Gerechtshof Amsterdam 30-04-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:1046

Datum publicatie24-07-2024
Zaaknummer200.331.522/01 NOT
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsAmsterdam
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenTuchtrecht / aansprakelijkheid; Tuchtrecht/aansprakelijkheid notaris;
Familievermogensrecht; Titel 8 Huwelijksvoorwaarden;
IPR familierecht; IPR huwelijksvermogensrecht
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Notaris had bij eigendomsoverdracht woning zowel Nederlandse als Surinaamse huwelijksgoederenregister moeten raadplegen. Hij had vervolgens voor zijn onderzoek naar de beschikkingsbevoegdheid van klaagster moeten vaststellen welk recht van toepassing was op het huwelijksvermogensregime van klaagster. Vervolgens zou hij hebben kunnen vaststellen dat klaagster zelfstandig bevoegd was om de woning over te dragen. Volharden in stelling dat echtscheidingsconvenant nodig was, is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klacht deels gegrond.

Volledige uitspraak


beslissing

___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht

zaaknummer : 200.331.522/01 NOT

nummer eerste aanleg : 726702/ NT 22-54

beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 30 april 2024

inzake

mr. [appellant] ,

notaris te [vestigingsplaats] ,

appellant,

gemachtigde: mr. F. van der Woude, advocaat te Amsterdam,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonend te [woonplaats] ,

geïntimeerde.

Partijen worden hierna de notaris en klaagster genoemd.

1De zaak in het kort

Klaagster is in juni 2010 eigenaar geworden van een woning in [plaats] . Omdat klaagster in de veronderstelling verkeerde al gescheiden te zijn, is toen abusievelijk in de leveringsakte vermeld dat zij ongehuwd was. In maart 2022 heeft de toenmalige koper van de woning van klaagster de notaris verzocht een koopovereenkomst op te stellen en de levering te verzorgen. Klaagster verwijt de notaris, onder meer, dat hij ten onrechte erop is blijven aandringen dat klaagster een echtscheidingsconvenant zou overleggen, terwijl dit voor de overdracht van de woning niet nodig was.

2Het geding in hoger beroep

2.1.

De notaris heeft op 25 augustus 2023 een beroepschrift – met een bijlage – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam (hierna: de kamer) van 27 juli 2023 (ECLI:NL:TNORAMS:2023:9). Op 14 september 2023 zijn de gronden van het beroepschrift ingediend, waarbij nog een productie is overgelegd.

2.2.

Klaagster heeft geen gebruik gemaakt van de haar geboden mogelijkheid een verweerschrift bij het hof in te dienen.

2.3.

Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.

2.4.

De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 7 maart 2024. De notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, en klaagster, vergezeld van haar advocaat mr. H.K. Jap-A-Joe, zijn verschenen. Allen hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van de notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

3Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan komen de feiten neer op het volgende.

3.1.

Bij notariële akte van 1 september 2009 hebben klaagster en [naam] (hierna: [naam] ) in Paramaribo, Suriname, de volgende huwelijkse voorwaarden gemaakt: “Er zal tussen de aanstaande echtgenoten geen enkele vermogensrechtelijke gemeenschap hoegenaamd bestaan, zodat zowel de wettelijke gemeenschap van goederen als die van winst en verlies en die van vruchten en inkomsten bij deze akte uitdrukkelijk worden uitgesloten.” Blijkens de akte had klaagster de Nederlandse en [naam] de Surinaamse nationaliteit.

3.2.

Klaagster is vervolgens in Paramaribo met [naam] in het huwelijk getreden.

3.3.

Op 9 juni 2010 heeft klaagster een woning in [plaats] (hierna: de woning) aangekocht. Bij leveringsakte van 29 juni 2010 is de woning aan klaagster overgedragen. De koopsom van de woning is volledig gefinancierd met een hypothecaire lening. In de hypotheekakte (eveneens op 29 juni 2010 gepasseerd) is alleen klaagster als schuldenaar vermeld en heeft alleen zij aan de bank het recht van hypotheek op de woning verleend. Zowel in de leveringsakte als in de hypotheekakte is vermeld dat klaagster ongehuwd was en niet als partner was geregistreerd.

