Gerechtshof Amsterdam 11-06-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:1568

Datum publicatie24-06-2024
Zaaknummer200.334.679/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsAmsterdam
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenOverig; Straatverbod/contactverbod/huiselijk geweld;
Familieprocesrecht; Horen minderjarige
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Algeheel verbod voor moeder om buiten de omgangsregeling contact met kk te hebben. Dit is noodzakelijk en proportioneel als randvoorwaarde voor de omgangsregeling. Het betreft een langslepende kwestie, waarbij de kk in 2020 al uit huis zijn geplaatst bij vader, met omgangsregeling voor moeder. In 2023 is al eerder een contactverbod opgelegd voor 6 mnd. Het horen vd kinderen (14 jaar) in dit geval niet in hun belang. Art. 809 Rv geldt ook niet onverkort in kort geding en hof acht geslagen op info uit eerder gesprek kk.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

zaaknummer: 200.334.679/01

zaaknummer rechtbank: C/13/739642 / KG ZA 23-846 HH/MvG

arrest van de meervoudige familiekamer van 11 juni 2024

in de zaak van:

[de moeder] ,

wonende te [plaats A] ,

appellante,

advocaat: mr. R.A. van den Heuvel te Amsterdam,

tegen

[de vader] ,

wonende te [plaats A]

geïntimeerde,

advocaat: mr. J.G.M. ter Avest te Utrecht.

1Het geding in hoger beroep

1.1

Partijen worden hierna samen de ouders en afzonderlijk de moeder en de vader genoemd.

1.2

De moeder is bij dagvaarding van 2 november 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 16 oktober 2023 (hierna: het bestreden vonnis), in kort geding gewezen tussen de vader als eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie en de moeder als gedaagde in conventie tevens eiseres in reconventie.

1.3

Daarna heeft het hof ontvangen:

- memorie van grieven met producties;

- memorie van antwoord met een productie;

- twee aktes overlegging producties (5 t/m 10 en productie 11) van de moeder van 22 april 2024 en 26 april 2024;

- akte overlegging producties (2 en 3) van de zijde van de vader van 22 april 2024.

1.4

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 mei 2024, waar partijen zijn verschenen met hun advocaten. Mr. Van den Heuvel heeft pleitnotities overgelegd. Als informant waren aanwezig:

- twee jeugdbeschermers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio [plaats A] (hierna: de GI) en

- de heer V. Aelbers van de Raad voor de Kinderbescherming, gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] (hierna: de raad).

1.5

De moeder heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vorderingen van de vader alsnog af zal wijzen.

1.6

De vader heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen en het hoger beroep van de moeder ongegrond zal verklaren.

1.7

Tot slot is arrest gevraagd.

2Feiten

2.1

Het hof gaat uit van de door de voorzieningenrechter (bij 2.1 t/m 2.11) vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Het volgende staat vast.

2.2

Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Zij zijn de ouders van: [kind 1] en [kind 2] (hierna gezamenlijk: de kinderen), beiden geboren [in] 2010 te [plaats B] , Canada. De vader oefent alleen het gezag uit over de kinderen. De kinderen wonen bij de vader.

2.3

De kinderen staan sinds 15 september 2015 – met een onderbreking van een jaar in 2018 – onder toezicht van de GI. Tot de stukken behoort een rapport van de raad van 31 januari 2024 naar aanleiding van het voornemen van de GI om de ondertoezichtstelling te beëindigen. De raad concludeert dat een verlenging van de maatregel voor de duur van negen maanden is aangewezen. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de kinderrechter de maatregel inmiddels tot december 2024 heeft verlengd.

2.4

Bij beschikking van 17 november 2020 van dit hof is een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen bij de vader verleend. In deze beschikking is een zorgregeling tussen de moeder en de kinderen bepaald, waarbij zij elkaar onder begeleiding zien, ten minste eens per drie weken, waarbij de frequentie op geleide van de GI kan worden uitgebreid.

2.5

Bij beschikking van de rechtbank Amsterdam van 24 november 2022, bekrachtigd bij beschikking van 5 september 2023 van dit hof, is het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en is de vader voortaan alleen belast met de uitoefening van het gezag over de kinderen. Daarnaast is met deze beschikking bepaald dat de moeder en de kinderen gedurende drie maanden na die beschikking één keer in de twee weken voor de duur van twee uur omgang hebben en, indien deze omgangsregeling naar de inschatting van de GI goed verloopt, na drie maanden zij voor de duur van een dagdeel omgang hebben onder begeleiding van een hulpverlener, door de GI in overleg met de vader aan te wijzen.

