Datum publicatie | 29-07-2024 |
Zaaknummer | 200.335.561_01 |
Procedure | Hoger beroep |
Zittingsplaats | 's-Hertogenbosch |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | Kinderen |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie
Belangrijk dat er naast de 2-wekelijkse weekendregeling ook doordeweeks contactmoment is waarbij vader verzorgende taak op zich neemt en ruimere invulling kan geven aan vaderrol. Onvoldoende contra-indicaties dat zoontje uitbreiding met overnachting niet zou aankunnen. Bovendien heeft vader toegezegd dat hij in overleg zal treden met moeder als blijkt dat de uitbreiding van de zorgregeling te belastend blijkt voor kind. Autorit kan ook een moment zijn om uit te rusten of samen te praten. Ook geen vervanging door belmoment.
Volledige uitspraak
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 30 mei 2024
Zaaknummer: 200.335.561/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/09/629971 FA RK 22-3352
in de zaak in hoger beroep van:
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F. Pool,
tegen
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. Z. Gademan.
Deze zaak gaat over [minderjarige], geboren op [geboortedatum ] 2018 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestiging] ,
hierna te noemen: de raad.
1Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Den Haag van 2 augustus 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie van het hof Den Haag op
3 november 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover deze beslissing ziet op de verdeling van de zorgregeling op de donderdag en de vrijdag en opnieuw rechtdoende een zorgregeling te bepalen waarbij [minderjarige] elke donderdag om 19.00 uur een belmoment heeft met de vader, dan wel, 1,5 uur omgang in [woonplaats moeder] te weten van 15.00 uur tot 16.30 uur.
Bij beschikking van het hof Den Haag van 6 december 2023 met het zaaknummer 200.335.137/01 is de zaak gelet op artikel 62b Wet op de rechterlijke organisatie in de stand waarin deze zich bevindt verwezen naar het hof ’s-Hertogenbosch.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof ’s-Hertogenbosch op 1 februari 2024, heeft de vader verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken dan wel de verzoeken van de moeder in hoger beroep af te wijzen als zijnde ongegrond/onbewezen.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 april 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
-
de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
-
de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
-
de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
-
het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 6 juli 2022;
-
het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 5 juli 2023;
- het V6-formulier met producties 2, 18 en 19 namens de moeder, ingekomen ter griffie
op 28 december 2023;
- het V6-formulier met producties 20 t/m 22 namens de moeder, ingekomen ter griffie
op 10 april 2024.
3De beoordeling
Partijen hebben een affectieve relatie gehad en uit deze relatie is [minderjarige] geboren. De vader heeft [minderjarige] erkend en de ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] . [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, bepaald dat [minderjarige] bij de vader zal zijn:
- in de even weekenden van vrijdag uit school tot maandagochtend naar school, waarbij de vader [minderjarige] van school haalt en naar school brengt;
- in de oneven weken (dus voorafgaande aan het weekend dat [minderjarige] bij de moeder verblijft) op de donderdagmiddag gedurende anderhalf uur in de omgeving van [woonplaats moeder] waarbij de vader [minderjarige] bij de moeder ophaalt en terugbrengt, en met ingang van het schooljaar 2024-2025 in de oneven weken op de donderdag van 17.00 uur tot vrijdagochtend naar school, waarbij de vader [minderjarige] bij de moeder ophaalt en op vrijdag naar school brengt;
- waarbij er een (video) belmoment is tussen de vader en [minderjarige] op:
-
iedere dinsdagavond 19.00 uur;
-
in de even weken (dus voorafgaande aan het weekend dat [minderjarige] bij de vader verblijft) op donderdag om 19.00 uur.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen voor zover deze beslissing ziet op de donderdag in de oneven weken en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De moeder is het niet eens met de zorgregeling zoals is bepaald in de oneven weken. De moeder acht de omgang op de donderdag in de oneven week tussen [minderjarige] en de vader en daarmee ook de uitbreiding van de zorgregeling met een overnachting op de donderdagen met ingang van het schooljaar 2024/2025, niet in het belang van [minderjarige] . De omgang met de vader op de donderdagmiddag is te intensief en vraagt te veel van [minderjarige] . Dit blijkt ook uit het feit dat de vader [minderjarige] de afgelopen periode op de donderdag regelmatig eerder heeft teruggebracht omdat anderhalf uur omgang al te veel is voor [minderjarige] . [minderjarige] is snel overprikkeld en vermoeid en structuur en duidelijkheid zijn voor [minderjarige] belangrijker dan voor een gemiddelde minderjarige. [minderjarige] lijkt meer moeite te hebben met het verwerken van prikkels en is daarom gestart met sensorische therapie. De toekomstige regeling met ingang van het schooljaar 2024/2025 betekent bovendien dat de vader op donderdag tijdens de oneven weken [minderjarige] om 17.00 uur ophaalt na een lange schooldag en dat zij vervolgens vanwege files vaak een uur in de auto zitten om van [woonplaats moeder] naar [woonplaats vader] te reizen. Hierdoor ligt [minderjarige] later in bed dan zijn reguliere bedtijd, terwijl hij juist op vrijdagochtend vanwege de extra reistijd eerder moet opstaan. Ook zorgt de uitbreiding per saldo niet voor extra quality time tussen de vader en [minderjarige] . De zorgregeling in de oneven week dient dan ook gelet op het belang van [minderjarige] te worden teruggebracht naar een wekelijks belmoment op de donderdag om 19.00 uur dan wel dient de huidige regeling ook met ingang van het schooljaar 2024/2025 te worden gehandhaafd: anderhalf uur omgang in de omgeving van [woonplaats moeder] .
