Rechtbank Midden-Nederland 17-05-2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:2999

Datum publicatie28-05-2024
ZaaknummerC/16/572396 / KG ZA 24-152
ProcedureKort geding
ZittingsplaatsUtrecht
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenAlimentatie;
Familieprocesrecht; Ouderschapsplan (en ontvankelijkheid)
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Executiegeschil. Beding over kosten kinderen na 21 jaar. Niet elk convenant en ouderschapsplan dat aan echtscheidingsbeschikking is gehecht levert voor tenuitvoerlegging vatbare titel op. Naar oordeel voorzieningenrechter is voldoende titel aanwezig wanneer (in dit geval) vader in (onderdelen van) convenant en ouderschapsplan jegens kind duidelijk omschreven verplichting is aangegaan, waarvan omvang – omdat het betaling geldsom betreft – op zijn minst genomen bepaalbaar is. Hier niet het geval.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht

locatie Utrecht

zaaknummer / rolnummer: C/16/572396 / KG ZA 24-152

Vonnis in kort geding van 17 mei 2024

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

eiser, hierna te noemen: de man,

advocaat mr. R.I. Lagerweij te Veenendaal,

tegen

[gevolmachtigde] ,

wonende in [woonplaats 2] ,

in hoedanigheid van gevolmachtigde van:

[gedaagde] , wonende te [woonplaats 2] ,

gedaagde, hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. S.R. Oxener te Zwolle.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding van 27 maart 2024 met producties 1 t/m 9;

  • producties 1 t/m 8 van de vrouw;

  • de pleitnotitie van de vrouw;

  • de mondelinge behandeling van 3 mei 2024.

1.2.

Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen in persoon verschenen. Zij werden bijgestaan door hun voornoemde advocaten.

1.3.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2De feiten

2.1.

De man en de vrouw zijn getrouwd geweest.

2.2.

De man en de vrouw zijn de ouders van:

  • [gedaagde] , geboren op [geboortedatum 1] 1997;

  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2003;

  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2005.

2.3.

Tijdens de echtscheiding hebben de man en de vrouw afspraken gemaakt over de kinderen en deze opgenomen in een ouderschapsplan van 27 augustus 2015. Het ouderschapsplan maakt onderdeel uit van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 4 november 2015. De man en de vrouw spraken in het ouderschapsplan onder meer het volgende af:

“Partijen hebben afspraken over kinderalimentatie vastgelegd in het convenant.

Dit ouderschapsplan maakt daarvan onlosmakelijk deel uit, daar het als bijlage wordt toegevoegd.

De kinderalimentatie voor de kinderen is door middel van overleg tussen de ouders tot stand gekomen en vastgesteld op € 83,33 per maand per kind. De man zal de kinderalimentatie, ingaande per 1 mei 2015, een totaal bedrag van € 250,- op de 26e van de maand overmaken op de bankrekening: [rekeningnummer] te name van [gevolmachtigde] .

Wanneer de kinderen gaan studeren, betalen partijen op basis van hun eigen draagkracht een bijdrage aan de kinderen. Hierbij wordt een bijdrage gegeven inzake de studie en levensonderhoud. Dit geldt zolang de kinderen met redelijke studieresultaten de beroepsopleiding of studie volgen. De verplichting eindigt in ieder geval zodra de kinderen in staat zijn om zelfstandig in levensonderhoud te voorzien, door middel van een baan en/of andere financiële middelen. De kinderen kunnen zelfstandig nakoming van dit beding vorderen.

De kinderalimentatie is aan indexering onderworpen, deze zoals omschreven in artikel 1:402a BW. De indexering gaat voor het eerst in per 1 januari 2016. Zolang de kinderen in de woning van de vrouw wonen of verblijven, zal de kinderalimentatie worden overgemaakt op bankrekening [rekeningnummer] en zal de vrouw het beheer op haar nemen. De man heeft recht op inzage in dit beheer.

(…)

Alimentatie

a. Welke ideeën hebben ouders over de betaling van de kosten voor de kinderen?

x Naar rato inkomen

Beide de helft

We regelen alimentatie voor de kinderen

Anders: Vader betaalt elke 26e van de maand € 250 euro en € 135 bijdrage studiekosten voor [gedaagde] . Deze bijdrage is vastgesteld door het DUO.”.

2.4.

In het echtscheidingsconvenant, eveneens behorend bij de echtscheidingsbeschikking, hebben de man en de vrouw gelijkluidende afspraken over de kosten van de kinderen gemaakt.

2.5.

Bij exploot van 8 december 2022 is op verzoek van [gedaagde] aan de man bevel gedaan om binnen twee dagen een totaalbedrag van € 13.024,21 (+ pm) te betalen, bestaande uit: achterstallige alimentatie tot 30 november 2022, achterstallige studiekosten, alimentatie en studiekosten vanaf 1 december 2022 en de kosten van het exploot.

2.6.