Tot slot is in deze beschikking van de rechtbank aan de moeder op verzoek van de vader een contactverbod opgelegd, inhoudende dat de moeder zich dient te onthouden van het leggen van enig contact met de kinderen, op welke wijze dan ook, niet telefonisch, via sociale media, persoonlijk of anderszins, behalve op grond van de vastgestelde omgangsregeling dan wel op geleide van de GI. Aan de moeder is ook een verbod opgelegd om zich in de nabijheid van de kinderen te begeven binnen een straal van 200 meter, waar de kinderen zich ook bevinden, behalve op grond van de vastgestelde omgangsregeling. Dit alles is bepaald op straffe van een door de moeder te verbeuren dwangsom. De rechtbank heeft de duur van de verboden bepaald op zes maanden (tot 23 mei 2023).

2.6

Bij beschikking van 27 februari 2024 heeft de rechtbank Amsterdam de omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen gewijzigd in die zin dat:

met ingang van 27 februari 2024

- de moeder eenmaal per twee weken op vrijdag van 17:00 uur tot 21:00 uur begeleide omgang met de kinderen heeft;

- de moeder eenmaal per maand op een door de GI in overleg met de ouders vast te stellen dag van 17:00 tot 21:00 uur ’s avonds een zelf te bepalen, onbegeleide activiteit met [kind 1] en [kind 2] kan ondernemen, waarna kort daarop een gesprek met de kindbehartiger plaatsvindt;

- de moeder op haar verjaardag, Moederdag, Thanksgiving en met kerst, een dagdeel onbegeleid met de kinderen doorbrengt, waarna kort daarop een gesprek met de kindbehartiger plaatsvindt;

met ingang van 1 mei 2024

- de hiervoor genoemde regeling wordt uitgebreid in die zin dat [kind 1] en [kind 2] eenmaal per vier weken aansluitend op het begeleide omgangsmoment op vrijdag bij de moeder overnachten en bij haar verblijven tot 10:00 uur dan wel het tijdstip van vertrek voor een sportactiviteit, na welk weekend een gesprek met de kindbehartiger plaatsvindt.

Deze omgangsregeling loopt door in de vakanties tenzij de kinderen met de vader op vakantie zijn; in dat geval zal het omgangsmoment worden ingehaald.

De omgangsmomenten die om een andere reden geen doorgang vinden, worden niet ingehaald.

3Beoordeling

3.1

De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis voor zover hier van belang:

- ( in conventie en uitvoerbaar bij voorraad:) de moeder verboden, na betekening van het vonnis tot en met 19 juli 2024, contact te leggen met de kinderen, op welke wijze dan ook, niet telefonisch, via social media, persoonlijk of anderszins, behalve op grond van de vastgestelde omgangsregeling dan wel na toestemming van de vader, en de moeder verboden om tot en met 19 juli 2024 zich in de nabijheid van de kinderen te begeven binnen een straal van 200 meter, waar zij zich ook bevinden, behalve op grond van de vastgestelde omgangsregeling dan wel na toestemming van de vader, dit op straffe van een dwangsom van € 500,00 per keer dat de moeder een van deze verboden overtreedt, tot een maximum is bereikt van € 25.000,00;

- de vordering in reconventie van de moeder tot uitbreiding van de omgangsregeling afgewezen.

3.2

Tegen de toewijzing van de vorderingen in conventie en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt de moeder met haar grieven op.

3.3.

