Rechtbank Midden-Nederland 04-07-2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:4166

veroordeelt de moeder in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van de vader begroot op € 1.427,-;

verklaart punt 1.1. uitvoerbaar bij voorraad;

wijst de vorderingen van de moeder af.

De voorzieningenrechter zal de vorderingen van de moeder afwijzen en de beslissing hierna toelichten.

De moeder vordert allereerst de vader te veroordelen om zich te onthouden van iedere vorm van dreiging, kwaadsprekerijen, smaad, laster of pogingen daartoe jegens de moeder en/of over de moeder jegens [minderjarige] en jegens derden, zoals hulpverleners, rechters en andere derden. De voorzieningenrechter zal deze vordering afwijzen. Uit de wet volgt immers al dat dreiging, kwaadsprekerijen, smaad en laster verboden zijn. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat de vader zich schuldig zou maken aan dreiging, kwaadsprekerijen, smaad of laster. De moeder heeft er dan ook geen belang bij dat de vader wordt veroordeeld om zich hiervan te onthouden.

De moeder heeft nog gesteld dat de vader beweert dat de moeder [minderjarige] mishandelt en/of misbruikt, maar dit is verder niet onderbouwd. Van mishandeling of misbruik door de moeder kan ook geen sprake zijn omdat er al lange tijd geen onbegeleid contact is tussen [minderjarige] en de moeder. Als de vader jegens hulpverleningsinstanties zou refereren aan zorgen vanuit het verleden staat hem dat vrij. Dat wil niet zeggen dat de zorgen waar zijn. Het wil ook niet zeggen dat de zorgen onterecht zijn. De voorzieningenrechter kan dit niet vaststellen, maar het staat een ouder altijd vrij om zijn zorgen te uiten jegens hulpverleningsinstanties. Dat is niet alleen een recht, maar ook een plicht die voortvloeit uit het ouderlijk gezag. Hulpverleningsinstanties worden geacht voldoende expertise te hebben daar mee om daar mee om te kunnen gaan.

De vordering van de moeder om de vader te veroordelen tot medewerking aan de vastgestelde omgangsregeling tussen moeder en [minderjarige] , wordt afgewezen. Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat de vader de omgangsregeling nakomt. Dit heeft de moeder ook erkend. De moeder heeft daarom geen belang bij haar vordering tot nakoming.

Verder zal ook de vordering van de moeder om de vader te verbieden zich tegenover hulpverlening en/of tegenover [minderjarige] negatief uit te laten over de moeder, worden afgewezen. Er is slechts één incident geweest eerder dit jaar waarbij de vader uit zijn slof is geschoten. Verder zijn er geen aanwijzingen dat de vader zich negatief uitlaat over de moeder tegenover hulpverlening en/of tegenover [minderjarige] . De voorzieningenrechter vindt dit ene incident onvoldoende om de vader te veroordelen om zich negatief uit te laten over de moeder.

Nu de vorderingen van de moeder worden afgewezen, is er geen aanleiding voor het opleggen van een dwangsom.

In een kort gedingprocedure is het bovendien nodig dat sprake is van een spoedeisend belang. De moeder heeft in het geheel niet onderbouwd dat sprake is van een spoedeisend belang. Uit de dagvaarding en de pleitnotities blijkt dat deze procedure de strekking heeft de weg te bereiden naar een door de moeder gewenste uitbreiding van haar omgang met [minderjarige] . Daarover is in het verleden al veelvuldig geprocedeerd. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft zich onlangs heel duidelijk uitgesproken over de omgang tussen de moeder en [minderjarige] en de daarin te volgen lijn. Die lijn moet nu worden uitgevoerd. Dat de moeder het daar niet mee eens is doet daar niet aan af.

Hoewel het in procedures van familierechtelijke aard gebruikelijk is de proceskosten tussen partijen te compenseren, ziet de rechtbank in dit geval aanleiding hiervan af te wijken en de moeder als de in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de proceskosten. Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van de moeder worden afgewezen. De rechtbank vindt dat deze procedure nodeloos is gevoerd, omdat op voorhand duidelijk is dat de vorderingen kansloos zijn. De vader heeft zich genoodzaakt gezien zich te voorzien van juridische rechtsbijstand en is daarmee nodeloos op kosten gejaagd, nog los van de emotionele belasting die deze procedure heeft opgeleverd.

De voorzieningenrechter beslist dat de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad is. Dat betekent dat de beslissing moet worden nageleefd, ook als een rechtsmiddel wordt ingesteld.