Gerechtshof Amsterdam 23-07-2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:2096

Datum publicatie25-07-2024
Zaaknummer200.336.022/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsAmsterdam
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Ontkenning ouderschap;
Overig; Huwelijk/GP (art. 1:30 t/m 1:80 BW)
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Juridische vader niet-ontvankelijk in verzoek tot ontkenning vaderschap kind dat in 1989 tijdens schijnhuwelijk is geboren. Verklaring dat man pas in 2022 op de hoogte was van bestaan kind, van wie hij niet de biologische vader is, niet aannemelijk. Hij moet hiervan al in 1993 op hoogte zijn geweest toen hij van de moeder scheidde. Door man aangevoerde feiten en omstandigheden zijn mede gezien zijn keuze voor schijnhuwelijk onvoldoende zwaarwegend om termijnoverschrijding abi art. 1:200 lid 5 BW te rechtvaardigen.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

Zaaknummer: 200.336.022/01

Zaaknummer rechtbank: C/13/728034 / FA RK 23-241

Beschikking van de meervoudige kamer van 23 juli 2024 inzake

[de man] ,

wonende te [plaats A] ,

verzoeker in hoger beroep,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. B.A. Zevenbergen te Amsterdam,

en

[verweerder] ,

wonende te [plaats B] ,

verweerder in hoger beroep,

verder te noemen: [verweerder] .

Als belanghebbende is aangemerkt: [de moeder] (hierna: de moeder).

1Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 4 oktober 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2Het geding in hoger beroep

2.1

De man is op 13 december 2023 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 4 oktober 2023.

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 29 april 2024 plaatsgevonden.

Verschenen zijn:

- de man, bijgestaan door zijn advocaat. Voor de man is mevrouw H. Abdulla opgetreden als tolk in de Engelse taal;

- [verweerder] ;

- de moeder.

3De feiten

3.1

[in] 1988 zijn de moeder en de man te [plaats A] met elkaar gehuwd.

3.2

Tijdens het huwelijk is [verweerder] geboren [in] 1989.

3.3

Het huwelijk van de moeder en de man is ontbonden op 27 oktober 1993 door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de daartoe bestemde registers.

4De omvang van het geschil

4.1

Bij de bestreden beschikking is de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot ontkenning van het vaderschap ten aanzien van [verweerder] .

4.2

De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, zijn verzoek om de ontkenning van het vaderschap ten aanzien van [verweerder] alsnog toe te wijzen. Daarnaast verzoekt de man de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats A] te gelasten de geslachtsnaam van [verweerder] te wijzigen in die zin dat de geslachtsnaam wordt gewijzigd van [verweerder] in [naam 1] .

5De motivering van de beslissing

Standpunten van partijen

5.1

De man stelt dat hij ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard in zijn verzoek tot ontkenning van het vaderschap. De man is in het verleden een schijnhuwelijk aangegaan met de partner van een bevriende collega ( [naam 2] ), in deze beschikking vermeld als ‘de moeder’, om een verblijfsvergunning voor haar aan te kunnen vragen. De man heeft echter nooit seksuele gemeenschap met de moeder gehad en evenmin met haar samengewoond. Ten tijde van dit huwelijk is een kind geboren, [verweerder] . Als gevolg van dit huwelijk is de man de juridisch vader van [verweerder] geworden. Anders dan de moeder van [verweerder] stelt, was hij tot 2022 niet op de hoogte van de geboorte van [verweerder] . De man had immers geen contact meer met de moeder. Hij kwam [verweerder] per toeval op het spoor, toen hij op LinkedIn ging zoeken naar personen met dezelfde achternaam als hijzelf. Zijn bericht aan [verweerder] op LinkedIn met de tekst ‘good to see you here’ duidt ook op een eerste ontmoeting. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, meent de man zijn verzoek tot ontkenning van het vaderschap tijdig te hebben ingediend.