Bij proces-verbaal van 23 februari 2024 is op verzoek van de vrouw in hoedanigheid van gevolmachtigde van [gedaagde] executoriaal derdenbeslag gelegd ten laste van de man onder Stichting [werkgever] (de werkgever van de man). Het beslag is gelegd voor een totaalbedrag van € 16.625,34 (+ PM), bestaande uit: verschuldigde alimentatie t/m februari 2024 met index, verschuldigde studiekosten t/m januari 2024, de nog te vervallen maandelijkse alimentatietermijnen van € 105,39 en studiekosten van € 135,00, de betekeningskosten en de executiekosten.

3Het geschil

3.1.

De man stelt dat hij de bijdrage in de kosten van [gedaagde] tot haar 21e levensjaar heeft voldaan en dat hij niet gehouden kan worden om meer kosten te betalen. Volgens de man is de verplichting tot betaling van een bijdrage in haar kosten van rechtswege vervallen. Daarnaast geeft de man aan dat niet gebleken is van voldoende studieresultaten. Als gevolg hiervan ontbreekt de grondslag voor het beslag, aldus de man. Omdat het beslag ten onrechte is gelegd dient de vrouw, volgens de man, de executiekosten zelf te voldoen.

De man vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

  • het derdenbeslag onder zijn werkgever opheft;

  • de vrouw veroordeelt om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de door de werkgever ingehouden bedragen af te dragen aan de man;

  • de vrouw veroordeelt de executie van alimentatie en studiekosten binnen 48 uur na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden, onder verbeurte van een dwangsom;

  • de vrouw veroordeelt in de proceskosten en de nakosten.

3.2.

De vrouw voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de man met veroordeling van de man in de proceskosten. Hiertoe voert de vrouw aan dat uit het ouderschapsplan en convenant volgt dat de man, ten minste zolang [gedaagde] nog studeert wat nu nog het geval is, een (te indexeren) bedrag van € 83,33 per maand aan [gedaagde] dient te betalen als bijdrage in haar levensonderhoud en een bedrag van € 135,- per maand ter zake een bijdrage in haar studiekosten. Volgens de vrouw hebben zij en de man met hun afspraken willen afwijken van hun wettelijke verplichting tot betaling van een bijdrage voor levensonderhoud en studie tot het 21e levensjaar.

4De beoordeling

De man is ontvankelijk in zijn vorderingen
4.1.

De voorzieningenrechter is bevoegd de tenuitvoerlegging van een beslissing te schorsen voor een bepaalde tijd of totdat op het geschil zal zijn beslist, dan wel te bepalen dat de tenuitvoerlegging slechts tegen zekerheidstelling mag plaatsvinden of worden voortgezet. Daarbij kan de voorzieningenrechter de beslagen, al of niet tegen zekerheidstelling opheffen. 1 Ten aanzien van andere vorderingen geldt dat de man daarbij een spoedeisend belang moet hebben.

4.2.

De vorderingen van de man zien (onder meer) op schorsing van de executie en opheffing van het beslag. Gelet op wat de voorzieningenrechter hiervoor heeft overwogen, is de man ontvankelijk in zijn vorderingen die hierop zien. Ten aanzien van de andere vordering, tot terugbetaling van de ingehouden bedragen, neemt de voorzieningenrechter het spoedeisend belang van de man daarbij aan, nu dit door de vrouw niet is betwist. De voorzieningenrechter zal de vorderingen hierna inhoudelijk beoordelen.

Het beslag wordt opgeheven en de vrouw moet de executie staken en gestaakt houden

4.3.

In een executiegeschil kan de tenuitvoerlegging van de beschikking, die in kracht van gewijsde is gegaan, alleen worden geschorst, indien de (verdere) tenuitvoerlegging misbruik van bevoegdheid zou opleveren (HR 20-12-2019, ECLI:NL:HR:2019:2026). Daarvan kan sprake zijn als voor het beslag geen voor tenuitvoerlegging vatbare titel aanwezig is.

4.4.

In dit geval gaat het om de tenuitvoerlegging van afspraken in een convenant en ouderschapsplan, welke onderdeel uitmaken van een echtscheidingsbeschikking. Niet elk convenant en ouderschapsplan dat aan een echtscheidingsbeschikking is gehecht en daarvan deel uitmaakt, levert een voor tenuitvoerlegging vatbare titel op. Of dat zo is hangt af van de wijze waarop het convenant en ouderschapsplan zijn geredigeerd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is een voldoende titel aanwezig wanneer (in dit geval) de vader in (de onderdelen van) het convenant en ouderschapsplan, die onderdeel uitmaken van de echtscheidingsbeschikking, jegens [gedaagde] een duidelijk omschreven verplichting is aangegaan, waarvan de omvang – nu het de betaling van een geldsom betreft – op zijn minst genomen bepaalbaar is.

4.5.

