Datum publicatie | 22-05-2024 |
Zaaknummer | C/16/569571 / JE RK 24-165 |
Procedure | Beschikking |
Zittingsplaats | Utrecht |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | Jeugdbescherming / Jeugdwet; Ondertoezichtstelling 1:254 e.v. BW |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie
Verlenging OTS. Hulpverlening geeft geen informatie aan GI, lijkt zich als advocaat van ouders op te stellen en staan op standpunt dat OTS niet langer nodig is. Kinderrechter: hulpverleningsinstanties en scholen zijn ex art. 7.3.11 lid 4 Jw verplicht om de GI de informatie te verstrekken die nodig is voor de uitvoering van de OTS, ondanks een evt. verschoningsrecht. Dat de hulpverlening zich daar niet aan houdt, is zorgelijk en onrechtmatig, maar bovendien inefficiënt. Zij krijgen een oproep voor de volgende zitting.
Volledige uitspraak
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/569571 / JE RK 24-165
Datum uitspraak: 29 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige] , geboren op [2007] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder] ,
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[de vader] ,
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .
1Het verloop van de procedure
De kinderrechter neemt mee in haar beoordeling:
-
het verzoekschrift met bijlagen van de GI, ontvangen op 30 januari 2024;
-
de brief van de GI van 26 maart 2024.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
-
de vader;
-
de moeder;
-
mevrouw [A] namens de GI.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om haar mening te geven.
2Waar de procedure over gaat
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
[minderjarige] woont bij haar ouders.
Bij beschikking van 1 oktober 2021 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. Die maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 1 april 2024.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3De beoordeling
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen tot 1 juli 2024 (artikel 1:260, eerste lid, BW) en de beslissing voor het overige aanhouden tot de zitting van 28 juni 2024 om 13.30 uur. Hierna zal de kinderrechter dit uitleggen.
[minderjarige] staat al sinds 2021 onder toezicht van de GI en heeft sindsdien te maken gehad met verschillende jeugdbeschermers. Dat betreurt de kinderrechter. Het is namelijk lastig voor [minderjarige] om vertrouwensrelaties aan te gaan met volwassenen, omdat zij het gevoel heeft dat de volwassenen om haar heen haar toch niet helpen. Vervolgens is er van september 2023 tot januari 2024 zelfs helemaal geen vaste jeugdbeschermer geweest voor [minderjarige] , waardoor er niet of nauwelijks regie is gevoerd in de hulpverlening door de GI. Sinds afgelopen januari is mevrouw [A] betrokken als vast aanspreekpunt voor [minderjarige] en de ouders vanuit het Frontteam van de GI.
Ondanks dat het gezin weer een vast aanspreekpunt heeft bij de GI, heeft de GI de afgelopen periode nauwelijks zicht gekregen op hoe het met [minderjarige] gaat en hoe de hulpverlening verloopt. Dat heeft meerdere oorzaken. In de eerste plaats is er een moeizame samenwerking met de ouders en [minderjarige] . Dat is deels te begrijpen. Zoals hiervoor besproken vindt [minderjarige] het moeilijk om nieuwe mensen in vertrouwen te nemen. De kinderrechter kan zich daarnaast voorstellen dat het voor de ouders en [minderjarige] vervelend is geweest dat er niemand beschikbaar was vanuit de GI, en dat zij hierdoor sceptisch zijn geworden over de meerwaarde van de ondertoezichtstelling. Dat neemt niet weg dat een ondertoezichtstelling niet vrijblijvend is en dat de ouders daar in beginsel aan moeten meewerken. Wat de situatie voor alle partijen nog ingewikkelder maakt, is dat de hulpverlening die bij [minderjarige] betrokken is niet goed samenwerkt met de GI. De GI wordt niet of slechts gedeeltelijk bij evaluaties betrokken en ontvangt, ondanks herhaaldelijke verzoeken daartoe, geen verslaglegging van de hulpverlening. De hulpverleners lijken zich haast als advocaat van de ouders op te stellen en staan achter hun standpunt dat de ondertoezichtstelling niet langer nodig is. Dat baart de kinderrechter grote zorgen. De hulpverleningsinstanties en scholen zijn op grond van de wet 1 namelijk verplicht om de GI de informatie te verstrekken die de GI nodig heeft voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling, dit met voorbijgaan aan een eventueel verschoningsrecht. Dat de hulpverlening zich daar niet aan houdt, is zorgelijk en onrechtmatig, maar bovendien inefficiënt. Het zou namelijk kunnen dat de ondertoezichtstelling niet langer nodig is voor [minderjarige] , omdat de hulpverlening goed met haar op weg is en de ouders daar goed aan meewerken. De (financiële) middelen en mankracht die nu aan de ondertoezichtstelling van [minderjarige] worden besteed, kunnen in dat geval besteed worden aan andere minderjarigen die dat nodig hebben. Maar als de hulpverlening daarover geen openheid geeft naar de GI, kan de GI, en daarmee ook de kinderrechter, dat onvoldoende beoordelen.
De kinderrechter vindt het in dit geval daarom passend om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] kort te verlengen, en de beslissing voor het overige aan te houden tot de zitting van 28 juni 2024, waar ook de hulpverleners van [minderjarige] voor zullen worden uitgenodigd. Op die zitting kan met alle betrokkenen worden besproken hoe de hulpverlening verloopt en of het dwingende kader van de ondertoezichtstelling nog nodig is. De gronden voor de ondertoezichtstelling acht de kinderrechter op dit moment vooralsnog aanwezig. [minderjarige] wordt namelijk nog steeds in haar ontwikkeling bedreigd. Niet alleen is pas redelijk recent duidelijk geworden dat bij [minderjarige] sprake is van complex relationeel trauma, waar zij nog voor in therapie is, maar ook zijn er nog steeds grote zorgen over de schoolgang van [minderjarige] . [minderjarige] gaat namelijk slechts twee dagdelen per week naar school. De kinderrechter heeft ook gelezen dat [minderjarige] van ver komt en dat zij echt stappen in de goede richting aan het zetten is en dat is ontzettend knap van haar. Maar de zorgen zijn nog steeds aanwezig en de kinderrechter kan door het gebrek aan informatie vanuit de hulpverlening onvoldoende inschatten of de ouders in staat zijn om deze ontwikkelingsbedreiging zelf in het vrijwillige kader weg te nemen.
De kinderrechter verzoekt de GI om de kinderrechter uiterlijk 14 juni 2024 te informeren over de stand van zaken. Verder zal de kinderrechter ook [minderjarige] opnieuw uitnodigen voor een gesprek met de kinderrechter. Dat gesprek is niet verplicht. Als [minderjarige] met de kinderrechter wenst te praten, wijst de kinderrechter erop dat het ook mogelijk is om op een andere dag dan de dag van de zitting met de kinderrechter te praten. Ook is het mogelijk voor [minderjarige] om digitaal met de kinderrechter te praten.
4De beslissing
De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 1 juli 2024;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de beslissing voor het overige aan tot de zitting van 28 juni 2024 om 13.30 uur, en verzoekt de griffier om voor die zitting op te roepen de ouders, de GI, de hulpverleners van de Opvoedpoli, de hulpverlener van het ZOW-traject en de leerplichtambtenaar;
verzoekt de GI om de kinderrechter uiterlijk 14 juni 2024 te informeren over de stand van zaken.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2024 door mr. M.A.A.T. Engbers, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.A. Nettekoven als griffier, en op schrift gesteld op 16 april 2024. |
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.
© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733