Rechtbank Rotterdam 30-05-2024, ECLI:NL:RBROT:2024:6404

Datum publicatie10-07-2024
ZaaknummerROT 23/5496
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsRotterdam
RechtsgebiedenBestuursrecht; Belastingrecht
TrefwoordenFiscaal familierecht; Toeslagen
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Een kind van een gedupeerde ouder van de Toeslagenaffaire ontvangt een forfaitair bedrag van € 10.000 en doet een beroep op de hardheidsclausule van de Wet hersteloperatie toeslagen omdat zij de tegemoetkoming te laag vindt. Rb: De vergoeding op basis van de kindregeling van de Wet hersteloperatie toeslagen is geen schadevergoeding maar een forfaitaire financiële tegemoetkoming. De hardheidsclausule biedt geen mogelijkheid om af te wijken van de hoogte hiervan. Het beroep is ongegrond.

Volledige uitspraak


RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: ROT 23/5496


uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 mei 2024 in de zaak tussen


[naam eiseres] , uit Rotterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. N. Kose-Albayrak),

en

Belastingdienst/Toeslagen

(gemachtigden: mr. D. van der Wal, mr. I. Kayhan en mr. M. Hatite).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de hoogte van de tegemoetkoming die zij op grond van de kindregeling heeft ontvangen.

2. Bij besluit van 1 maart 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres ambtshalve een tegemoetkoming van € 10.000,- toegekend op grond van de kindregeling uit de Wet hersteloperatie toeslagen.

Met het bestreden besluit van 10 juli 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.

3. De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: Eiseres en haar gemachtigde en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Achtergrond

4. Tussen 2004 en 2019 is de kinderopvangtoeslag van een groot aantal ouders onterecht stopgezet en is eerder verleende kinderopvangtoeslag van hen ten onrechte teruggevorderd. De ouders zijn door de aanpak van de Belastingdienst/Toeslagen in die tijd langdurig in een onmogelijke positie, in grote financiële problemen en in grote onzekerheid gebracht. Zij hebben financiële schade en zijn aangetast in hun rechtsgevoel, omdat zij zijn bestempeld als fraudeur. Het kabinet heeft hiervoor excuses aangeboden en is een hersteloperatie gestart.

5. Onderdeel van de hersteloperatie is dat voor de kinderen van gedupeerde ouders een kindregeling is opgezet. Deze is opgenomen in Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) en staat in de artikelen 2.10 tot en met 2.13 en 2.21 van de Wht.

Bestreden besluit

6. Eiseres is een kind van een gedupeerde ouder. Daarom heeft zij met het primaire besluit een tegemoetkoming op basis van de kindregeling gekregen van € 10.000,-.

7. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, omdat zij de tegemoetkoming te laag vindt. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Volgens verweerder bestaat binnen de kindregeling geen ruimte om af te wijken van de genoemde forfaitaire bedragen van artikel 2.12 van de Wht. De kindregeling geeft recht op een eenmalige forfaitaire tegemoetkoming en is geen schadevergoeding, aldus verweerder.

Standpunt van eiseres

8. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert aan dat haar schade veel hoger is dan het toegekende bedrag van € 10.000,-. Omdat haar leed hiermee niet wordt gecompenseerd, moet volgens eiseres worden afgeweken van artikel 2.12 van de Wht en moet haar werkelijke materiële en immateriële schade worden toegekend.

Het geschil tussen partijen

9. Op 1 juli 2023 was eiseres ouder dan achttien jaar. Tussen partijen is niet in geschil dat uit artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wht volgt dat de forfaitaire tegemoetkoming dan € 10.000 bedraagt. De rechtbank beoordeelt of eiseres daarnaast aanspraak kan maken op vergoeding van geleden schade.

Hardheidsclausule

10. Eiseres doet een beroep op de hardheidsclausule van artikel 9.1 van de Wht. Eiseres stelt zich op het standpunt dat artikel 2.10 van de Wht verwijst naar artikel 2.12 van de Wht en dat daarom de hardheidsclausule ook op artikel 2.12 van de Wht ziet.

11. Artikel 2.10. van de Wht bepaalt wie in aanmerking komt voor een tegemoetkoming en artikel 2.12. van de Wht bepaalt de hoogte van de uit te keren bedragen.

In artikel 9.1, eerste lid, van de Wht is opgesomd van welke artikelen kan worden afgeweken, maar in dit artikel wordt artikel 2.12 van de Wht niet genoemd. Dat in artikel 2.10 van de Wht verwezen wordt naar artikel 2.12 van de Wht betekent niet dat de hardheidsclausule de mogelijkheid biedt om ook van artikel 2.12. van de Wht af te wijken. De hardheidsclausule geeft dus een mogelijkheid om in bijzondere gevallen af te wijken van de regels over wie in aanmerking komt voor de tegemoetkoming, maar niet van de regels over de hoogte daarvan.