De moeder wil daarnaast graag dat de vakantieregeling specifieker wordt vastgesteld zodat hierover geen discussie tussen de ouders plaatsvindt. De moeder stelt voor dat de vakanties aanvangen om 10.00 uur en voor wat betreft de data waarop de vakanties beginnen om aan te sluiten bij het schoolrooster van [minderjarige] .
De vader is het wel eens met de zorgregeling zoals is bepaald in de oneven weken. De omgang op de donderdagen en de uitbreiding van de zorgregeling met ingang van het schooljaar 2024-2025 met een overnachting op de donderdag is wel in het belang van [minderjarige] . [minderjarige] geniet van de momenten met zijn vader en deze zijn niet belastend voor hem. Het is juist dat de vader [minderjarige] tijdens de omgangsmomenten op de donderdagen wel eens eerder terug heeft gebracht omdat het in de wintermaanden moeilijker is om de volledige anderhalf uur in de omgeving van [woonplaats moeder] vol te maken. Dit is anders wanneer het weer langer licht is en wanneer de zorgregeling bij de vader thuis plaatsvindt. Ook zorgt de uitbreiding van de zorgregeling juist wel voor meer quality time samen. Zo maken de vader en [minderjarige] van de ritjes tussen [woonplaats moeder] en [woonplaats vader] een gezellig moment samen. Ook zal [minderjarige] bij de vader thuis op tijd naar bed gaan. Bovendien wordt [minderjarige] ook steeds wat ouder waardoor de bedtijd (op termijn, afhankelijk van de ontwikkeling van [minderjarige] ) kan worden opgeschoven naar een later moment. De vader betreurt dat de moeder al vooruit loopt op een contactmoment dat nog niet is ingegaan. De vader zou graag eerst het contactmoment willen laten ingaan om te kijken hoe dit is voor [minderjarige] . Mocht de uitbreiding alsnog te belastend zijn dan is de vader bereid hierover in overleg te treden met de moeder. Alleen een belmoment in de oneven week vindt de vader te weinig, hij wil niet slechts een weekendvader zijn. Als het alleen een contactmoment in [woonplaats moeder] blijft, moet de tijd van 17.00 uur tot 18.30 uur blijven. De moeder wil dat dit moment begint om 15.00 uur, maar dat is voor de vader niet haalbaar in verband met zijn werk.
De vader is het eens met het voorstel van de moeder om uit te gaan van 10.00 uur en aan te sluiten bij het schoolrooster van [minderjarige] als start van de vakanties; dit kan worden vastgelegd.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling het hof als volgt geadviseerd. De raad acht continuering van de huidige feitelijke regeling het meest in het belang van [minderjarige] . Een uitbreiding van de regeling met een overnachting op de donderdag tijdens de oneven weken vanaf het schooljaar 2024-2025 acht de raad niet beter voor [minderjarige] dan de anderhalf uur in [woonplaats moeder] uit school.
Het hof overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een eerdere beslissing dienaangaande wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat de vastgestelde zorgregeling in de oneven weken ex artikel 1:253a BW in het belang van [minderjarige] is.
Het hof vindt het belangrijk dat er naast de tweewekelijkse weekendregeling ook een doordeweeks contactmoment is waarbij de vader een verzorgende taak op zich neemt en een ruimere invulling kan geven aan zijn vaderrol. De moeder geeft zelf aan dat de huidige regeling waarbij de vader steeds ergens anderhalf uur met [minderjarige] verblijft (speeltuin, restaurant) vermoeiend is voor [minderjarige] . Het feit dat de vader [minderjarige] soms eerder naar huis brengt als hij moe is, geeft er juist blijk van dat de vader oog heeft voor de belangen van [minderjarige] . Het is voor het hof niet duidelijk geworden waarom, gelet op de door de moeder gestelde kwetsbaarheid van [minderjarige] , het voor hem rustiger is om anderhalf uur op een wisselende plek in de omgeving van [woonplaats moeder] met de vader door te brengen dan dat hij met de vader mee gaat. Hij kan dan bij de vader thuis rustig eten en naar bed gaan. De autorit kan ook een moment zijn om uit te rusten of samen te praten. De zittingsvertegenwoordiger van de raad heeft op de mondelinge behandeling weliswaar geadviseerd om de anderhalf uur in [woonplaats moeder] te continueren, maar uit het raadsrapport en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep verder naar voren is gebracht zijn er geen althans onvoldoende contra-indicaties naar voren gekomen waaruit blijkt dat [minderjarige] de uitbreiding met een overnachting niet zou aankunnen. Bovendien is de regeling (met de overnachting) nog niet ingegaan en heeft de vader toegezegd dat hij in overleg zal treden met de moeder indien blijkt dat de uitbreiding van de zorgregeling te belastend is voor [minderjarige] . Het hof acht dan ook de vastgestelde zorgregeling in de oneven weken in het belang van [minderjarige] .
Partijen willen beiden een nadere specificering van de vakantieregeling. Partijen willen vastgelegd zien dat de vakanties aanvangen om 10:00 uur en voor de exacte data waarop de schoolvakantie begint wordt het schoolrooster van [minderjarige] aangehouden.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en de door partijen getroffen regeling met betrekking tot de vakanties opnemen in het dictum van deze beschikking.
4De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Den Haag van
2 augustus 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
stelt aanvullend met betrekking tot de vakanties vast dat de vakanties aanvangen om 10.00 uur en dat voor de exacte data waarop de schoolvakantie begint wordt aangesloten bij het schoolrooster van [minderjarige] .
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, G.M. Goes en A.M. van Riemsdijk en is op 30 mei 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.
© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733