Rechtbank Gelderland 07-11-2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:7384

Datum publicatie16-07-2024
ZaaknummerC/05/424444 FZ RK 23/2695
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsZutphen
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Adoptie;
Overig
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Verzoekster wil haar 2 meerderjarige (pleeg)dochters adopteren. Zij komt kort voor de mondelinge behandeling te overlijden. Gezien de uitzonderlijke en verdrietige omstandigheden wijst rechtbank het verzoek toe (postume adoptie), ondanks de meerderjarigheid van de (pleeg)dochters en ondanks ontbreken expliciet wettelijk kader. Niet toewijzen zou ontoelaatbare inmenging zijn (artikel 8 EVRM) en de termijnoverschrijding is verschoonbaar. Ook zelfstandig verzoek voor voornaamswijziging wordt toegewezen.

Volledige uitspraak


RECHTBANK GELDERLAND

Team familie- en jeugdrecht

Zittingsplaats Zutphen

Zaakgegevens: C/05/424444 FZ RK 23/2695

Datum uitspraak: 7 november 2023

beschikking adoptie

op het verzoek van:

[verzoekster] ,

verzoekster,

wonende te [woonplaats] ,

advocaat: mr. E.P.J. Appelman te Alkmaar,

met betrekking tot:

[betrokkene 1] ,

wonende te [woonplaats],

en

[betrokkene 2] ,

wonende te [woonplaats],

advocaat: mr. E.P.J. Appelman te Alkmaar.

De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[biologische ouders van betrokkene 2]

,

wonende te [woonplaats] .

De rechtbank merkt als informant aan:

[biologische zoon van verzoekster] ,

de biologische zoon van verzoekster.

1Het procesverloop

1.1.

Dit verloop blijkt uit:

  • het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 1 september 2023;

  • het journaalbericht van mr. Appelman van 3 oktober 2023;

  • het journaalbericht van mr. Appelman van 11 oktober 2023;

  • de journaalberichten van mr. Appelman van 13 oktober 2023;

  • het journaalbericht met bijlagen van mr. Appelman 19 oktober 2023.

1.2.

Het verzoek is behandeld op 19 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig:

  • mr. Appelman;

  • [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ;

  • de biologische zoon van verzoekster [biologische zoon van verzoekster] ;

  • een nicht van verzoekster, mevrouw [naam] .

2De feiten

2.1.

[In 1998] is te [plaats] geboren:

[betrokkene 1] , hierna te noemen [betrokkene 1] . [betrokkene 1] is de biologische dochter van [biologische moeder van betrokkene 1] , Haar biologische vader is onbekend.

2.2.

[betrokkene 1] is toen zij vijf maanden oud was, bij verzoekster komen wonen. Verzoekster heeft vanaf die tijd voor haar gezorgd en haar opgevoed.

2.3.

De biologische moeder van [betrokkene 1] , is [in 2016] te [plaats] overleden.

2.4.

[In 2003] is te [plaats] geboren:

[betrokkene 2] , roepnaam [betrokkene 2] . [betrokkene 2] is de biologische dochter van [biologische ouders van betrokkene 2] .

2.5.

[betrokkene 2] is enkele dagen na haar geboorte in het kader van crisis pleegzorg bij verzoekster geplaatst. Na tien maanden is duidelijk geworden dat zij niet terug zou kunnen naar haar ouders. Verzoekster heeft dus vanaf haar geboorte voor haar gezorgd en haar opgevoed.

3Het verzoek

3.1.

Verzoekster verzoekt dat de rechtbank de adoptie zal uitspreken van:

[betrokkene 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]

en

[betrokkene 2] , geboren op [geboortedatum] is te [geboorteplaats] door haar.

3.2.

[betrokkene 2] verzoekt bij wijze van zelfstandig verzoek om haar voornaam te wijzigen van [voornaam 1] in [voornaam 2] .

4De beoordeling

Adoptie

Juridisch kader adoptie

4.1.

Op grond van artikel 1:227 lid 3 BW kan het verzoek tot adoptie alleen worden toegewezen indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs is te voorzien dat het kind niets meer van zijn ouder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft en dat aan de voorwaarden genoemd in artikel 1:228 BW, wordt voldaan. Het eerste lid van artikel 1:228, sub d, BW bepaalt dat een voorwaarde voor adoptie is dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt.

4.2.

In artikel 8 lid 1 EVRM is bepaald dat een ieder recht heeft op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. In lid 2 is bepaald dat geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

postume adoptie

4.3.

De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het verzoek (nog) kan worden behandeld. Verzoekster is gedurende de procedure en enkele dagen voor de mondelinge behandeling komen te overlijden. Het gaat dus om de vraag of het nog mogelijk is om het verzoek toe te wijzen en postuum de adoptie uit te spreken.

