen grondslag vindt in de wet, in ieder geval niet in de letter van de wet. In de rechtspraak wordt wel aangenomen dat een dergelijke ambtshalve beslissing ook kan worden genomen als het gaat om kinderen wier ouders niet getrouwd zijn, noch een geregistreerd partnerschap hebben gehad, omdat dat onderscheid niet gerechtvaardigd is. De rechter zal ook hier de wens van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] inhoudelijk beoordelen.

Gezag

4.19.

De rechtbank zal geen ambtshalve beslissing nemen over het ouderlijk gezag. De rechtbank vindt het niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat het gezag van de vader wordt beëindigd en de moeder alleen het ouderlijk gezag wordt belast. De vader is een betrokken vader die graag een (grotere) rol in het leven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wil spelen. Voor een goede uitoefening van de zorgregeling is het van belang dat de vader betrokken blijft bij de belangrijke gebeurtenissen in het leven van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en zelfstandig informatie kan opvragen bij bijvoorbeeld de school van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Daarnaast is niet gebleken dat de vader bij het nemen van gezagsbeslissingen niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] handelt of dat hij die tegenhoudt.
Zorgregeling
4.20. Gelet op de overwegingen hierboven over de zorgregeling zal de rechtbank geen ambtshalve beslissing nemen over de zorgregeling zoals [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat aan de rechter hebben gevraagd.
Brief [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
4.21. De rechtbank heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op 16 april 2024 een e-mail gestuurd om hen te informeren over de uitspraak. In de e-mails aan hen is het volgende opgenomen:

[minderjarige 1]
‘’Beste [minderjarige 1] ,

Zoals je weet zijn jouw ouders vrijdag weer bij de rechtbank geweest voor een zitting. Jouw moeder heeft de brief die je aan mij schreef aan mij gegeven. Dankjewel daarvoor. Tijdens de zitting hebben we de wensen die [minderjarige 2] en jij alweer een hele tijd geleden aan mij schreven besproken. Daarnaast hebben we ook verzoeken van je vader en je moeder besproken.

Jij wil graag dat alleen je moeder gezag over jou zal hebben. En je wil graag alleen naar je vader toe als je dat zelf wil, maar je wil niet gedwongen worden om hem te zien. De beslissingen die ik heb genomen zijn (heel) anders dan wat jij graag wilde. Ik heb besloten dat jouw vader het gezag samen met je moeder houdt over [minderjarige 2] en jou. En ik heb besloten dat jij je vader weer moet gaan zien. Dat is voor jou even schrikken denk ik. En juist niet wat jij wilde. Maar ik vind het heel belangrijk dat het wel gebeurt. Zo belangrijk, dat ik er een dwangsom aan heb verbonden. Dat betekent dat jouw moeder een flink bedrag aan je vader moet betalen als zij mijn uitspraak over de omgang niet nakomt. Dat is natuurlijk niet niks. Ik heb die beslissing dan ook niet ‘zomaar’ genomen.

In alle stukken die ik over [minderjarige 2] en jou heb gelezen, en de gesprekken die ik met jullie ouders heb gevoerd, wordt mij duidelijk dat jullie in een heel lastige positie zitten. Je ouders zijn al een aantal jaren uit elkaar, en al die tijd is het tussen hen moeilijk geweest. Het gedoe over het huis, het feit dat je vader snel een nieuwe vriendin had – het is voor iedereen heel veel geweest. Tijdens ons gesprek een hele tijd geleden vertelde je mij dat je je bij je vader niet veilig voelt en dat je daarom niet naar hem toe wil. Ik heb je toen gezegd dat het voor mij lastig was om goed te begrijpen waar die angst nu precies in zit. Ik ken jullie allemaal natuurlijk niet goed. Maar met alles wat ik inmiddels wel over jullie weet, zie ik geen reden waarom je vader en jij elkaar niet weer kunnen zien. Sterker: ik vind het zoals ik al zei heel erg belangrijk dat je je vader weer gaat zien. Kinderen hebben nou eenmaal twee ouders, en van allebei je ouders heb je iets. Dat je vader helemaal geen deel is van jouw leven vind ik niet goed voor jouw ontwikkeling naar volwassenheid. Ik denk dat je je vader juist in deze fase van je leven hard nodig hebt.

