Rechtbank Zeeland-West-Brabant 05-07-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:4599

Datum publicatie08-07-2024
ZaaknummerC/02/420649 / FA RK 24-1472
ProcedureRekestprocedure
ZittingsplaatsBreda
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenIPR familierecht;
Kinderen; Adoptie
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat bij adoptie terughoudendheid past als sprake is van tegenspraak van een van de ouders. In de context van een complexe scheiding, zoals bij de ouders van meerderjarige het geval is, past nog meer terughoudendheid als het om (stiefouder)adoptie gaat. Bovendien is kind inmiddels meerderjarig, ook dat noopt tot terughoudendheid, nu adoptie in beginsel bedoeld is als kinderbeschermingsmaatregel.

Volledige uitspraak


beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht

Zittingsplaats: Breda

Zaaknummer: C/02/420649 / FA RK 24-1472

Datum uitspraak: 5 juli 2024

beschikking over adoptie


in de zaak van

[de man] ,

hierna: de man,

wonende op een geheim adres,

advocaat: mr. E.P.J. Appelman te Alkmaar,

over:

- [de meerderjarige], geboren te [geboorteplaats] (Verenigde Staten van Amerika) op [geboortedag] 2006, hierna: [de meerderjarige] , wonende op een geheim adres.

Als belanghebbenden in deze zaak worden gezien:

- [de meerderjarige];

- [de moeder], hierna: de moeder, wonende op een geheim adres;

- [de vader], hierna: de vader, wonende te [woonplaats] , advocaat

mr. E.M.G. van Nuenen-Meulesteen.

1Het procesverloop

1.1

In het dossier zitten de volgende stukken:

- het op 22 maart 2024 ontvangen verzoek met bijlagen;

- het op 11 juni 2024 ontvangen verweerschrift met bijlagen;

- een afschrift van de geboorteakte van [de meerderjarige] ;

- de op 28 mei 2024 ontvangen brief van de Raad voor de Kinderbescherming;

- het uittreksel uit het gezagsregister over [de meerderjarige] ;

- het bericht van mr. Appelman van 10 mei 2024;

- het bericht van mr. Appelman van 13 juni 2024 met bijlagen;

- het bericht van mr. Van Nuenen van 14 juni 2024.

1.2

Het verzoek is mondeling behandeld op 18 juni 2024 door de meervoudige kamer. Bij die behandeling zijn gekomen [de meerderjarige] , de man met zijn advocaat, de moeder en de vader met zijn advocaat.

1.3

Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de meervoudige kamer apart met [de meerderjarige] gesproken.

1.4

De Raad voor de Kinderbescherming heeft de rechtbank laten weten zich te onthouden van een advies en onderzoek omdat [de meerderjarige] inmiddels meerderjarig is.

2De feiten

2.1

Op basis van de stukken in het dossier staat het volgende vast:

- [de meerderjarige] is te [geboorteplaats] (Verenigde Staten van Amerika) op [geboortedag] 2006 geboren.

- [de meerderjarige] is geboren binnen het inmiddels ontbonden huwelijk van de vader en de moeder.

- Bij beschikking van [datum 1] 2010 is de echtscheiding uitgesproken van de vader en de moeder. Deze beschikking is op [datum 2] 2010 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

- Sinds 19 oktober 2020 staan de moeder en de man met [de meerderjarige] ingeschreven op hetzelfde woonadres in de Basisregistratie Personen.

- Op 13 september 2021 hebben de moeder en de man een geregistreerd partnerschap gesloten.

- [de meerderjarige] is op [geboortedag] 2006 achttien jaar geworden.

-Tot het moment dat [de meerderjarige] achttien jaar is geworden, waren de vader en de moeder gezamenlijk met het ouderlijk gezag over haar belast.

-De man, de moeder en de vader hebben de Nederlandse nationaliteit.

- [de meerderjarige] heeft naast de Nederlandse nationaliteit mogelijk ook de Amerikaanse nationaliteit.

3Het verzoek

3.1

Het verzoek strekt tot adoptie van [de meerderjarige] door de man en te verstaan dat de geslachtsnaam van [de meerderjarige] zal luiden: ‘ [geslachtsnaam] ’.

