Datum publicatie | 20-08-2024 |
Zaaknummer | C13/744670 / HA ZA 24-24 |
Procedure | Eerste aanleg - enkelvoudig |
Zittingsplaats | Amsterdam |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Verbintenissenrecht |
Trefwoorden | Erfrecht; Digitale nalatenschap; Overig; Social media in het familierecht |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie
Erfgenaam vordert toegang tot Facebookaccount van overleden partner, waarbij overledene ogv het beleid van Facebook geen keuze heeft gemaakt over wat er met het account moet gebeuren na overlijden. Rechtbank komt tot het oordeel dat een erfgenaam in een dergelijk geval recht heeft op toegang tot de (persoons)gegevens in het account die betrekking hebben op de persoon van de overledene zelf. De privacybelangen van andere gebruikers verzetten zich tegen een volledig recht op toegang. Artikel 4:182 en 6:249 BW.
Volledige uitspraak
Civiel recht
Zaaknummer: C/13/744670 / HA ZA 24-24
Vonnis van 31 juli 2024
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] (Duitsland),
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. M.C. Hoogendam,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
META PLATFORMS IRELAND LIMITED,
gevestigd te Dublin (Ierland),
gedaagde partij,
hierna te noemen: Meta,
advocaten: mrs. P.E. Lucassen, N. Orlić en L.J.G. Knorringa.
1De zaak en de beslissing in het kort
Deze zaak draait om de vraag of een erfgenaam recht heeft op toegang tot het Facebookaccount van een overledene, in het geval dat de overledene op grond van het beleid van Facebook geen keuze heeft gemaakt over wat er met het account moet gebeuren na overlijden. De rechtbank komt tot het oordeel dat een erfgenaam in een dergelijk geval recht heeft op toegang tot de (persoons)gegevens in het account die betrekking hebben op de persoon van de overledene zelf. De privacybelangen van andere gebruikers verzetten zich tegen een volledig recht op toegang.
2De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 oktober 2023, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 20 maart 2024, waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 11 juni 2024.
Ten slotte is vonnis bepaald.
3De feiten
Op 12 april 2023 is [naam] (hierna: [naam] ) op 31-jarige leeftijd in [plaats] overleden ten gevolge van zelfdoding. [eiser] was haar geregistreerd partner. Hij is haar enig erfgenaam. Er is geen testament opgemaakt.
Meta beheert Facebook voor gebruikers in Nederland. Facebook is een online sociaal netwerk. Gebruikers van Facebook kunnen via dat netwerk op verschillende manieren communiceren met vrienden, familie en andere gebruikers, bijvoorbeeld door het uploaden van foto’s en video’s, het delen van links naar andere websites, het reageren op accounts en op berichten van andere gebruikers en het sturen van persoonlijke chatberichten naar andere gebruikers via Messenger. Gebruikers kunnen zelf instellen wie hun berichten te zien krijgt.
Meta heeft een beleid waarin is bepaald wat er bij overlijden van een gebruiker gebeurt met (de inhoud van) zijn Facebookaccount. Dat beleid komt – kort gezegd – op het volgende neer. Een gebruiker kan bij leven ervoor kiezen dat zijn account na overlijden wordt verwijderd of in herdenkingsstatus wordt geplaatst. Als de gebruiker kiest voor de eerste optie, dan wordt zijn account permanent verwijderd, nadat Meta een bericht heeft ontvangen dat de gebruiker is overleden. Als de gebruiker kiest voor de tweede optie, dan bepaalt artikel 4.5.5 van de Facebook Servicevoorwaarden dat de gebruiker iemand kan aanwijzen die het account in herdenkingsstatus zal beheren (een zogenaamde ‘legacy contact’). De gebruiker kan de legacy contact of een persoon die is aangewezen bij geldig testament of een soortgelijk juridisch document toestemming geven om een kopie te downloaden van hetgeen de gebruiker publiekelijk heeft gedeeld op zijn account. Een legacy contact kan daarnaast vriendschapsverzoeken accepteren, de profiel- en omslagfoto wijzigen en een vastgezet bericht op het profiel plaatsen. Voor het overige blijft de inhoud van het account bestaan en zichtbaar voor de doelgroep waarmee de gebruiker die inhoud had gedeeld. Een legacy contact kan niet inloggen op het account met herdenkingsstatus, geen chatberichten lezen of downloaden die via Messenger zijn verzonden, geen vrienden verwijderen of nieuwe vriendschapsverzoeken sturen. Indien de gebruiker niet kiest voor een van deze opties, dan geeft Meta het account na overlijden van de gebruiker een herdenkingsstatus na ontvangst van een verzoek daartoe.