4.4.

De rechtbank stelt vast dat sprake is van een uitzonderlijke en hele verdrietige situatie. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank gehoord dat verzoekster terminaal ziek was toen ze het verzoek indiende, maar nog enorm uitzag naar de mondelinge behandeling op 19 oktober 2023. Haar laatste wens was dat ze [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zou kunnen adopteren, voordat ze zou overlijden en ze heeft haar best gedaan om dit nog te halen. Helaas heeft ze dat (net) niet gehaald.

4.5.

De rechtbank heeft gezien deze trieste omstandigheid en ook gezien de overige feiten (zie verder) het verzoek welwillend bekeken en is op zoek gegaan naar de (wettelijke) mogelijkheden van een postume adoptie. De advocaat van verzoekster heeft ook aanvullende documentatie aangeleverd om de mogelijkheden van postume adoptie te onderbouwen.

4.6.

De rechtbank stelt het volgende vast. Voor 1 april 1998 bestond een wettelijke mogelijkheid van postume adoptie. Dit artikel was met name bedoeld om eenouderadoptie mogelijk te maken in de situatie dat één van de beoogd adoptieouders was komen te overlijden gedurende het proces van adoptie. In die tijd was eenouderadoptie als zodanig nog niet mogelijk. Met de wetswijziging per 1 april 1998 is de mogelijkheid gecreëerd voor eenouderadoptie en daarmee was postume adoptie volgens de wetgever niet meer nodig. De situatie van het overlijden van de beoogd ouder in het kader van eenouderadoptie lijkt daarbij niet expliciet aan de orde te zijn geweest. Nadien is er – voor zover bekend - nog een enkele uitspraak gedaan inzake postume adoptie (zie bijvoorbeeld Rechtbank Leeuwarden

9 februari 2005, ECLI:NL:RBLEE:2005:AS9135 en Rechtbank Assen, 15 juni 2005, ECLI:NL RBASS:2005:AT7617).

4.7.

De omgekeerde situatie namelijk de ‘postume’ herroeping van de adoptie na het overlijden van de adoptieouder is - wettelijk gezien - wel mogelijk en wordt in de praktijk regelmatig uitgesproken. In dat geval kan het geadopteerde kind, anders dan bij adoptie zelf, het verzoek hiertoe doen, ook na het overlijden van de adoptieouder. Hieruit kan worden afgeleid dat de wetgever wel een belang heeft gezien bij het veranderen van de familierechtelijke betrekkingen, zelfs nadat de betreffende ouder is overleden. Ook bij andere onderwerpen bestaan er mogelijkheden om postuum wijzigingen aan te brengen in de familierechtelijke betrekkingen, denk aan de gerechtelijke vaststelling of ontkenning van het vaderschap. En ook dan wordt aangenomen dat ook na het overlijden nog belang bestaat bij het bevestigen of ontkennen van familierechtelijke betrekkingen.

4.8.

De rechtbank acht daarom in dit uitzonderlijke geval dat toewijzing van het verzoek inzake de (postume) adoptie mogelijk moet zijn. Daarbij speelt een rol dat verzoekster het verzoek voor overlijden zelf heeft ingediend en dat zij kort voor de mondelinge behandeling is overleden. Verder speelt een rol dat [betrokkene 2] en [betrokkene 1] veel belang hechten aan de adoptie, zoals ze ook tijdens de mondelinge behandeling op een bijzondere wijze hebben toegelicht.

Inhoudelijke beoordeling

4.9.

De rechtbank stelt op basis van de stukken en de mondelinge behandeling vast dat aan alle voorwaarden voor adoptie is voldaan, behalve aan de in artikel 1:228 lid 1 BW onder a. genoemde voorwaarde van minderjarigheid. Vaststaat dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ten tijde van de indiening van het verzoekschrift allebei al meerderjarig zijn (24 respectievelijk 20 jaar). Hierdoor is niet voldaan aan de wettelijke voorwaarden en moet het verzoek in beginsel worden afgewezen. De rechtbank moet nu de vraag beantwoorden of er toch reden is om op grond van artikel 8 EVRM van de wet af te wijken.

4.10.