3.2

De vader spreekt het verzoek tegen en verzoekt het verzoek van de man niet-ontvankelijk te verklaren dan wel dit af te wijzen.

4De beoordeling

Internationaal privaatrecht (IPR)

4.1

[de meerderjarige] is in de Verenigde Staten van Amerika geboren en de rechtbank is ambtshalve bekend met de Amerikaanse wetgeving, in die zin dat iemand die daar wordt geboren van rechtswege de Amerikaanse nationaliteit verkrijgt. In het Procesreglement Adoptie is bepaald dat indien het BRP-uittreksel niet alle nationaliteiten vermeldt, dan een ander bewijsstuk van de nationaliteiten dient te worden overgelegd. De rechtbank heeft echter, ondanks meerdere verzoeken daartoe, geen bewijsstuk van de advocaat mogen ontvangen zodat niet kan worden vastgesteld of [de meerderjarige] naast de Nederlandse ook de Amerikaanse nationaliteit heeft.

4.2

Vanwege het feit dat [de meerderjarige] in de Verenigde Staten van Amerika is geboren, draagt deze zaak een internationaal karakter. Daarom dient de rechtbank ambtshalve vast te stellen of de rechtbank internationaal bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek, en zo ja, welk recht van toepassing is op het verzoek.

Internationale bevoegdheid

4.3

Nu de man en de belanghebbenden allen woonplaats hebben in Nederland, is de Nederlandse rechter bevoegd om van het onderhavige verzoek kennis te nemen.

Toepasselijk recht

4.4

Op grond van 10:105, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is op een in Nederland uit te spreken adoptie het Nederlandse recht van toepassing. Op grond van het tweede lid van dat artikel is op de toestemming dan wel de raadpleging of de voorlichting van de ouders van het kind of van andere personen of instellingen toepasselijk het recht van de Staat waarvan het kind de nationaliteit bezit. Bezit het kind de Nederlandse nationaliteit, dan is het Nederlandse recht van toepassing, ongeacht of het kind naast de Nederlandse nationaliteit nog een andere nationaliteit bezit. In het onderhavige geval betekent dit dat in deze zaak het Nederlandse recht van toepassing is.

Standpunten

4.5

[de meerderjarige] heeft – kort gezegd – aangegeven dat zij graag door de man wil worden geadopteerd. Zij heeft deze wens al langer. De man voelt voor haar als een vader en zij wil dat hij ook officieel haar vader wordt. De man is een vader op wie zij voor haar gevoel kan bouwen. Dat geeft haar extra zekerheid en zij wil ook graag de achternaam van de man dragen.

4.6

Ter toelichting op het verzoek is naar voren gebracht dat de man en de moeder sinds maart 2020 een affectieve relatie hebben. De man stelt dat hij sindsdien een vaderrol op zich heeft genomen. Er is sprake van een zeer hechte band en de man en [de meerderjarige] wensen daarom hun juridische band te formaliseren door adoptie. Aan de voorwaarden als bepaald in artikel 1:228 BW is voldaan behalve aan de voorwaarde als bepaald onder g van dit artikel, namelijk dat in dit geval de vader niet meer met het gezag is belast. De man stelt dat aan deze voorwaarde voorbij gegaan kan worden omdat [de meerderjarige] na de indiening van het verzoek op 22 maart 2024 op [geboortedag] 2024 de meerderjarige leeftijd heeft bereikt en dat, gezien de korte tijdspanne die nog resteerde na de indiening van het verzoek, het feitelijk onmogelijk moet worden geacht binnen die termijn via een procedure bij de rechtbank het gezag van de vader te (laten) beëindigen. Aan de voorwaarde die ziet op het gezag dient dan ook ex nunc (situatie van dit moment) te worden getoetst en aan deze voorwaarde is nu voldaan, daar het gezag van rechtswege is komen te vervallen doordat [de meerderjarige] inmiddels meerderjarig is en er dus geen sprake meer is van gezag. In het geval de rechtbank twijfels heeft of deze voorwaarde ex nunc of ex tunc (situatie op het moment van het indienen van het verzoek) getoetst moet worden, verzoekt de advocaat de rechtbank om de Hoge Raad een prejudiciële vraag te stellen inhoudende op welk moment de voorwaarde van artikel 1:228, eerste lid, aanhef en onder g getoetst moet worden.