3.4.

Bij beschikking van 15 juni 2011 is de echtscheiding tussen klaagster en [naam] uitgesproken en bepaald dat partijen met elkaar dienden over te gaan tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, “voor zover deze bestaat”. De beschikking is op 27 oktober 2011 ingeschreven. In de beschikking is vermeld dat [naam] geen bekende woon- of verblijfplaats had.

3.5.

Op 4 maart 2022 is de notaris benaderd door de toenmalige koper van de woning met het verzoek een koopovereenkomst op te stellen en de levering van de woning te verzorgen.

3.6.

Na een telefoongesprek met klaagster heeft de op het kantoor van de notaris werkzame kandidaat-notaris bij e-mail van 8 maart 2022 aan klaagster geschreven:

Wij spraken elkaar zojuist over de verkoop van de woning. U heeft de woning verkregen ten tijde van uw huwelijk met de heer [naam] (op 29 juni 2010). Daarna is de echtscheiding ingeschreven in de Basisregistratie Personen (op 27 oktober 2011). Het is daarom mogelijk dat de woning in een gemeenschap van goederen is gevallen en nu dus tot een ontbonden gemeenschap behoort. Dat zou betekenen dat u de woning niet zonder medewerking van de heer [naam] zou kunnen overdragen. Om uit te zoeken of de woning in een huwelijksgemeenschap is gevallen, moeten wij in ieder geval de volgende documenten ontvangen:

de huwelijkse voorwaarden tussen u en de heer [naam] ;

de echtscheidingsbeschikking en het echtscheidingsconvenant tussen u en de heer [naam] . (..)

Totdat bovenstaande is uitgezocht kan het koopcontract niet getekend worden. (..).”

3.7.

Bij e-mail van 10 maart 2022 heeft klaagster de kandidaat-notaris geantwoord: “(..) Ik heb inmiddels de akte van echtscheiding gevonden en ik heb tevens een verzoek uitstaan bij de notaris voor het inzien van de huwelijkse voorwaarden en huwelijksakte. Ik bied mijn oprechte excuses aan voor de verwarring die de afgelopen dagen is ontstaan. Het [is] namelijk zo dat ik op 4 sept 2009 ben gehuwd, onder huwelijkse voorwaarden, en vervolgens voor de aankoop van de woning de echtscheiding had aangevraagd. Hierdoor was ik zelf in de veronderstelling dat ik alleenstaand was in tijden van de aankoop. Helaas was ik niet op de hoogte dat het administratief langer dan een jaar zou duren, voordat de echtscheiding gedeponeerd zou zijn bij de rechtbank in Den Haag. Mijn eigen administratie is helaas een aantal jaren geleden in een opslag verbrand, om die reden dat ik afhankelijk ben van het dossier elders. Ik wil u middels dit schrijven de garantie geven dat er huwelijkse voorwaarden zijn, die momenteel zijn opgevraagd uit het archief van het notariaat. (..).” Bij e-mail van 20 maart 2022 heeft klaagster aan de notaris een kopie van de akte huwelijkse voorwaarden gestuurd.

3.8.

Bij e-mail van 22 maart 2022 heeft de advocaat van klaagster aan de kandidaat-notaris geschreven:

Mevrouw [naam klaagster] heeft mij ter beantwoording doorgeleid uw mail aan haar d.d. 21 maart 2022. Onjuist acht ik uw mededeling dat behalve de huwelijksvoorwaarden “in ieder geval” ook nog de echtscheidingsbeschikking en convenant nodig zijn. Uw argumentatie snijdt geen hout en de daarbij geopperde veronderstellingen missen elke grond evenals uw opmerking dat dit temeer geldt nu het gaat om huwelijkse voorwaarden die in het buitenland zijn opgemaakt. Waar het om gaat, is dat cliënte beschikkingsbevoegd is. Zij heeft dit voldoende aangetoond. Mocht u twijfel daaraan hebben dan is het aan u om die te concretiseren. Indien er tussen cliënte en haar ex-echtgenoot iets te verhaspelen valt, dan is het een kwestie tussen hen beiden. Aan de beschikkingsbevoegdheid van cliënte doet dit er niet toe of af. Graag verneem ik wanneer de akte zal worden gepasseerd.”