Artikel 8 EVRM geeft het recht op eerbiediging van privé-, familie en gezinsleven maar het artikel geeft niet een absoluut recht op adoptie. Er mogen voorwaarden aan adoptie worden gesteld bij wet zoals de voorwaarde van minderjarigheid. Zeer bijzondere omstandigheden kunnen wel een ongeoorloofde inbreuk op artikel 8 EVRM met zich brengen en meebrengen dat het minderjarigheidsvereiste van artikel 1:228 lid 1 sub a BW om die reden terzijde moet worden gesteld. Daarbij zijn twee aspecten van belang: in de eerste plaats de vraag of de omstandigheden dermate uitzonderlijk zijn dat geoordeeld moet worden dat sprake is van een ongeoorloofde inbreuk op het familieleven, en in de tweede plaats, of de termijnoverschrijding met betrekking tot het verzoek -de tijd die verstreken is na afloop van de minderjarigheid van het adoptiefkind - verschoonbaar is. De staat maakt immers geen ongerechtvaardigde inbreuk op het familieleven als burgers zonder goede reden eindeloos wachten met het indienen van een verzoekschrift (Conclusie A-G P. Vlas, ECLI:NL:PHR:2013:BY5053, bij HR 25 januari 2013 ECLI:NL:HR:2013:BY5063).

4.11.

De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak sprake is van dergelijke zeer bijzondere omstandigheden die maken dat het afwijzen van het verzoek tot adoptie een ongerechtvaardigde inbreuk zou vormen op artikel 8 EVRM. Daarom moet het verzoek worden toegewezen, ondanks de (jong) meerderjarigheid. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom.

4.12.

Uit de stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat zowel [betrokkene 1] als [betrokkene 2] (vrijwel) hun hele leven bij verzoekster hebben gewoond. Zij hebben haar altijd beschouwd als hun moeder (ze noemen haar ook mama) en ze hebben haar (biologische) zoon altijd gezien als hun broer. Ook elkaar zien ze als volwaardige zus en zo noemen ze elkaar ook.

Verzoekster was een bijzondere lieve en warme vrouw die altijd goed voor hen beiden heeft gezorgd. Zij hebben zich bij haar geborgen en veilig gevoeld

4.13.

[betrokkene 1] heeft in haar vroege jeugd nog wel iets van contact gehad met haar biologische moeder (haar vader is onbekend) maar zij heeft zich uit dit contact teruggetrokken omdat ze vaak teleurgesteld werd door haar moeder die weinig betrouwbaar en consistent was in het contact. Ze heeft voor zichzelf altijd de mogelijkheid opengelaten dat zij op latere leeftijd weer contact zou hebben met haar biologische moeder, maar dit is nooit gebeurd omdat haar biologische moeder in 2016 is overleden. [betrokkene 2] heeft ook nog enige tijd contact gehad met haar biologische ouders maar zij heeft zich hier nooit prettig bij gevoeld. Haar biologische ouders zijn van [buitenlandse] afkomst en spreken alleen [de taal van dat land] , dus de communicatie was problematisch. Ook verder voelde ze zich niet fijn bij de omgang. De omgang is al op jonge leeftijd stopgezet. De ouders (en ook de betrokken jeugdzorginstantie) hebben hier geen actie op ondernomen en er is al jaren geen enkel contact meer geweest tussen [betrokkene 2] en haar biologische ouders. Bij de mondelinge behandeling zijn haar biologische ouders opgeroepen en niet verschenen. Zowel [betrokkene 1] als [betrokkene 2] geven aan dat ze geen enkele band (meer) hebben of voelen met hun biologische ouders of broers en zussen en dat ze verzoekster zien als hun echte moeder en [biologische zoon van verzoekster] als hun broer.

4.14.

[betrokkene 1] en [betrokkene 2] geven verder aan dat ze erg veel belang hechten aan het formaliseren van de familieband met verzoekster. Een belangrijk aspect daarbij vormt dat ze de naam van verzoekster willen dragen in plaats van hun huidige namen. Zij willen graag officieel toetreden tot ‘de familie [achternaam verzoekster] ’. Verder willen ze het graag omdat het (ook) de laatste wens was van verzoekster en die wens zouden ze graag alsnog vervuld zien. Tot slot geldt dat ze allebei voelen dat het formaliseren van de familieband met verzoekster (maar ook met haar zoon en met de rest van de familie) recht zou doen aan de feitelijke situatie en dat ‘op papier’ terug te zien heeft grote betekenis. [biologische zoon van verzoekster] geeft aan dat hij minder belang hecht aan het formeel vastleggen van de familieband omdat hij het al zo voelt en hoe het geregistreerd is dat gevoel voor hem niet veranderd. Hij wil de adoptie vooral omdat zijn moeder het graag wilde en omdat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] er belang aan hechten. Hij vindt het ook passend bij de situatie.

4.15.