Verder is naar voren gebracht dat niet te verwachten valt dat het contact tussen [de meerderjarige] en haar vader in de nabije jaren zal worden hersteld. Er is praktisch vanaf de geboorte van [de meerderjarige] geen omgang geweest tussen haar en haar vader. De adoptie is bovendien in haar kennelijke belang. Zij heeft behoefte aan rust en zekerheid en zij kan zich goed ontwikkelen in het gezin van de man en de moeder. Voor zover de vader het verzoek tegenspreekt, dient aan deze tegenspraak voorbij te gaan. De man maakt met zijn tegenspraak misbruik van recht. Aan alle voorwaarden voor adoptie is volgens de man voldaan zodat het verzoek kan worden toegewezen.

4.7

Door de vader is verweer gevoerd tegen het verzoek. De vader voert aan dat er een incorrect beeld is geschetst van de situatie tijdens en na het huwelijk van de ouders. Bij de uitvoering van het gezamenlijke gezag is er een duidelijk verschil in interpretatie tussen de ouders geweest van zowel de gemaakte en bekrachtigde afspraken als de wederzijdse rechten en plichten. De kinderen zijn hiervan de dupe geworden, waardoor zij ongetwijfeld het gevoel hebben gekregen een keuze te moeten maken tussen de vader en de moeder. De ouders hebben in het verleden een intensief traject doorlopen bij Stichting Kompaan en De Bocht. Na dit traject is een tussen hen beiden overeengekomen contactregeling door de rechtbank vastgelegd bij beschikking van 28 maart 2017. Deze regeling is nageleefd tot 2020. De vader betwist dan ook dat er na de geboorte van [de meerderjarige] nagenoeg geen contact is geweest met haar. Dit contact is pas verbroken nadat de man in het leven van de moeder is gekomen. Het is fijn dat [de meerderjarige] zich prettig voelt in de gezinssituatie van de moeder, maar de vader kan zich niet aan de indruk onttrekken dat [de meerderjarige] opnieuw een keuze heeft moeten maken tussen haar ouders. De vader vindt dit heel moeilijk en hij zou het liefste willen dat zijn contact met [de meerderjarige] weer wordt hersteld. Hij heeft er de afgelopen jaren voor gekozen [de meerderjarige] de ruimte te geven waar zij om vroeg. Dat wil echter niet zeggen dat zij bij hem niet meer welkom is en de vader zich niet langer om haar bekommert. Net als [naam 1] en [naam 2] , is [de meerderjarige] zijn kind en hij zal de biologische en familiaire band niet opgeven. Hij heeft alles voor de kinderen over, maar zij moeten daar wel voor openstaan en de vader toelaten in hun leven. De vader hoopt dat [de meerderjarige] en [naam 1] net als [naam 2] op enig moment weer het contact met hem willen aangaan. De deur zal altijd open blijven staan voor hen, maar zij bepalen uiteindelijk het tempo. De vader is, weliswaar op afstand, nog steeds betrokken bij de opvoeding en verzorging van [de meerderjarige] . Zo keek hij online mee met haar schoolresultaten en bankrekening. De vader zag daar zaken waar hij zich zorgen over maakte. Hij heeft geprobeerd deze zorgen te bespreken met de moeder, maar hiervoor stond de moeder niet open. Voorts heeft de vader aangevoerd dat toewijzing van het verzoek niet alleen gevolgen heeft voor de afstammings- en erfrechtelijke positie van [de meerderjarige] , maar ook voor (de juridische relatie met) [naam 1] en [naam 2] . Hij vraagt zich af of [de meerderjarige] daarvan op de hoogte is. De vader heeft tot slot aangevoerd dat aan een aantal wettelijke voorwaarden voor de adoptie niet is voldaan. Het verzoek moet dan ook worden afgewezen.

4.8

De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven in te stemmen met het verzoek van de man. Zij heeft er moeite mee dat de vader blijft ontkennen wat er tijdens het huwelijk tussen hen is gebeurd.

Beoordeling rechtbank

4.9

De rechtbank overweegt als volgt.