3.9.

Bij e-mail van 30 maart 2022 heeft de advocaat van klaagster een kopie van het bewijs van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking aan de kandidaat-notaris verzonden. Verder heeft de advocaat van klaagster geschreven: “Cliënte heeft mij heden gebeld dat zij opnieuw door u is benaderd. Voor cliënte reageerde ik reeds bij mail aan u d.d. 22 maart welke u bijgaand aantreft.

3.10.

Bij e-mail van 6 mei 2022 heeft de kandidaat-notaris aan de makelaar van klaagster geschreven: “(..) Zoals ik op 7 april voor het laatst mailde: Wij moeten in ieder geval nog de echtscheidingsbeschikking en het echtscheidingsconvenant van u ontvangen. De rechtbank heeft het gevraagde ‘uittreksel inschrijving echtscheiding’ nodig om de stukken terug te vinden. Met alleen het ‘uittreksel inschrijving’ zullen we dus nog niet compleet zijn.

3.11.

Bij e-mail van 6 mei 2022 heeft de makelaar van klaagster aan de kandidaat-notaris geantwoord: “(..) Ik en ook de andere partijen zijn erg benieuwd hoe lang dit nog kan gaan duren. We zijn hier al behoorlijk lang mee bezig en wachten al heel lang. Ik neem aan dat aan de rechtbank is aangegeven dat het een spoed betreft? Met andere woorden, met welke tijdslimiet moeten wij nu nog rekening houden? Weken, maanden? De rente gaat stiekem omhoog, voor koopster begint de tijd wel te dringen.

3.12.

Bij e-mail van 24 mei 2022 heeft de kandidaat-notaris klaagster geschreven: “Hierbij informeer ik u dat wij de echtscheidingsbeschikking van de Rechtbank Utrecht hebben ontvangen. Helaas hebben wij het echtscheidingsconvenant nog niet mogen ontvangen en kunnen wij nog niet beoordelen of uw woning in een huwelijksgemeenschap is gevallen. Ik heb daartoe opnieuw contact opgenomen met de rechtbank. Ik zal u wederom informeren zodra ik een reactie ontvang. Zoals u in de beschikking onder punt 4.2 kunt terugvinden, wordt er gesproken over verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Graag verneem ik van u of er een verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap heeft plaatsgevonden. Indien dat het geval is ontvang ik graag de akte van verdeling. Tevens verzoek ik u vriendelijk de kopende partij te informeren over de stand van zaken. (..).

3.13.

Bij e-mail van 24 mei 2022 heeft klaagster de kandidaat-notaris geantwoord: “Er is geen verdeling. Ik ben de eigenaar en mijn ex-partner is volledig uitgesloten d.m.v. huwelijkse voorwaarden.

3.14.

Bij e-mail van 31 mei 2022 heeft de kandidaat-notaris klaagster geschreven: “De rechtbank heeft ons laten weten dat er bij hen geen echtscheidingsconvenant aanwezig is. Zoals eerder aangegeven hebben wij derhalve niet alle benodigde stukken ontvangen om te beoordelen of uw woning in een huwelijksgemeenschap is gevallen of niet. De notaris heeft aangegeven dat om uw woning alsnog over te dragen, de heer [naam] zal moeten meewerken. Graag verneem ik of hij hiertoe bereid is.”

3.15.

Op 1 juni 2022 heeft de aspirant-koper zich teruggetrokken.

3.16.

Bij e-mail van 30 juli 2022 heeft klaagster zich bij de notaris beklaagd over de gang van zaken en de notaris aansprakelijk gesteld voor haar schade. De notaris heeft de aansprakelijkheid van de hand gewezen.

4De klacht

4.1.