Ik realiseer me dat je in je examenjaar zit en dat het centrale eindexamen binnenkort begint. Je moet je nu daarop concentreren. Daarom vind ik het verstandig dat je pas daarna, in juni, voor het eerst je vader weer ziet. Omdat jullie elkaar heel lang niet hebben gezien heb ik een opbouw bepaald. In die opbouw zien je vader en jij elkaar eerst drie keer om de week op zaterdag van 15.00 tot 17.00 uur met zijn tweeën, dus zonder [minderjarige 2] erbij. Daarna ga je samen met [minderjarige 2] , eerst een dag, daarna steeds wat langer. De definitieve regeling is dat [minderjarige 2] en jij uiteindelijk om de week van donderdag na school tot maandag naar school bij je vader verblijven. Je vader realiseert zich dat dat van iedereen veel zal vragen in het begin. Ook omdat jullie zijn vriendin, met wie hij samenwoont, niet kennen en tot nu toe ook niet willen leren kennen. Ik heb er vertrouwen in dat jullie het contact op een goede manier gaan opbouwen.

Ik kan me goed voorstellen dat je denkt: wat heb ik aan een rechter als die precies het tegenovergestelde beslist van wat ik heb gevraagd? Misschien denk je dat ik niet goed naar je heb geluisterd. Dat heb ik wel. Maar als ouders er samen niet uitkomen wat het beste is voor de kinderen, is de kinderrechter er om knopen door te hakken. En daarbij moet de kinderrechter, ik in dit geval, altijd kijken naar wat voor het kind, jou in dit geval, het beste is. Wat ik voor jou het beste vind is in dit geval iets anders dan wat jij het liefste wil. Ik hoop dat je dat begrijpt. De procedure bij de rechtbank is nu afgelopen. Je ouders kunnen wel in hoger beroep als ze het niet eens zijn met mijn beslissing. Dat moeten ze dan binnen drie maanden doen.

Van je moeder begreep ik dat je toegepaste psychologie wil gaan studeren na je eindexamen. Wat een mooie studie. Ik wens je veel succes met je eindexamen en met alles dat daarna komt!’’

[minderjarige 2]
‘’Beste [minderjarige 2] ,

Zoals je weet zijn jouw ouders vrijdag weer bij de rechtbank geweest voor een zitting. Tijdens de zitting hebben we de wensen die [minderjarige 1] en jij alweer een hele tijd geleden aan mij schreven besproken. Daarnaast hebben we ook verzoeken van je vader en je moeder besproken.

Jij wil graag dat alleen je moeder gezag over jou zal hebben. En je wil graag de regeling met je vader houden zoals die nu is, maar je wil niet vaker naar hem toe en ook niet bij hem slapen. De beslissingen die ik heb genomen zijn (heel) anders dan wat jij graag wilde. Ik heb besloten dat jouw vader het gezag samen met je moeder houdt over [minderjarige 1] en jou. En ik heb besloten dat jij je vader meer moet gaan zien, en dat je daar ook zal gaan slapen. Dat is voor jou even schrikken denk ik. En juist niet wat jij wilde. Maar ik vind het heel belangrijk dat het wel gebeurt. Zo belangrijk, dat ik er een dwangsom aan heb verbonden. Dat betekent dat jouw moeder een flink bedrag aan je vader moet betalen als zij mijn uitspraak over de omgang niet nakomt. Dat is natuurlijk niet niks. Ik heb die beslissing dan ook niet ‘zomaar’ genomen.

In alle stukken die ik over [minderjarige 1] en jou heb gelezen, en de gesprekken die ik met jullie ouders heb gevoerd, wordt mij duidelijk dat jullie in een heel lastige positie zitten. Je ouders zijn al een aantal jaren uit elkaar, en al die tijd is het tussen hen moeilijk geweest. Het gedoe over het huis, het feit dat je vader snel een nieuwe vriendin had – het is voor iedereen heel veel geweest. Je ziet je vader nu om de week een aantal uur op zaterdag. Je komt niet vaak bij je vader thuis en alleen als zijn vriendin er niet is. Je vader vertelde op de zitting dat jullie vaak naar de bioscoop gaan en wat gaan eten. Hoewel ik het fijn vind dat dat goed loopt, vind ik de omgang nu te weinig om echt een band met je vader te kunnen hebben. Dat, terwijl ik denk dat je je vader juist in deze fase van je leven hard nodig hebt.

In mijn beslissing heb ik een opbouw gemaakt. In die opbouw ga je, vanaf juni, eerst drie keer één nacht slapen bij je vader. Daarna wordt dat twee nachten. De definitieve regeling is dat je samen met [minderjarige 1] om de week op donderdag uit school tot maandag naar school bij je vader bent. Je vader realiseert zich dat dat niet niks is voor jullie. Ook omdat jullie zijn vriendin, met wie hij samenwoont, niet kennen en tot nu toe ook niet willen leren kennen. Ik heb er vertrouwen in dat jullie het contact op een goede manier gaan opbouwen.