De rechtbank is verder van oordeel dat er sprake is van een verschoonbare termijnsoverschrijding. Daarbij spelen de volgende omstandigheden een rol. De reden dat verzoekster niet eerder (gedurende de minderjarigheid) heeft gekozen voor adoptie heeft te maken met de betrokken instanties. [betrokkene 1] en [betrokkene 2] zijn bij verzoekster geplaatst als pleegkinderen, [betrokkene 2] in eerste instantie zelfs in het kader van een crisisplaatsing. Daarbij was het de bedoeling dat de familierechtelijke band met de biologische familie in stand zou blijven en het contact met die familie zou worden aangemoedigd. Om die reden werd het verzoekster naar eigen zeggen verboden om aan adoptie te denken. Verzoekster heeft volgens [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ook altijd haar best gedaan om het contact met de biologische ouders in stand te houden, maar dit is (zie ook hiervoor) niet gelukt. Nadat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] meerderjarig zijn geworden en met name toen verzoekster ziek werd, is onderzocht of adoptie nu wel mogelijk zou zijn. Daarna is deze procedure gestart.

4.16.

De rechtbank is kortom van oordeel dat alle feiten en omstandigheden maken dat verzoekster een zwaarwegend belang heeft gehad bij het tot stand brengen van een familierechtelijke band met [betrokkene 2] en [betrokkene 1] . De weigering van een adoptie zou een ongeoorloofde inmengging opleveren in het tussen hen bestaande familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding bij de indiening van het verzoekschrift. De rechtbank zal daarom het verzoek om adoptie toewijzen.

4.17.

De rechtbank zal hierna tevens de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [geboorteplaats betrokkenen] gelasten een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen en bepalen dat de griffier van deze rechtbank daartoe een afschrift van deze beschikking aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [geboorteplaats betrokkenen] zal zenden, zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.

4.18.

Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat de adoptie niet hoeft te betekenen

dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] nooit meer behoefte kunnen hebben aan contact met of informatie over hun biologische families. Het kan voor de ontwikkeling van hun eigen identiteit zelfs meerwaarde hebben om in de toekomst meer te weten te over hun (biologische) afkomst en biologische familie of contact te hebben met hun biologische ouders, broers en zussen. Daar staat deze beslissing op geen enkele manier aan in de weg.

Voornaamswijziging [betrokkene 2]

4.19.

Ingevolge artikel 1:4 lid 4 BW kan de rechtbank wijziging van de voornamen gelasten op verzoek van de betrokken persoon of zijn wettelijk vertegenwoordiger. De gevraagde voornamen mogen ingevolge artikel 1:4 lid 2 BW niet ongepast zijn of overeenstemmen met bestaande geslachtsnamen, tenzij deze tevens gebruikelijke voornamen zijn. Ook dient een voldoende zwaarwichtig belang te bestaan bij het verzoek.

4.20.

Op grond van hetgeen is aangevoerd ter onderbouwing van het verzoek, is de rechtbank van oordeel dat verzoekster een voldoende zwaarwichtig belang heeft bij wijziging van haar voornaam. [betrokkene 2] heeft bij haar geboorte de voornaam [voornaam 1] gekregen, een [buitenlandse] voornaam. Sinds zij ongeveer 7 à 8 jaar oud is gebruikt zij de voornaam [betrokkene 2] , die zij destijds zelf heeft gekozen. [betrokkene 2] heeft geen enkele associatie met haar [buitenlandse] voornaam. Zij spreekt de [buitenlandse] taal niet en identificeert zich op geen enkele manier met de [buitenlandse] familie en cultuur. Met de voornaam [betrokkene 2] , in combinatie met de achternaam [achternaam verzoekster] , kan zij zich identificeren met de familie [achternaam verzoekster] en wordt daarmee ook de emotionele band met haar bevestigd.

4.21.

Daarnaast is niet gebleken van de in artikel 1:4 lid 2 BW vermelde belemmeringen die zich zouden verzetten tegen toewijzing van het verzoek. De rechtbank zal daarom het verzoek toewijzen.

5De beslissing

De rechtbank:

5.1.

spreekt uit de adoptie van:

[betrokkene 1] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

en

[betrokkene 2] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

door:

[verzoekster] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;

5.2.

gelast de ambtenaar van de Burgerlijke Stand in de gemeente [geboorteplaats betrokkenen] latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;

5.3.

gelast de wijziging van de voormaan van [betrokkene 2] in [betrokkene 2] ( [achternaam verzoekster] );

5.4.

gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [geboorteplaats betrokkenen] om tot inschrijving van genoemde voornaamswijziging over te gaan;

5.5.

bepaalt dat de griffier van deze rechtbank daartoe een afschrift van deze beschikking aan de ambtenaar van de Burgerlijke Stand te [geboorteplaats betrokkenen] zal zenden, zodra deze uitspraak in kracht

van gewijsde is gegaan.

Deze beschikking is gegeven door mr. B. Krijnen, rechter, in tegenwoordigheid van

mr. M.J.B. Geven als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2023.

Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:

- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733