Klaagster verwijt de notaris en de kandidaat-notaris dat zij zich ten onrechte op het standpunt hebben gesteld dat de woning niet kon worden overgedragen zonder echtscheidingsconvenant. Klaagster was met uitsluiting van iedere gemeenschap gehuwd en daarmee enig eigenaar van de woning. Klaagster heeft dubbele woonlasten gehad, doordat de verkoop van de woning door het handelen van de notaris en de kandidaat-notaris met tien maanden is vertraagd. Ook heeft klaagster gezondheidsklachten gekregen door de stress van de situatie en de financiële instabiliteit.

4.2.

De notaris en de kandidaat-notaris hebben klaagster met willekeur en subjectiviteit beoordeeld én benadeeld, hetgeen zou blijken uit de e-mails en het eerste kennismakingsgesprek.

5Beoordeling

5.1.

De klacht van klaagster was in eerste aanleg behalve tegen de notaris ook gericht tegen de kandidaat-notaris. De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster voor zover gericht tegen de kandidaat-notaris geheel ongegrond verklaard. Van de tegen de notaris gerichte klacht is onderdeel 1 gegrond verklaard. Voor het overige is die klacht ongegrond verklaard. De kamer heeft aan de notaris de maatregel van waarschuwing opgelegd. De notaris is daarnaast veroordeeld in de kosten.

Alleen de beslissing ten aanzien van de notaris ligt ter beoordeling voor

5.2.

Alleen de notaris heeft hoger beroep ingesteld. Klaagster heeft geen hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van de klacht tegen de kandidaat-notaris. Dit betekent dat bij het hof uitsluitend de beslissing ten aanzien van de notaris ter beoordeling voorligt.

Klachtonderdeel 1: ten onrechte blijven aandringen op overlegging van een echtscheidingsconvenant

5.3.

Ter onderbouwing van haar klacht voert klaagster het volgende aan. Na haar huwelijk met [naam] heeft klaagster slechts twee weken met hem in Nederland samengewoond, waarna [naam] naar Suriname is teruggekeerd. Klaagster heeft een verzoek tot echtscheiding ingediend en zich in het bevolkingsregister als alleenstaand ingeschreven. Omdat [naam] geen bekende woon- of verblijfplaats had, heeft het lang geduurd voordat de echtscheiding was geëffectueerd. Omdat klaagster in de veronderstelling verkeerde dat ze ten tijde van de aankoop van haar woning al gescheiden was, is abusievelijk in de leveringsakte vermeld dat zij ongehuwd was. Klaagster heeft in Suriname voorafgaand aan haar huwelijk huwelijkse voorwaarden laten opmaken, inhoudende een uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen. Aan de hand van de door klaagster aan de notaris overgelegde stukken (kopie van de echtscheidingsbeschikking en een kopie van de akte huwelijksvoorwaarden) kon worden vastgesteld dat klaagster zelfstandig bevoegd was om de woning over te dragen. Desondanks bleef de notaris erop aandringen dat klaagster een (niet bestaand) echtscheidingsconvenant moest overleggen, terwijl dit voor de overdracht helemaal niet nodig was. Als gevolg van de handelwijze van de notaris is de oorspronkelijke koper afgehaakt en is de verkoop van de woning met tien maanden vertraagd. Klaagster heeft hierdoor lange tijd dubbele woonlasten moeten dragen en veel stress ervaren.

5.4.

