Rechtbank Midden-Nederland 04-07-2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:4508

Datum publicatie25-07-2024
ZaaknummerC/16/567287 / FL RK 23-1198
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsLelystad
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenIPR familierecht; IPR huwelijk;
Familieprocesrecht; Bevoegdheid; Nevenvoorzieningen
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Marokkaanse echtscheidingsbeslissing kan in Nederland erkend worden, rechtbank onbevoegd van echtscheidingsverzoek vrouw kennis te nemen. Beoordeling ontvankelijkheid van ingediende nevenverzoeken. Hoofdverblijfplaats kind alsnog bij vrouw bepaald. Beslissing over verzoek tot voortgezet gebruik woning aangehouden in afwachting van verweer man. Verzoeken over verdeling huwelijksgoederengemeenschap worden doorverwezen naar de dagvaardingsprocedure ('spoorwissel').

Volledige uitspraak


RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht

locatie Lelystad

zaaknummer: C/16/567287 / FL RK 23-1198

Echtscheiding – Internationaal Privaatrecht

Beschikking van 4 juli 2024

in de zaak van:

[vrouw] ,

wonende in [woonplaats] ,

hierna: de vrouw,

advocaat mr. M. Kaouass,

tegen

[man] ,

wonende in [woonplaats] ,

hierna: de man,

advocaat mr. D.G. Nagel.

1De procedure

1.1.

De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het verzoekschrift van de vrouw (met bijlagen), binnengekomen op
    1 december 2023;

  • het F9-formulier van de vrouw (met bijlagen) van 12 januari 2024;

  • het uitstelverzoek van de man van 24 januari 2024;

  • het verweerschrift van de man (met bijlagen) met daarin een aantal zelfstandige verzoeken (tegenverzoeken), binnengekomen op 4 maart 2024;

  • het F9-formulier van de vrouw van 1 april 2024;

  • het F9-formulier van de vrouw van 6 mei 2024;

  • de brief van de man (met bijlagen) van 27 mei 2024;

  • het aanvullend verzoekschrift van de vrouw (met bijlagen) tevens houdende een reactie op het verweerschrift en de zelfstandige verzoeken, binnengekomen op 5 juni 2024.

1.2.

Op 6 juni 2024 heeft een regiezitting plaatsgevonden, wegens het ontbreken van een ouderschapsplan en in verband met de samenloop met de Marokkaanse echtscheidingsprocedure. Daarbij waren aanwezig:

  • de vrouw met haar advocaat mr. Kaouass,

  • de man met zijn advocaat mr. Nagel.

2Waar de procedure over gaat

2.1.

Partijen zijn op [trouwdatum] 1996 met elkaar getrouwd in [plaats] , Marokko.

2.2.

De man en de vrouw hebben zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit.

2.3.

Partijen zijn de ouders van:

- [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] .

2.4.

De vrouw verzoekt de rechtbank:

  1. de echtscheiding tussen partijen uit te spreken;

  2. de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vrouw te bepalen;

  3. de inhoud van het ouderschapsplan op te nemen in deze beschikking;

  4. de inhoud van het convenant op te nemen in deze beschikking;

Op 5 juni 2024 heeft de vrouw de volgende (aanvullende) verzoeken ingediend:

  1. de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vrouw te bepalen;

  2. te bepalen dat de vrouw nog zes maanden in de woning aan de [adres] in [plaats] mag blijven wonen (inclusief het gebruik van de inboedel);

  3. de man op grond van artikel 21 en 22 Rv te bevelen relevante stukken met betrekking tot de door de vrouw bij punt 22 opgesomde activa en passiva in het geding te brengen;

  4. e man op grond van artikel 843a Rv te bevelen de door de vrouw bij punt 25 genoemde stukken in het geding te brengen;

  5. de wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen vast te stellen zoals de vrouw bij punt 26 heeft verzocht en te bepalen dat de saldi van de bankrekeningen van partijen per peildatum bij helfte worden verdeeld en dat partijen de huwelijkse schulden per peildatum bij helfte dienen te dragen.

2.5.

De man is van mening dat de vrouw niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoeken. Subsidiair meent hij dat de rechtbank zich onbevoegd moet verklaren van de verzoeken kennis te nemen. De man verzoekt de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure.

2.6.

Op [datum] 2023 heeft de man een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank te Nador, Marokko.

De rechtbank te [plaats] , Marokko heeft op [echtscheidingsdatum] 2024 de definitieve echtscheiding tussen partijen uitgesproken en - voor zover hier van belang - de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vrouw bepaald.

3De beoordeling

Echtscheiding

3.1.