Met haar grieven bestrijdt de moeder - kort samengevat - het oordeel van de rechtbank dat zij de kinderen met zaken belast waarmee zij de kinderen niet moet belasten en dat zij nog steeds aan de kinderen trekt en ze probeert te beïnvloeden. De voorzieningenrechter heeft zich volgens de moeder in belangrijke mate gebaseerd op gebeurtenissen in het verleden. De moeder betwist dat het slechter gaat met [kind 1] sinds het einde van het contactverbod in mei 2023 en dat haar gedrag spanningen tussen [kind 1] en [kind 2] oplevert. De kinderen presteren slechter op school sinds de uithuisplaatsing en zij zijn veel ziek thuis sinds de moeder geen contact met ze heeft. Het contactverbod heeft dus geen gunstig effect. De duur van het contactverbod, zeker met de daaraan verbonden dwangsom, is volgens de moeder buitenproportioneel. De kinderen zijn veertien jaar oud en hebben een zekere mate van autonomie nodig en daarbij past een dergelijke maatregel niet. De kinderen hebben geen bescherming nodig tegen haar, een contactverbod is dan ook niet nodig om de kinderen rust en duidelijkheid te bieden en een dergelijk verbod is niet in hun belang, aldus de moeder.

3.4

De vader voert verweer en stelt dat de moeder al vele jaren problemen veroorzaakt, omdat zij volhardt in het gebruik van het contact dat zij met hen heeft voor beïnvloeding van de kinderen op een wijze die schadelijk is voor hen, en voor hun relatie met hun vader. Ook volgens de GI zijn de spanningen bij de kinderen, met name bij [kind 1] , weer toegenomen sinds het contactverbod in mei 2023 afliep. De moeder dringt zich op, instrueert de kinderen in haar berichten en stimuleert ze bijvoorbeeld bij haar langs te komen en te blijven, terwijl er slechts een beperkte en begeleide omgangsregeling geldt. Verder bemoeit zij zich met bijvoorbeeld de schoolkeuze en medische behandeling. Zij is niet in staat tot zelfreflectie en legt de verantwoordelijkheid bij anderen als de kinderen als gevolg van haar handelen in situaties belanden die schadelijk voor ze zijn. Minder ingrijpende maatregelen dan een contactverbod onder verbeurte van een dwangsom, werken niet en de duur van een jaar voor het contactverbod is nodig om de kinderen rust en duidelijkheid te geven, aldus de vader.

3.5

Tot de beschikking van 27 februari 2024 gold een volledig begeleide omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen (zie hiervoor 2.4). Vanaf de datum van deze beschikking (zie hiervoor 2.7) gold, naast een nog steeds begeleide omgangsregeling van eens per twee weken op vrijdag, een onbegeleide omgang van eens in de vier weken een avond en daarnaast op nader genoemde feestdagen. Deze regeling is per 1 mei 2024 uitgebreid met een overnachting eens per vier weken, aansluitend op een begeleid omgangsmoment op de vrijdag. Bij de onbegeleide contacten heeft de rechtbank als randvoorwaarde opgenomen dat de kinderen deze contacten met een kindbehartiger zullen nabespreken. Het doel daarvan is dat de kinderen leren om zich een eigen beeld te vormen van hun ouders die al bijna tien jaar verwikkeld zijn in een complexe conflictscheiding. In de beschikking van de rechtbank van 27 februari 2024 is bij 5.2.2. overwogen:

“[…] Over niet al te lange tijd is het aan de kinderen zelf om te bepalen wanneer zij hun moeder wel of niet willen zien. De rechtbank ziet een reëel belang voor de kinderen om de komende tijd, binnen waarborgen van de ondertoezichtstelling, de ingeschakelde kindbehartiger en het contactverbod, op een veilige manier langzaam toe te werken naar dat moment […]”.

Bij 5.3 is in die beschikking overwogen:

“[…] De rechtbank is van oordeel dat het contactverbod tot op heden een effectief en noodzakelijk middel is gebleken om de kinderen te vrijwaren van de negatieve en controlerende invloed die van de moeder uitgaat. Zoals de Raad ter zitting heeft toegelicht, bestaat voor de kinderen een groot belang om tussen de omgangsmomenten met de moeder door geen contact met haar te hebben. De rechtbank onderschrijft dit standpunt.”