De notaris brengt als verweer naar voren dat hij het vereiste titelonderzoek altijd zeer zorgvuldig uitvoert. Klaagster bleek nog gehuwd te zijn ten tijde van de aankoop van haar woning terwijl de aankomsttitel anders vermeldde. Dit riep bij de notaris vragen op, te meer omdat klaagster korter dan een jaar daarvoor in Suriname in het huwelijk was getreden. In de door de notaris ontvangen akte van huwelijksvoorwaarden ontbrak een rechtskeuze waardoor het toepasselijk recht op het huwelijksgoederenregime niet op voorhand duidelijk was. Het was evenmin duidelijk of de huwelijksvoorwaarden nadien nog waren gewijzigd. In de eveneens door de notaris ontvangen echtscheidingsbeschikking stond dat partijen tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap over moesten gaan, voor zover deze bestond. In dergelijke gevallen is de meest praktische manier om de levering doorgang te laten vinden het laten meetekenen door de ex-echtgenoot van de leveringsakte. Omdat de notaris het eerder aangekondigde echtscheidingsconvenant niet ontving, ontstond bij de notaris een redelijk vermoeden dat de werkzaamheden die van hem werden verlangd strijd konden opleveren met het recht of de openbare orde of een ongeoorloofd doel konden hebben (vgl. artikel 21 Wet op het notarisambt (hierna: Wna)). De notaris heeft op grond daarvan gemeend te moeten blijven doorvragen naar het echtscheidingsconvenant. Pas op 31 mei 2022 werd duidelijk dat de rechtbank nooit de beschikking heeft gehad over een echtscheidingsconvenant. In hoger beroep voert de notaris aan dat de kamer de klacht dat de notaris ten onrechte zou hebben aangedrongen op het echtscheidingsconvenant ten onrechte niet heeft behandeld. In plaats daarvan heeft de kamer geoordeeld dat het de notaris kan worden verweten dat hij niet heeft meegedacht over een oplossing nadat duidelijk was geworden dat er geen echtscheidingsconvenant was en [naam] onvindbaar was. De kamer is met dit oordeel buiten de klacht getreden, aldus de notaris. Het was de notaris daarnaast niet bekend dat [naam] onvindbaar was, zodat hem niet kan worden verweten dat hij heeft voorgesteld dat [naam] zou meetekenen. De kamer heeft ten onrechte geoordeeld dat de notaris daarmee wél bekend was. Overigens had de klacht van klaagster daarop ook geen betrekking, aldus de notaris.

5.5.

Het hof overweegt als volgt. Dat de notaris bij aanvang van de behandeling van dit dossier in verband met het benodigde titelonderzoek navraag heeft gedaan naar de huwelijkse voorwaarden, de echtscheidingsbeschikking en het (eventuele) echtscheidingsconvenant, is niet meer dan logisch en nodig en zeker niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Op respectievelijk 20 maart 2022 (vgl. rov. 3.7) en 30 maart 2022 (vgl. rov. 3.9) heeft (de advocaat van) klaagster een kopie van de akte van huwelijkse voorwaarden en een kopie van het bewijs van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking aan het kantoor van de notaris toegezonden. De (kandidaat-) notaris heeft vervolgens tot eind mei 2022 aangedrongen op toezending van een echtscheidingsconvenant. Toen op dat moment het ook voor de (kandidaat-) notaris duidelijk werd dat er geen echtscheidingsconvenant was heeft de notaris gesteld dat de ex-echtgenoot van klaagster de leveringsakte moest meetekenen. Het hof is van oordeel dat de notaris ten onrechte deze voorwaarde heeft gesteld. Om te bepalen of klaagster beschikkingsbevoegd was diende de notaris het toepasselijke huwelijksvermogensrecht vast te stellen. De notaris had in dat geval de overgelegde huwelijkse voorwaarden kunnen raadplegen waarbij hij – in verband met het ontbreken van een rechtskeuze in deze huwelijkse voorwaarden – zowel het Nederlandse als het Surinaamse huwelijksgoederenregister had kunnen raadplegen om a) te controleren of een afschrift of uittreksel van die huwelijkse voorwaarden was ingeschreven in die registers en b) te controleren of nadien in die register nog een afschrift of uittreksel van een akte van wijziging van die huwelijkse voorwaarden was ingeschreven. De notaris heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat hij wél het Nederlandse huwelijksgoederenregister had geraadpleegd maar niet het Surinaamse huwelijksgoederenregister. Dat laatste had hij wel behoren te doen. Hij had vervolgens voor zijn onderzoek naar de beschikkingsbevoegdheid van klaagster moeten vaststellen welk recht van toepassing was op het huwelijksvermogensregime van klaagster. Daarvoor kwamen in deze zaak het Surinaamse en het Nederlandse recht in aanmerking. Ook dat heeft hij niet gedaan. Aan de hand van de uitkomst van dat onderzoek zou hij hebben kunnen vaststellen dat klaagster zelfstandig bevoegd was om de woning over te dragen. Dat de notaris daarentegen heeft volhard in zijn stelling dat hij voor de overdracht van de woning een echtscheidingsconvenant nodig had, kan hem tuchtrechtelijk worden verweten. Het hof voegt daaraan toe dat, zelfs als er wél een echtscheidingsconvenant had bestaan op grond waarvan [naam] (eventueel) een vordering op klaagster had gehad, bijvoorbeeld in de vorm van een vergoedingsrecht als hij zou hebben meebetaald aan de woning, dit nóg niet zou hebben afgedaan aan de zelfstandige beschikkingsbevoegdheid van klaagster. Dergelijke verbintenissen tussen echtgenoten en afspraken in een echtscheidingsconvenant raken immers de beschikkingsbevoegdheid van de partijen niet. Met de kamer is het hof van oordeel dat de klacht terecht is voorgesteld.