De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van het echtscheidingsverzoek van de vrouw kennis te nemen en zal uitleggen hoe zij tot deze beslissing is gekomen.

Rechtsmacht en toepasselijk recht

3.2.

De Nederlandse rechter komt rechtsmacht toe om te oordelen over de echtscheiding, omdat beide partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. 1 De Nederlandse rechter past het Nederlands recht toe. 2

3.3.

Op grond van artikel 12 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) verklaart de Nederlandse rechter zich onbevoegd, indien een beslissing van een rechter van een vreemde staat voor erkenning en, in voorkomend geval, voor tenuitvoerlegging in Nederland vatbaar blijkt te zijn.

3.4.

De rechtbank zal hierna beoordelen of de Marokkaanse beslissing over de echtscheiding in Nederland erkend kan worden.

Erkenning van de door de Marokkaanse rechter uitgesproken echtscheiding

3.5.

Aan de hand van het Nederlandse commune internationale privaatrecht 3 zal de rechtbank beoordelen of de Marokkaanse beslissing voor erkenning in Nederland in aanmerking komt. De rechtbank moet beoordelen of er sprake is van een in het buitenland na een behoorlijke rechtspleging verkregen ontbinding van het huwelijk, indien zij tot stand is gekomen door de beslissing van een rechter en indien aan die rechter rechtsmacht toekwam.

3.6.

Op [echtscheidingsdatum] 2024 heeft de rechtbank te [plaats] , Marokko de definitieve echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Tegen de Marokkaanse echtscheidingsbeslissing staat geen rechtsmiddel open. Partijen hebben beiden de Marokkaanse nationaliteit en hebben zich in de procedure in Marokko bij laten staan door een advocaat. De zaak is tijdens meerdere zittingen behandeld, waarvan de laatste plaatsvond op 24 april 2024. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan het vereiste dat de rechter rechtsmacht toekwam op een internationaal aanvaarde grond en is er sprake geweest van een behoorlijke rechtspleging.

3.7.

Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de Marokkaanse echtscheidingsbeslissing in Nederland erkend kan worden. Er is geen sprake van kennelijke onverenigbaarheid met de openbare orde. 4 Dat betekent dat de rechtbank zich onbevoegd moet verklaren om van het echtscheidingsverzoek van de vrouw kennis te nemen.

3.8.

Vervolgens moet worden beoordeeld welke gevolgen dit heeft voor de door de vrouw ingediende nevenverzoeken. Anders dan de man stelt, is het niet zo dat de vrouw haar verzoeken afzonderlijk van elkaar aanhangig moet maken. De Nederlandse rechter moet zijn rechtsmacht ten aanzien van de nevenvoorzieningen namelijk afzonderlijk beoordelen. 5 Dat wil zeggen dat de onbevoegdheid ten aanzien van de echtscheiding niet betekent dat de nevenvoorzieningen hetzelfde lot delen.

De hoofdverblijfplaats van [minderjarige]

3.9.

De rechtbank zal de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] vaststellen bij de vrouw. Hierna zal worden uitgelegd hoe zij tot deze beslissing is gekomen.

Rechtsmacht en toepasselijk recht

3.10.

De rechtbank stelt vast dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt om kennis te nemen van het verzoek van de vrouw, omdat [minderjarige] haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft. 6 De rechtbank past op het verzoek het Nederlands recht toe. 7

3.11.

Omdat de Marokkaanse rechter al een beslissing heeft genomen over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] moet de rechtbank beoordelen of deze beslissing in Nederland kan worden erkend.

Erkenning van de beslissing van de Marokkaanse rechter over de hoofdverblijfplaats

3.12.

Zowel Nederland als Marokko zijn partij bij het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen (HKBV 1996).

3.13.

Op grond van het HKBV 1996 zijn bevoegd de rechterlijke en administratieve autoriteiten van de Staat waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft. 8 [minderjarige] heeft haar gewone verblijfplaats in Nederland. [minderjarige] is in Nederland geboren en woont bij partijen in [plaats] . De Nederlandse rechter is bevoegd maatregelen te nemen die strekken tot de bescherming van haar persoon of vermogen.

3.14.

Dit brengt mee dat de Marokkaanse rechter niet bevoegd was om kennis te nemen van het verzoek over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] . De artikelen 6 tot en met 10 van het HKBV 1996 leiden ook niet tot bevoegdheid van de Marokkaanse rechter. Omdat de Marokkaanse rechter niet bevoegd was om een beslissing te nemen over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] is de Marokkaanse beschikking van [echtscheidingsdatum] 2024 ten aanzien van de hoofdverblijfplaats, in Nederland niet voor erkenning vatbaar. 9 Hierna zal het verzoek van de vrouw over de hoofdverblijfplaats daarom inhoudelijk worden beoordeeld.