Ik kan me goed voorstellen dat je denkt: wat heb ik aan een rechter als die precies het tegenovergestelde beslist van wat ik heb gevraagd? Misschien denk je dat ik niet goed naar je heb geluisterd naar wat je hebt geschreven. Dat heb ik wel. Maar als ouders er samen niet uitkomen wat het beste is voor de kinderen, is de kinderrechter er om knopen door te hakken. En daarbij moet de kinderrechter, ik in dit geval, altijd kijken naar wat voor het kind, jou in dit geval, het beste is. Wat ik voor jou het beste vind is in dit geval iets anders dan wat jij het liefste wil. Ik hoop dat je dat begrijpt. De procedure bij de rechtbank is nu afgelopen. Je ouders kunnen wel in hoger beroep als ze het niet eens zijn met mijn beslissing. Dat moeten ze dan binnen drie maanden doen.

Ik wens je veel succes op het gymnasium en alvast een fijne meivakantie!’’


Hierna volgt de beslissing.De rechtbank gebruikt hier de begrippen uit de wet.

5De beslissing

De rechtbank:

in de procedure met het zaaknummer C/16/546134 / FO RK 22-1142

5.1.

wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 30 april 2021;

5.2.

wijzigt de volgende zorgregeling met ingang van 1 juni 2024 als volgt:

  • [minderjarige 1] heeft eerst drie keer in de oneven weken omgang met de vader van 15.00 uur tot 17.00 uur;

  • [minderjarige 2] heeft eerst drie keer in de even weken omgang met de vader van zaterdag 12.00 uur tot zondag 12.00 uur;

  • daarna verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] twee keer in de even weken gezamenlijk bij de vader, waarbij [minderjarige 1] van zaterdag 12.00 uur tot 18.00 uur bij de vader is en [minderjarige 2] van zaterdag 12.00 uur tot zondag 17.00 uur. [minderjarige 1] mag ook tot zondag 17.00 uur bij de vader blijven als hij dat wil;

  • daarna verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vier keer in de even weken van vrijdag uit school tot zondag 17.00 uur bij de vader;

  • daarna verblijven [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de even weken van donderdagmiddag uit school tot maandagochtend voor school bij de vader;

5.3.

veroordeelt de moeder aan de vader een dwangsom te betalen van € 1.000,- voor iedere keer dat zij de zorgregeling niet nakomt, tot een maximum van € 50.000,- is bereikt;

5.4.

stelt met ingang van de herfstvakantie 2024 de volgende vakantieregeling vast:

  • tijdens de voorjaarsvakantie, de meivakantie van één week en de herfstvakantie loopt de reguliere zorgregeling door, tenzij één van de ouders op vakantie wil met de kinderen;

  • de kinderen verblijven tijdens de kerstvakantie in de oneven jaren de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder en in de even jaren andersom. In het geval dat Kerst en oud en nieuw in één week vallen spreken de ouders in onderling overleg af dat de kinderen met Kerst of met oud en nieuw bij de andere ouder verblijven;

  • de kinderen verblijven tijdens de zomervakantie in de oneven jaren de eerste drie weken bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder en in even jaren andersom;

  • de kinderen zijn bij de vader zijn op zijn verjaardag;

  • de kinderen zijn bij de moeder op haar verjaardag;

  • de kinderen verblijven op hun eigen verjaardag in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder;

5.5.

bepaalt dat dat de moeder haar adres binnen 24 uur na het ontvangen van de schriftelijke uitwerking van onderhavige beschikking aan de vader zal doorgeven;

5.6.

verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;

5.7.

bepaalt dat de ouders hun eigen proceskosten betalen;

5.8.

wijst de verzoeken van de ouders voor het overige af;

in de procedure met zaaknummer C/16/549367 / FO RK 22-1413

5.9.

neemt geen ambtshalve beslissingen over het ouderlijk gezag en de zorgregeling.

Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. T. Dopheide, (kinder)rechter, in afwezigheid van de rechter ondertekend door mr. G. van de Beek (kinderrechter en teamvoorzitter) in samenwerking met mr. R. Jelicic, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 april 2024 en op schrift gesteld op 30 april 2024.

Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

2

Artikel 1:377g juncto 1:253, lid BW

3

Artikel 1:251a lid 4 BW

4

Hoge Raad 4 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2241



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733