De man meent daarnaast dat ten onrechte de wettelijke termijn in acht is genomen als genoemd in artikel 1:200 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW.) Hij ziet niet in hoe de rechtszekerheid en de belangen van [verweerder] zouden worden geschaad door vast te houden aan deze termijn. [verweerder] is inmiddels 34 jaar oud en heeft zelf aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de ontkenning van het vaderschap. [verweerder] heeft het recht om zijn biologische ouders op zijn geboorteakte te hebben staan. Erkenning door zijn biologische vader is mogelijk als de man wordt toegestaan het vaderschap te ontkennen. Bij gegrondverklaring dient de geslachtsnaam van [verweerder] gewijzigd te worden en dat is voor de man een belangrijk argument om het verzoek te doen. Krachtens artikel 1:5 BW zal dit de geslachtsnaam van de moeder zijn, te weten [naam 1] . Ten slotte heeft de man erop gewezen dat hij een dochter heeft, die het belangrijk vindt dat in verband met een mogelijke nalatenschap, zij geen rekening hoeft te houden met een onbekende als juridische (half)broer.

5.2

Ter zitting heeft [verweerder] zich op het standpunt gesteld dat hij zich niet verzet tegen de ontkenning van het vaderschap, maar dat hij er zelf geen waarde aan hecht en er geen problemen mee heeft dat hij de geslachtsnaam [verweerder] draagt in afwijking van de andere leden van zijn familie. [verweerder] betwist dat de man eerst in 2022 op de hoogte van zijn bestaan was. [verweerder] had al jaren voor het LinkedIn bericht in 2022 contact met de man via andere sociale mediakanalen. Indien het vaderschap door de man erkend wordt zal dit in zijn geval betekenen dat hij op allerlei diploma’s en aktes zijn achternaam zal moeten laten wijzigen. Hier zijn kosten aan verbonden, waarvan hij vindt dat de man deze moet betalen. Zijn biologische vader is bereid om hem te erkennen indien de man slaagt in zijn verzoek tot ontkenning van het vaderschap.

5.3

De moeder heeft ter zitting in hoger beroep gesteld ook geen bezwaar te hebben tegen ontkenning van het vaderschap. Zij betwist wel dat de man eerst in 2022 op de hoogte was van de geboorte van [verweerder] . De man is sinds de geboorte van [verweerder] al op de hoogte van zijn bestaan en is destijds ook bij hen op bezoek geweest.

Oordeel van het hof

5.4

Het hof is het eens met de beschikking van de rechtbank om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot ontkenning van het vaderschap ten aanzien van [verweerder] . Daartoe is het volgende van belang.

In artikel 1:199 BW is bepaald dat de vader van een kind is de man die op het tijdstip van de geboorte van het kind met de vrouw uit wie het kind is geboren is gehuwd. Aangezien de man tijdens de geboorte van [verweerder] was gehuwd met de moeder van [verweerder] , is hij de juridisch vader van [verweerder] . Op grond van artikel 1:200 lid 1 BW kan het vaderschap worden ontkend op de grond dat de vader niet de biologische vader van de minderjarige is. In deze zaak is niet betwist dat de man niet de biologische vader van [verweerder] is. De vraag is echter of de man het verzoek tot ontkenning vaderschap tijdig heeft ingediend. Op grond van het bepaalde in artikel 1:200 lid 5 BW moet een verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap door de vader worden ingediend binnen één jaar nadat hij bekend is geworden met het feit dat hij vermoedelijk niet de biologische vader is van het kind.

Voor een vader geldt niet het moment van geboorte van het kind als aanvang van de termijn, maar het moment waarop hem bekend is geworden dat hij vermoedelijk niet de biologische vader van het kind is.

5.5

De man heeft het verzoek op 11 januari 2023 ingediend bij de rechtbank. De man heeft gesteld dat in dit geval voormelde termijn pas is gaan lopen in 2022, toen hij op LinkedIn zocht naar personen met dezelfde achternaam als hijzelf en toen [verweerder] tegenkwam. Toen hij zijn eigen achternaam zag bij [verweerder] , die uiterlijk op [naam 2] leek, werd het hem voor het eerst bekend dat er tijdens het huwelijk een kind was geboren die zijn achternaam droeg.