Ingevolge artikel 1:227, eerste lid, BW geschiedt adoptie door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan een dergelijk verzoek door de adoptant die echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder is, slechts worden gedaan, indien hij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd.

4.10

De rechtbank stelt op basis van de stukken vast dat de moeder en de man vanaf

19 oktober 2020 staan ingeschreven op hetzelfde adres in de Basisregistratie Personen (BRP). Zij hebben aangegeven vanaf maart 2020 een affectieve relatie met elkaar te hebben. De rechtbank is van oordeel dat daarmee voldaan is aan het vereiste als genoemd in artikel 1:227, tweede lid, BW.

4.11

De rechtbank overweegt voorts dat het verzoek ingevolge artikel 1:227, derde lid, BW slechts alleen kan worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang is van het kind en op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft en aan de voorwaarden genoemd in artikel 1:228 BW wordt voldaan.

4.12

Op grond van artikel 1:228, eerste lid, BW dient aan de navolgende voorwaarden voor adoptie te worden voldaan:

a. dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaar of ouder is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken;

b. het kind niet een kleinkind van een adoptant is;

c. dat de adoptant of ieder der adoptanten ten minste achttien jaren ouder dan het kind is;

d. dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt;

e. dat de minderjarige moeder van het kind op de dag van het verzoek de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt;

f. dat de adoptant of de adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed;

g. dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben.

4.13

Het tweede lid van artikel 1:228 BW bepaalt dat aan de tegenspraak van een ouder als bedoeld in het eerste lid, onder d, kan worden voorbijgegaan:

  1. indien het kind en de ouder niet of nauwelijks in gezinsverband hebben samengeleefd; of

  2. indien de ouder het gezag over het kind heeft misbruikt of de verzorging en opvoeding van het kind op grove wijze heeft verwaarloosd; of

  3. indien de ouder onherroepelijk is veroordeeld wegens het plegen tegen de minderjarige van een van de misdrijven, omschreven in de titels XIII tot en met XV en XVIII tot en met XX van het tweede boek van het Wetboek van Strafrecht.

4.14

De vader spreekt het verzoek tegen. Hiermee is niet voldaan aan de voorwaarde als bedoeld in artikel 1:228, eerste lid, aanhef en onder d, BW. De rechtbank komt derhalve toe aan de vraag of er grond is om aan deze tegenspraak voorbij te gaan, zoals in artikel 1:228, tweede lid is bepaald. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

Blijkens de wetsgeschiedenis is bij de toepassing van het tweede lid van artikel 1:228 BW uitgangspunt dat slechts in een beperkt aantal gevallen aan de tegenspraak van een ouder voorbij kan worden gegaan. De wetgever heeft de rechter enige beoordelingsruimte willen geven door de mogelijkheid te bieden van een afweging van het belang van de instandhouding van de band van het kind met zijn oorspronkelijke ouder(s) en het belang van de juridische bevestiging van de band tussen het kind en de adoptant. Het dient dan gevallen te betreffen waarin een band tussen ouder en kind ontbreekt. De rechtbank overweegt hierover dat de vader en [de meerderjarige] tot de echtscheiding van de moeder en de vader in 2010 in gezinsverband hebben samengeleefd. Er is in de echtscheidingsprocedure een ouderschapsplan opgesteld waarin het hoofdverblijf bij de moeder en een contactregeling met de vader is opgenomen. Nadien is er door de vader in 2014 een verzoek bij de rechtbank ingediend om - onder meer - te komen tot het herstel van het contact tussen hem en de kinderen. In deze procedure zijn de ouders verwezen naar Kompaan en De Bocht voor een traject van Intensieve Omgangsbegeleiding. Zij zijn tijdens dit traject een contactregeling overeengekomen tussen [de meerderjarige] en de vader en deze overeengekomen regeling is door de rechtbank vastgelegd in een beschikking. [de meerderjarige] heeft vervolgens tot medio 2020, zij was toen 13/14 jaar oud, contact gehad met haar vader. De rechtbank stelt daarmee vast dat er na de geboorte van [de meerderjarige] wel degelijk omgang is geweest tussen haar en haar vader.