Inhoudelijke beoordeling

3.15.

De rechtbank kan op grond van artikel 1:253a lid 2 sub b BW op verzoek van de ouders of een van hen een beslissen bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft. De rechtbank zal de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] vaststellen bij de vrouw, omdat partijen het daarover eens zijn.

De woning

3.16.

De rechtbank houdt het verzoek van de vrouw over het gebruik van de woning en de inboedel (tot uiterlijk zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking) aan voor de duur van vier weken. De rechtbank stelt de man in de gelegenheid om hiertegen verweer te voeren. Hierna wordt uitgelegd hoe de rechtbank tot deze beslissing is gekomen.

Rechtsmacht en toepasselijk recht

3.17.

De Nederlandse rechter komt rechtsmacht toe, omdat zij rechtsmacht heeft ten aanzien van de echtscheiding en de woning van partijen in Nederland is gelegen. 10 Op het verzoek wordt het Nederlands recht toegepast. 11

3.18.

De man heeft toegelicht dat hij ook belang heeft bij het voortgezet gebruik van de woning. Doordat de aanvullende verzoeken van de vrouw een dag voor de zitting zijn ingediend, heeft hij nog niet kunnen reageren op het verzoek en/of heeft daarover geen zelfstandig verzoek in kunnen dienen.

3.19.

Gelet hierop stelt de rechtbank de man in de gelegenheid zich binnen vier weken na vandaag uit te laten over het verzoek met betrekking tot het voortgezet gebruik van de woning.

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap

3.20.

De rechtbank zal de aanvullende verzoeken van de vrouw over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en zoals hiervoor geformuleerd onder 2.4 c., d. en e. doorverwijzen naar de dagvaardingsprocedure.

Rechtsmacht

3.21.

Omdat de rechtbank rechtsmacht heeft ten aanzien van de echtscheiding, heeft zij ook rechtsmacht ten aanzien van de verzoeken die betrekking hebben op de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. 12

3.22.

Op een verdeling zijn de regels van de dagvaardingsprocedure van toepassing. 13 Een verdeling kan niet worden ingeleid met een verzoekschrift. Dit is anders wanneer de verdeling gevraagd wordt als nevenverzoek bij een echtscheiding.

3.23.

De rechtbank ziet de verzoeken met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap als zelfstandige verzoeken, omdat er geen sprake is van een echtscheidingsprocedure. Dit betekent dat de “verzoeken” bij dagvaarding hadden moeten worden geformuleerd en niet bij verzoekschrift. Op grond van artikel 69 Rv beveelt de rechtbank dat de procedure ten aanzien van de verzoeken over de verdeling wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure.

Uitvoerbaar bij voorraad

3.24.

De rechtbank zal de beslissing over de hoofdverblijfplaats uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4De beslissing

De rechtbank:

4.1.

verklaart zich onbevoegd ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding;

4.2.

bepaalt dat [minderjarige] voortaan haar hoofdverblijfplaats heeft bij de vrouw;

4.3.

verklaart de beslissing onder 4.2 uitvoerbaar bij voorraad;

4.4.

houdt de beslissing over het verzoek tot het voortgezet gebruik van de woning aan voor de duur van vier weken en stelt de man in de gelegenheid om tegen dit verzoek verweer te voeren;

4.5.

beveelt dat de procedure ten aanzien van de verzoeken onder 2.4 c., d. en e. in de stand waarin zij zich bevindt, wordt voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure;

4.6.

beveelt de vrouw zo nodig het verzoekschrift te verbeteren en/of aan te vullen volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure;

4.7.

verwijst de zaak naar de rolzitting van de afdeling civiel, team handel van deze rechtbank, locatie Lelystad, op woensdag 7 augustus 2024 om 10.00 uur;

4.8.

beveelt de vrouw om de man bij exploot op te roepen tegen de rolzitting van woensdag 7 augustus 2024, onder gelijktijdige betekening van de eerder ingediende verzoekschriften en deze beschikking.

Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. M.M.E. Manning, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. J.J. Terpstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2024.

Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

1

Artikel 3 lid 1 onder a en i Brussel II ter.

5

Hoge Raad, 12 januari 2018, ECLI:NL:HR:2018:31.

6

Artikel 7 lid 1 Brussel II ter.

7

Artikel 15 lid 1 HKBV 1996.

8

Artikel 5 lid 1 HKBV 1996.

9

Artikel 23 lid 2 sub a HKBV 1996.

12

Artikel 5 lid 1 van de Huwelijksvermogensrechtverordening.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733