Het hof acht de verklaring dat de man eerst in 2022 op de hoogte was van het bestaan van [verweerder] , waarvan hij niet de biologische vader is, niet aannemelijk. Daartoe is het volgende van belang. De man en de moeder zijn [in] 1988 met elkaar gehuwd. Zij zijn, zo hebben zij verklaard, dit huwelijk met elkaar aangegaan omwille van een verblijfsvergunning voor de moeder. Gedurende het huwelijk is [verweerder] geboren [in] 1989. De moeder heeft ter zitting gesteld dat de man na de geboorte van [verweerder] contact met haar en de biologische vader van [verweerder] , [naam 2] , had en bij hen op visite is geweest. Dit is door de man ter zitting niet weersproken.

Daarnaast is ter zitting in hoger beroep gebleken dat de man in 1993 zelf een verzoek tot echtscheiding heeft ingediend. Desgevraagd heeft de man verklaard dat [verweerder] destijds, in 1993, vermeld stond als kind op de echtscheidingspapieren. Hieruit concludeert het hof dat de man toen al op de hoogte was dat [verweerder] gedurende het huwelijk is geboren en dat hij, gelet op het feit dat hij en de moeder nimmer gemeenschap hebben gehad, zelf niet de vader van [verweerder] was. Dat de man niet wist dat hij de juridisch vader was van [verweerder] of dat [verweerder] zijn achternaam droeg is niet aannemelijk gemaakt. De man werd immers destijds bijgestaan door een advocaat in zijn echtscheidingsprocedure en in dat verband heeft hij in ieder geval toen al kennis genomen van het bestaan van [verweerder] .

Het hof concludeert dat de man zo’n twintig jaar later pas een verzoek tot ontkenning vaderschap heeft ingediend en dat hij hiermee ruimschoots de in artikel 1:200 lid 5 BW gestelde termijn heeft overschreden.

5.6

De man heeft ook nog naar voren gebracht dat deze termijnoverschrijding geen gevolgen zou moeten hebben, omdat geen belangen van [verweerder] of de rechtszekerheid worden geschaad. Hij wijst op zijn eigen belang, nu hij er grote moeite mee heeft dat [verweerder] zijn geslachtsnaam draagt en zijn dochter heeft ook aangedrongen om de ontkenning van het vaderschap te regelen. Voor [verweerder] wordt daarmee bovendien de weg vrijgemaakt om de biologische vader te laten erkennen.

Het hof stelt voorop dat het niet in strijd is met artikel 6, 8 en 14 EVRM dat de wetgever een tijdslimiet aan het doen van dit verzoek stelt. De daardoor in tijd beperkte mogelijkheden voor de man om zijn vaderschap te ontkennen heeft als doel dat er rechtszekerheid bestaat over het bestaan van familiebanden en dat voorkomen wordt dat onzekerheid voor het kind over zijn afstamming onnodig lang duurt. De door de man aangevoerde feiten en omstandigheden acht het hof onvoldoende zwaarwegend om een termijnoverschrijding te kunnen rechtvaardigen. Het hof betrekt daarbij de omstandigheid dat [verweerder] zelf tot op heden geen aanvraag heeft ingediend om het vaderschap te laten ontkennen en hij daarvoor ook niet een directe noodzaak ziet maar wel praktische bezwaren. De bezwaren van de man met betrekking tot zijn geslachtsnaam zijn op zich niet van zo’n groot belang, dat hierdoor deze wettelijke vervaltermijn gepasseerd moet worden. Door indertijd een schijnhuwelijk aan te gaan, heeft hij zichzelf in de positie gebracht van een mogelijk vaderschap, aangezien de moeder een partner had met wie zij al twee kinderen had gekregen.

Mogelijke belangen van de dochter van de man spelen in dit verband geen rol (vgl. HR 17 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3641).

Het hof is dan ook van oordeel dat vastgehouden dient te worden aan de genoemde wettelijke termijn. Het hof zal daarom de bestreden beschikking bekrachtigen.

6De beslissing

Het hof,

bekrachtigt de bestreden beschikking.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie, mr. G.W. Brands-Bottema en mr. A.R. van Wieren, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van Tol als griffier en is op 23 juli 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733