Klachtonderdeel 2: de notaris heeft klaagster met willekeur en subjectiviteit beoordeeld

5.6.

Klaagster stelt dat uit de toon van het eerste kennismakingsgesprek en de correspondentie met het kantoor van de notaris blijkt dat zij met willekeur en subjectiviteit is benaderd en beoordeeld. De notaris betwist dat er sprake is geweest van een vooringenomen houding ten opzichte van klaagster. Er is slechts geprobeerd om te voorkomen dat klaagster op enig moment problemen zou krijgen met de koper van haar woning.

5.7.

Bij de overdracht van een woning is een notaris verplicht om een titelonderzoek te doen. Het toepasselijke huwelijksvermogensrecht speelt daarbij een doorslaggevende rol. In dit kader kan passen dat wordt gevraagd naar een echtscheidingsconvenant. Het enkele feit dat de notaris bleef vragen naar een stuk dat strikt genomen niet nodig was voor de uitvoering van de aan hem gevraagde werkzaamheden betekent niet dat hij daardoor willekeurig en subjectief heeft gehandeld. In deze zaak speelde immers de bijzonderheid dat in de leveringsakte in strijd met de waarheid was vermeld dat klaagster ongehuwd was. Bovendien maakte het enkele feit dat klaagster in het buitenland gehuwd was geweest met een persoon met een niet-Nederlandse nationaliteit ook reeds dat de casus ingewikkelder was dan een die alleen raakvlakken met Nederland heeft. Het dossier bevat geen aanknopingspunten voor de juistheid van de veronderstelling dat de notaris zich heeft schuldig gemaakt aan willekeur en subjectiviteit, of, zoals klaagster ook suggereert, discriminatie. Met de kamer is het hof van oordeel dat dit klachtonderdeel ongegrond is.

Conclusie en maatregel

5.8.

Uit het voorgaande volgt dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. De notaris heeft aanhoudend onnodige voorwaarden verbonden aan de uitvoering van de aan hem opgedragen werkzaamheden. De verkoop van de woning van klaagster is hierdoor vertraagd. Het hof acht, evenals de kamer, de maatregel van waarschuwing in dit geval passend en geboden. De beslissing van de kamer zal worden bevestigd.

Geen kostenveroordeling in hoger beroep

5.9.

Per 1 januari 2021 is de Richtlijn kostenveroordeling notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer Gerechtshof Amsterdam 2021 (Staatscourant 2020, nr. 67513) in werking getreden. Het hof hanteert bij de toepassing van de richtlijn de ‘Uitgangspunten proceskostenveroordeling in hoger beroep’ (te raadplegen op de website van dit hof). Nu het hoger beroep van de notaris leidt tot oplegging van dezelfde maatregel, ziet het hof – overeenkomstig de uitgangspunten – af van een kostenveroordeling in hoger beroep; de door de kamer uitgesproken proceskostenveroordeling blijft in stand.

6Beslissing

Het hof:

- bevestigt de bestreden beslissing.

Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Lieber, J.C.W. Rang en S.V. Viveen en in het openbaar uitgesproken op 30 april 2024 door de rolraadsheer.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733