Gebleken is dat de verhoudingen tussen de ouders nog immer zijn verstoord en dat er sprake is van complexe echtscheidingsproblematiek. De ouders zijn – helaas voor [de meerderjarige] – dan ook niet in staat geweest om de problematiek rondom het contact tussen de vader en [de meerderjarige] in onderling overleg te bespreken en op te lossen. Er is sinds 2020 in het geheel geen sprake meer van structureel contact tussen hen. Wel hebben de ouders tot haar achttiende verjaardag gezamenlijk het gezag over [de meerderjarige] gehad. De vader heeft deze rol – weliswaar op afstand – uitgevoerd en hij is altijd betrokken gebleven bij [de meerderjarige] ondanks de context van een complexe scheiding. Anders dan door de man wordt gesteld is er dan ook geen sprake van het ontbreken van een band tussen de vader en [de meerderjarige] . Daar komt bij dat de vader herhaaldelijk heeft aangegeven dat hij het contact met [de meerderjarige] zou willen herstellen en dat hij [de meerderjarige] hierin het tempo zal laten bepalen. Ook is de rechtbank niet gebleken dat de vader zijn gezag heeft misbruikt of de verzorging en opvoeding van [de meerderjarige] op grove wijze heeft verwaarloosd. Hij heeft gedaan wat hij kon, binnen de mogelijkheden die hij had.

Het verweer van de man dat de vader misbruik maakt van zijn bevoegdheid tot tegenspraak kan de rechtbank niet volgen. De vader voert verweer omdat hij van oordeel is dat er voldoende redenen zijn om de juridische band met zijn dochter niet te verbreken. Niet is gebleken van omstandigheden dat de vader hiermee misbruik maakt van zijn bevoegdheid om verweer te voeren. Dat de man het niet eens is met dit verweer is daarbij onvoldoende onderbouwing voor de stelling dat sprake zou zijn van misbruik van recht. De rechtbank zal dit verweer dan ook passeren.

4.15

Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat niet voorbij gegaan kan worden aan de tegenspraak van de vader. Het is in deze tijd – waarin stiefouders en samengestelde gezinnen steeds vaker voorkomen – niet uitzonderlijk dat iemand een betere band heeft met zijn of haar ‘sociale’ ouder dan met zijn of haar juridische (en biologische) ouder. Een adoptie, waarbij de bestaande familierechtelijke betrekkingen tussen het kind en diens oorspronkelijke familie (in casu de vader) worden verbroken en er nieuwe familierechtelijke betrekkingen ontstaan tussen de adoptiefouder en hun bloed- en aanverwanten enerzijds en het geadopteerde kind anderzijds, heeft voor een kind en de ouders zeer verstrekkende gevolgen. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat er bij adoptie terughoudend omgegaan moet worden om aan de tegenspraak van een ouder voorbij te gaan. De rechtbank is van oordeel dat in de context van een complexe scheiding, zoals bij de ouders van [de meerderjarige] het geval is, met nog meer terughoudendheid moet worden omgegaan met een (stiefouder)adoptie. Bovendien is [de meerderjarige] inmiddels meerderjarig, ook dat noopt tot terughoudendheid, nu adoptie in beginsel bedoeld is als een kinderbeschermingsmaatregel. Uit vaste jurisprudentie blijkt bovendien dat enkel de wens om geadopteerd te worden onvoldoende is, omdat zaken zoals een wijziging van de geslachtsnaam en erfrechtelijke zaken ook op een andere en minder verstrekkende wijze kunnen worden geregeld.

4.16

De rechtbank zal het verzoek afwijzen nu de vader het verzoek tegenspreekt en niet is voldaan aan de voorwaarde als bepaald in artikel 1:228, eerste lid, onder d, BW.

De rechtbank komt daarbij niet toe aan de beoordeling van de voorwaarde onder artikel 1:228 BW, eerste lid, onder g, BW.

4.17

Gelet op de aard van de procedure, zullen de proceskosten worden gecompenseerd. Dat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten moet dragen.

4.18

Dit leidt tot de volgende beslissing.

5De beslissing

De rechtbank:

5.1

wijst het verzoek af.

5.2

compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Triest, Hamburger en Phillips, rechters tevens kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2024 in aanwezigheid van de griffier.

Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:

  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het

gerechtshof ’s-Hertogenbosch.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733