3.6

Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de omgangsregeling zoals in de vorige overweging is beschreven, wordt uitgevoerd en goed verloopt met uitzondering van de inzet van de kindbehartiger. Na een kennismaking tussen de kinderen en de kindbehartiger in januari 2024, was door oorzaken die zowel bij de kinderen als bij de kindbehartiger bleken te liggen, ten tijde van de zitting bij het hof nog geen vervolgafspraak tot stand gekomen. Alle betrokken volwassenen zijn het erover eens dat een neutrale steunfiguur voor de kinderen van groot belang is. Zowel de GI als de vader zullen zich ervoor inzetten dat de afspraken met de kindbehartiger gaan plaatsvinden. Dat is temeer van belang, omdat uit de stukken in het dossier en ter zitting in hoger beroep signalen naar voren komen over (psychische) problemen bij de kinderen. [kind 2] wilde bijvoorbeeld een periode niet naar school en [kind 1] zocht risicovolle contacten met mannen op sociale media. De GI heeft ter zitting verklaard twee meisjes te zien die al jaren klem zitten en zij kunnen hun gevoelens daarover niet goed uiten. De hypothese is dat dit zich vertaalt in probleemgedrag. De raad en de GI hebben ter zitting geadviseerd het contactverbod te handhaven zoals door de voorzieningenrechter is bepaald. Zij zijn van mening dat het verbod helpt bij het creëren van rust en duidelijkheid voor de kinderen en dat het daarmee ook helpt bij de verdere opbouw van de (fysieke) omgang tussen de moeder en de kinderen. Het hof volgt dit advies en overweegt daartoe als volgt.

3.7

Dit hof heeft in zijn beschikking van 5 september 2023 bij de bekrachtiging van het eerder opgelegde contactverbod (dat duurde van 24 november 2022 tot 23 mei 2023) bij 5.14 overwogen:

“[…] dat alleen al de door de moeder gestuurde Snapchats voldoende grond vormden voor het opleggen van het verbod en de daaraan verbonden dwangsom, hoe ingrijpend ook. Uit de inhoud van de Snapchats blijkt niet alleen dat het gedrag van de moeder (het negatief beïnvloeden van de kinderen tegen de vader) waarvan het patroon al jarenlang zichtbaar was en dat begeleiding van de omgang noodzakelijk maakte, nog onverminderd voortduurde, maar ook dat zij geen enkel inzicht had in de schadelijke gevolgen van haar gedrag voor de kinderen.[…].”

Uit de vele in deze procedure overgelegde berichten volgt dat de moeder het patroon van beïnvloeding via sociale media weer direct na het einde van het eerste contactverbod heeft hervat.

Zo stuurt de moeder op 23 mei 2023 om 24.00 uur een e-mail aan de kinderen met de tekst:

“contactverbod is klaar om 24 uur zie onderstaande stuk uit de uitspraak-Hoera!”.

Op 24 mei 2023 om 5.37 appt zij aan de kinderen:

“As of midnight last night we can text, email, phone & Snapchat. Isn’t it wonderful! Anything going on at school? Love & miss you so much. Can’t wait to see u today @ 3:15. Remember not to be late and to leave directly from school as per Rene’s [de omgangsbegeleider, hof] instructions. […].”

Op 23 juni 2023 stuurt de moeder [kind 1] deze tekst:

“By the way, I heard from [X] , the Child Welfare Manager that she told you that 50/50 custody (om de week omgangsregeling) was impossible. That is not true. She is not a judge. She should never hurt u like that. I wrote her about that. That is unacceptable behaviour from her. She is there to help you not your Father and is supposed to ensure that your best interests are served, as a child. I am dealing with that.[…].”

Op 27 juni 2023 volgt deze app aan [kind 2] :

“Hi Darling. I have spoken with [X] form Jeugdzorg. Please feel free to WhatsApp, email, snapchat anytime you like before school, lunchtime, in pauzes, and after school. That is the rule. Love you Darling. Always and infinity[…]”.

Op 8 september 2023 appt de moeder aan [kind 2] :

“GREAT NEWS!! Come over whenever you like as per [X] and your Father. If you don’t believe me then call [X] . Love you darling. Always and infinity xoxo Mom.”