De hardheidsclausule biedt daarom geen mogelijkheid om af te wijken van de hoogte van de tegemoetkoming.

Geen ruimte om af te wijken van de wettelijke bepalingen van de Wht

12. Verder beoordeelt de rechtbank of er ruimte is om af te wijken van de wettelijke bepalingen van de Wht. De rechtbank overweegt dat artikel 2.12 van de Wht dwingendrechtelijk is geformuleerd. De tekst van de bepaling, waarin aan kinderen in verschillende leeftijdscategorieën de bijbehorende forfaitaire bedragen worden toegekend, laat geen ruimte om in bijzondere gevallen een uitzondering te maken. De Wht is een wet in formele zin. Bij een wet in formele zin kan alleen in uitzonderlijke gevallen en als – kort gezegd – het gaat om een omstandigheid of gevolg die de wetgever niet heeft voorzien bij de totstandkoming van de wet worden getoetst aan het evenredigheidsbeginsel of andere algemene rechtsbeginselen. 1

13. Ter zitting heeft eiseres, samen met haar zus, uiteengezet hoe diep de toeslagenaffaire haar geraakt heeft en welke emotionele littekens dit heeft achtergelaten.

Thuis was continu stress en schoolreisjes en verjaardagsfeestjes werden overgeslagen, omdat er geen geld was. Haar ouders zag eiseres soms dagenlang niet, omdat deze van werk naar werk gingen. Eiseres voelde zich eenzaam en al met al is haar jeugd haar ontnomen.

Het verhaal van eiseres is invoelbaar en past in de verhalen van andere kinderen en jongeren, zoals opgenomen in diverse rapporten die zijn betrokken bij de totstandkoming van de kindregeling. 2

De Memorie van Toelichting zegt hierover:

De kinderen gaven in gesprekken aan dat hen veel is ontnomen. Zij hebben geen onbezorgde jeugd gehad, geen normale sociale contacten kunnen opbouwen en dezelfde kansen als voor leeftijdsgenoten ontbraken. Ook geven kinderen aan dat de mogelijkheid om zelfvertrouwen op te bouwen en in jezelf te geloven ontbrak, er was niet de mogelijkheid om talenten te ontdekken, hobby’s te ontwikkelen en erop te vertrouwen dat een goede toekomst mogelijk is. Kinderen en (inmiddels) jongvolwassenen dragen deze last nog steeds met zich mee. Zij zijn in armoede en in een stressvolle omgeving opgegroeid. Ook weten we dat er kinderen van gedupeerde ouders uit huis zijn geplaatst. Er is niks dat deze kinderen een onbezorgde jeugd terug kan geven. Het is daarom belangrijk dat expliciet wordt erkend dat deze kinderen ten onrechte en buiten hun schuld zijn benadeeld. De in dit wetsvoorstel opgenomen kindregeling is tot stand gekomen op basis van een gedegen proces van dialoog, reflectie en analyse met kinderen en jongeren. Zij zijn ook betrokken geweest bij de nadere uitwerking van de regeling. Dit proces is begeleid door een stichting en onafhankelijke kwartiermakers. Er is gesproken met een diverse groep kinderen van 9 tot 17 jaar en met jongeren van 18 jaar en ouder. De kinderen en jongeren geven in hun advies aan het kabinet aan dat voor hen zowel erkenning van het leed als maatwerk nodig zijn. Zij hechten grote waarde aan specifieke ondersteuning voor kinderen en jongeren die daar behoefte aan hebben. Een onderdeel van een oplossing is een steun in de rug in de vorm van leeftijdsgebonden financiële ondersteuning. Met de hier getroffen regeling geeft het kabinet gevolg aan deze wens. Het kabinet vindt het belangrijk om te blijven erkennen dat deze kinderen en jongeren onrecht is aangedaan en dat de plicht bestaat om elk getroffen kind en elke getroffen jongere te helpen bij het opbouwen van een mooie toekomst. 3

Dit betekent dat de wetgever bij de totstandkoming van de kindregeling de situatie van eiseres voor ogen heeft gehad. Op basis van de verhalen van kinderen van gedupeerden, met daarbij een dialoog, reflectie en analyse, is de kindregeling tot stand gekomen. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan de vraag of toepassing van artikel 2.12 van de Wht in dit geval zozeer in strijd komt met het evenredigheidsbeginsel of een ander rechtsbeginsel is, dat de toepassing van dit artikel achterwege moet blijven.