Partijen verschillen van mening over de uitleg van de afspraken in het convenant en ouderschapsplan. Zij verschillen van mening over het antwoord op de vraag of uit de afspraken voortvloeit dat de man verplicht is om aan [gedaagde] een bijdrage in haar levensonderhoud en studie te betalen na haar 21e levensjaar. Tussen partijen is niet in geschil dat de man de bijdrage voor levensonderhoud en studie tot haar 21e levensjaar heeft voldaan. De man heeft hiertoe bankafschriften in het geding gebracht en enige bijdrage voorafgaand aan het 21e levensjaar van [gedaagde] is geen onderdeel geweest van het partijdebat.

4.6.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de passages waar partijen over strijden niet eenduidig geredigeerd. In de eerste plaats is niet duidelijk of de man en de vrouw hebben willen afwijken van de wettelijke onderhoudsverplichting jegens [gedaagde] , welke in beginsel stopt bij het bereiken van de 21-jarige leeftijd. Voor zover dat wel het geval zou zijn, zoals de vrouw stelt, is niet duidelijk of de vader onder de gegeven omstandigheden verplicht is om enige bijdrage aan [gedaagde] te voldoen. Volgens het convenant dient in ieder geval sprake te zijn van “redelijke studieresultaten” en een situatie waarin [gedaagde] niet “in staat is om zelfstandig in levensonderhoud te voorzien, door middel van een baan en/of andere financiële middelen”. Wat daaronder wordt verstaan is onduidelijk en niet bepaalbaar. Als gevolg van deze onduidelijkheden is aan de hand van de passages niet eenduidig vast te stellen of en zo ja welke verplichting de vader jegens [gedaagde] is aangegaan en wat de omvang daarvan is. Hiervoor is een nadere uitleg van de afspraken in het convenant en ouderschapsplan noodzakelijk. Dit gaat echter het bestek van een executieprocedure te buiten. Deze procedure is immers niet bedoeld om een soort verklaring voor recht te verkrijgen hoe bepaalde partijafspraken moeten worden uitgelegd.

4.7.

Gelet op voorgaande dient de vraag of sprake is van een geldige titel voor het beslag ontkennend beantwoord te worden. Dit maakt dat de (verdere) tenuitvoerlegging van de titel misbruik van bevoegdheid oplevert. De vorderingen van de man tot opheffing, staking en gestaakt houden van het beslag zullen daarom worden toegewezen.

4.8.

De voorzieningenrechter vraagt zich af of de onderhavige kwestie niet door de gerechtsdeurwaarder voorkomen had kunnen en moeten worden. Alvorens tot tenuitvoerlegging over te gaan dient de gerechtsdeurwaarder zich er immers van te vergewissen of hij over een executoriale titel beschikt die voor tenuitvoerlegging vatbaar is. In gevallen als deze, waarin de passages in de overeenkomst(en) niet duidelijk zijn geredigeerd, dient hij zich ten stelligste af te vragen of dat het geval is en of het treffen executiemaatregelen gelet op de verstrekkende gevolgen daarvan, gerechtvaardigd is. De man heeft onweersproken gesteld dat een eerder door de vrouw ingeschakelde deurwaarder de executie niet heeft doorgezet, nadat de man zijn verhaal had gedaan, waarna de vrouw een volgende deurwaarder ‘de goedkoopste’ heeft ingeschakeld. Hiermee heeft de vrouw bewust een risico genomen.

De vrouw moet de door de werkgever ingehouden bedragen afdragen aan de man

4.9.

Het (voorlopig) oordeel van de voorzieningenrechter dat er geen geldige titel is voor het gelegde beslag heeft tot gevolg dat de bedragen die de werkgever uit hoofde van het beslag heeft ingehouden aan de man moeten worden terugbetaald. De man had over zijn volledige inkomen moeten kunnen beschikken. Hij moet daar alsnog toe in staat worden gesteld. Gesteld, noch gebleken is dat de vrouw (/ [gedaagde] ) niet aan deze terugbetalingsverplichting kan voldoen.

Geen dwangsommen

4.10.

De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan de veroordeling tot het staken en gestaakt houden van de executie dwangsommen te verbinden. De voorzieningenrechter vertrouwt erop dat de vrouw vrijwillig aan de veroordeling zal voldoen dan wel dat geen deurwaarder, gelet op dit vonnis, de verdere executie zal willen uitvoeren.

Ieder moet de eigen proceskosten betalen

4.11.

Gelet op het familierechtelijk karakter van deze zaak zal de voorzieningenrechter de proceskosten tussen partijen compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

heft het op 23 februari 2024 ten laste van de man onder de Stichting [werkgever] gelegde beslag op;

5.2.

veroordeelt de vrouw om de executie van alimentatie en studiekosten binnen 48 uur na betekening van dit vonnis te staken en gestaakt te houden;

5.3.

veroordeelt de vrouw om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de door de werkgever ingehouden bedragen af te dragen aan de man;

5.4.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.5.

compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,

5.6.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A.T. Engbers, voorzieningenrechter, in samenwerking met mr. K.A.H. Verhoeven, griffier. Het vonnis is in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2024.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733