Naar het oordeel van het hof blijkt uit deze teksten dat de moeder aan de kinderen trekt. Voor de kinderen zijn dergelijke berichten verwarrend, omdat er destijds nog alleen sprake was van een door de rechter opgelegde beperkte en begeleide omgangsregeling. Daarbij blijkt uit de eveneens overgelegde berichten van de jeugdbeschermer ( [X] ) dat de moeder de boodschap in haar berichten naar de kinderen onjuist weergeeft. Bij de stukken bevindt zich verder een selectie van het app-verkeer in de periode van 24 mei 2023 tot en met 14 september 2023 waaruit naar voren komt dat de moeder vrijwel dagelijks vele berichten naar de kinderen stuurt. Een deel van deze berichten is onschuldig en gaan bijvoorbeeld over een gewenste invulling van een omgangsmoment, of plaats en tijd van een ontmoeting. Uit een deel van de berichten volgt echter dat de moeder van de kinderen verlangt te reageren als zij dat naar de mening van de moeder niet snel genoeg doen, en dat zij zich bemoeit met opvoedkundige zaken als schoolwerk en ruzies van de kinderen met elkaar of een vriend(in). Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder daarover desgevraagd verklaard dat de kinderen twee ouders moeten hebben en dat zij als ouder ervoor moet zorgen dat als de kinderen in gevaar zijn en twee maanden niet naar school gaan, je dan alles doet voor je kinderen en zij wel wat moet zeggen. De conclusie die het hof uit een en ander trekt is dat het gedragspatroon van de moeder tot op heden niet wezenlijk veranderd is en dat zij nog steeds niet kan accepteren dat de kinderen bij de vader opgroeien en dat het de vader is die, met ondersteuning van de GI, als gezaghebbende ouder verantwoordelijk is voor de opvoeding, begeleiding en ondersteuning van de kinderen. Het valt te begrijpen dat dit voor de moeder moeilijk te verdragen is, zeker als er terechte zorgen over de kinderen zijn. In het belang van de kinderen zal zij zich echter afzijdig moeten opstellen en moeten respecteren dat de vader als gezaghebbende ouder degene is die de beslissingen over de kinderen neemt. Alleen dan krijgen de kinderen rust en kunnen zij toekomen aan het onderzoeken wat hun eigen en authentieke behoeftes zijn in het contact met hun ouders. Uit het voorgaande volgt dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen en het daarin bepaalde contactverbod onder verbeurte van een dwangsom in stand zal laten. Het hof volgt de moeder niet in haar betoog dat dit leidt tot schending van artikel 8 EVRM, omdat het contactverbod in het bestreden vonnis niet noodzakelijk en niet proportioneel zou zijn. Het contactverbod zoals het nu is vormgegeven geldt als randvoorwaarde voor een (fysieke) omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen en is dan ook niet absoluut: de moeder en de kinderen hebben omgang met elkaar binnen de daarvoor door de rechtbank en GI gestelde grenzen die in het belang van de kinderen nodig zijn. Gebleken is dat die omgang goed verloopt en inmiddels ook is uitgebreid en nog verder uitgebreid zal worden. De rust die de kinderen tussen de omgangsmomenten ervaren als zij niet steeds door de moeder worden benaderd, heeft een goede uitwerking op het verloop van de fysieke contacten. Daarmee is het contactverbod een noodzakelijk en proportioneel middel gebleken. Namens de moeder is nog aangevoerd dat voor het creëren van rust ook alternatieven voorhanden zijn, maar zij heeft deze stelling, ook bezien in het licht van de hiervoor besproken omstandigheden niet, althans onvoldoende, onderbouwd zodat het hof daaraan voorbij gaat.

3.8

Het hof zal de kinderen in deze procedure niet horen. Allereerst geldt de verplichting voor de rechter om de kinderen in de gelegenheid te stellen hun mening te geven alvorens te beslissen (artikel 809 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) niet onverkort voor een kort geding procedure. Daarbij heeft het hof acht geslagen op de mening van de kinderen zoals zij die eerder bij het hof hebben gegeven en die is opgenomen in de beschikking van 5 september 2023 bij 5.8. In die procedure hebben de kinderen tijdens een gesprek met de voorzitter verklaard (veel) vaker omgang met de moeder te wensen en aan die wens is inmiddels gedeeltelijk gehoor gegeven met de beschikking van de rechtbank van 27 februari 2024. Het hof acht het in strijd met de belangen van deze kinderen, die mede door de vele gerechtelijke procedures tussen hun ouders ernstig klem zitten, om ze opnieuw te betrekken in een hoger beroepsprocedure en wenst hen ook met deze beslissing rust te bieden.

4Beslissing

Het hof:

rechtdoende in kort geding:

bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;

wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde.

Dit arrest is gewezen door mrs. M.F.G.H. Beckers, H.A. van den Berg en J. Jonkers en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2024.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733