14. De wetgever heeft verder toegelicht dat in de kindregeling erkenning onder andere plaatsvindt in de vorm van een financiële tegemoetkoming. In lijn met het voorstel van de kinderen en jongeren wordt de hoogte van de financiële tegemoetkoming bepaald met leeftijdscategorieën, omdat behoeften per levensfase verschillen. 4 De kinderen en jongeren hebben verder aangegeven dat er naast een financiële tegemoetkoming behoefte is aan langjarige ondersteuning op het terrein van ontwikkelkansen, traumaverwerking, schulden en huisvesting. Om deze reden is de kindregeling geflankeerd door breed ondersteunend beleid voor de kinderen en jongeren. 5

Daarnaast heeft de wetgever uitdrukkelijk overwogen dat de kindregeling niet bedoeld is om schade van de kinderen te compenseren, maar als een tegemoetkoming. Voorzover de compensatie van de ouder niet dekkend is, kan de ouder voor de schade die het gezin heeft geleden, een aanvraag doen bij de Commissie Werkelijke Schade. 6

Nu de wetgever met een situatie zoals die van eiseres voor ogen, uitdrukkelijke de keuze heeft gemaakt om bij de kindregeling niet de daadwerkelijke schade te betrekken, is voor een afwijking van deze wettelijke bepaling geen plaats.

Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat in de praktijk is gebleken dat de Commissie Werkelijke Schade de schade van kinderen niet meeneemt. Daargelaten in hoeverre dit zo is, betekent dit niet dat de schade van eiseres dan via de kindregeling vergoed kan worden. Het is aan de wetgever om eventueel in te grijpen of een andere regeling op te stellen. Dit is niet het domein van de rechtbank.

15. Eiseres betoogt dat er na de totstandkoming van de kindregeling nieuwe ontwikkelingen zijn geweest, die maken dat moet worden afgeweken van artikel 2.12 Wht. Eiseres wijst daarbij naar een gezamenlijke brief van de Kinderombudsman en de Nationale ombudsman van 26 januari 2023 en de reactie daarop van de Staatssecretaris van Financiën van 8 maart 2023.

Daarnaast is bij de totstandkoming van de kindregeling geen rekening gehouden met de rapportage van het College van de Rechten van de Mens waarin het handelen van verweerder als discriminatoir wordt bestempeld en het feit dat de civiele rechter inmiddels heeft geoordeeld dat verweerder onrechtmatig heeft gehandeld.

Ter zitting heeft eiseres aanvullend verwezen naar Kamervragen van 12 maart 2024, nummer 2024Z03980 . Uit vraag 16 blijkt dat ook de wetgever twijfelt of de huidige wet wel recht doet aan de situaties waarin de kinderen zitten, aldus eiseres.

16. Dit alles maakt echter niet dat de rechtbank nu wel de ruimte heeft om een wet in formele zin te toetsen aan het evenredigheidsbeginsel of deze wet buiten toepassing te laten. Het is en blijft aan de wetgever om beperkingen die uit de kindregeling voortvloeien te veranderen als hij dat nodig vindt. Dit is niet aan de rechtbank.

Verzoek om persoonlijk dossier

17. Eiseres verzoekt om haar persoonlijk dossier.

18. De rechtbank kan echter niet oordelen over een vordering om een dossier over te leggen, omdat dit geen besluit of daarmee gelijk te stellen handeling is in de zin van de Awb. Verweerder moet op grond van artikel 8:42 van de Awb wel alle op de zaak betrekking hebbende stukken overleggen.

19. Dat is in dit geval gebeurd. Zoals al overwogen gaat het in deze zaak niet om de werkelijke schade die eiseres heeft geleden en wat er in de betreffende jaren precies is gebeurd. Bij de kindregeling gaat het om een ambtshalve toekenning van een forfaitaire tegemoetkoming, omdat eiseres kind is van een gedupeerde ouder. Naar het oordeel van de rechtbank zijn alle op de zaak betrekking hebbende stukken door verweerder aangeleverd. De persoonsdossiers van eiseres of haar ouders vallen daar in deze zaak niet onder.

Conclusie en gevolgen

20. Verweerder heeft terecht de tegemoetkoming op grond van de kindregeling vastgesteld op € 10.000,-.

21. Het voorgaande betekent dat het beroep ongegrond is. Eiseres krijgt geen gelijk. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond;

- wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. N. Boonstra, rechter, in aanwezigheid van

mr. M. Noordegraaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2024.

Griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

1

Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, 1 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:772

2

Het rapport Leven op de Rit, het rapport (Gelijk)waardig Herstel, het rapport Waardige Toekomst en het rapport “Ken ons, help ons, 114 verhalen die helpen bij de invulling van de kindregeling”

3

Kamerstukken II 2021/22, 36 151, nr. 3, p. 25

4

Kamerstukken II 2021/22, 36 151, nr. 3, p. 25

5

Kamerstukken II 2021/22, 36 151, nr. 3, p. 26

6

Kamerstukken II 2021/22, 36 151, nr. 3, p. 31



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733