[naam] had sinds 21 november 2010 een Facebookaccount. Bij leven heeft zij geen keuze gemaakt over wat er met haar account moet gebeuren na haar overlijden.
Op 18 april 2023 heeft Meta het account van [naam] in herdenkingsstatus geplaatst nadat daartoe een verzoek was gedaan door een van [naam] Facebookvrienden.
Op 26 april 2023 heeft [eiser] geprobeerd in te loggen op het account van [naam] . Omdat het account in herdenkingsstatus was geplaatst, was het niet langer mogelijk om daarop in te loggen.
4Het geschil
[eiser] vordert dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Meta veroordeelt:
primair, het Facebookaccount van [naam] , binnen een maand na dagtekening van dit vonnis, om te zetten naar de actieve status, zodat [eiser] met de bij hem bekende inloggegevens volledige toegang heeft tot haar account en de daartoe behorende gegevens;
subsidiair, aan [eiser] , binnen een maand na dagtekening van dit vonnis, inzage te geven in het Facebookaccount van [naam] en de daartoe behorende gegevens;
in de kosten van deze procedure.
[eiser] legt – kort gezegd – het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag.
[eiser] heeft als erfgenaam recht op en een zwaarwegend belang bij volledige toegang tot het Facebookaccount van zijn vrouw. De overeenkomst tussen Meta en [naam] is op grond van artikel 4:182 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 6:249 BW overgegaan op [eiser] . Bepalingen in de Facebook Servicevoorwaarden die aan toegang tot het account en overgang van de overeenkomst in de weg zouden staan, waaronder het herdenkingsbeleid, zijn oneerlijk en daarom vernietigbaar. Subsidiair heeft Meta onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld en/of is zij tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiser] door het account van [naam] in strijd met de Facebook Servicevoorwaarden in herdenkingsstatus te plaatsen. Meer subsidiair heeft [eiser] recht op inzage op grond van de AVG 1.
Meta voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met compensatie van de proceskosten.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5De beoordeling
Inleidende overwegingen
Vanwege de woon- en vestigingsplaats van partijen heeft deze zaak een internationaal karakter. In het tussenvonnis is al beslist dat deze rechtbank (internationaal) bevoegd is kennis te nemen van het geschil.
Ter beoordeling ligt de vraag voor of, en zo ja, in hoeverre een erfgenaam recht heeft op toegang tot het Facebookaccount van een overledene, in het geval dat de overledene op grond van de Facebook Servicevoorwaarden géén keuze heeft gemaakt over wat er met het account moet gebeuren na overlijden.
De rechtbank gaat in deze zaak uit van de toepasselijkheid van Nederlands erfrecht. Ook voor de overige aspecten moeten de vorderingen van [eiser] worden beantwoord naar Nederlands recht, omdat beide partijen in hun processtukken van de toepasselijkheid van Nederlands recht zijn uitgegaan, zodat zij daarmee een (stilzwijgende) rechtskeuze hebben gemaakt voor Nederlands recht.
[eiser] heeft naar voren gebracht dat [naam] en hij bij leven elkaars inloggegevens van onder meer hun Facebookaccounts met elkaar hadden gedeeld. Juist door kruislings de wachtwoorden te delen, hadden zij de digitale erfenis geregeld en daaruit blijkt de toestemming van [naam] voor toegang tot haar accounts, zo stelt [eiser] . Meta heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen schriftelijk bewijs is dat [naam] haar inloggegevens aan [eiser] had meegedeeld. De rechtbank is van oordeel dat in het midden kan blijven of [naam] tijdens haar leven haar inloggegevens voor haar Facebookaccount met [eiser] had gedeeld. Of dat al dan niet is gebeurd, is namelijk niet doorslaggevend voor en heeft geen invloed op de beoordeling van de vraag in hoeverre [eiser] als erfgenaam van [naam] recht heeft op toegang tot het Facebookaccount van [naam] .
Daarmee komt de rechtbank nu toe aan de inhoudelijke beoordeling van de hiervoor genoemde vraag.
Saisineregel
De saisineregel brengt mee dat een erfgenaam in de voetsporen van de overledene treedt (artikel 4:182 BW) . Door erfopvolging verkrijgt een erfgenaam alle voor overgang vatbare goederen, schulden en/of rechtsbetrekkingen van de overledene. Erfopvolging is een verkrijging onder algemene titel (artikel 3:80 lid 2 BW) , zodat daarvoor geen levering, schuld- of contractsoverneming is vereist.
Is een Facebookaccount een goed?
Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten (artikel 3:1 BW) . Het is (nog) niet helder of digitale data, zoals (de inhoud van) een Facebookaccount, als goederen kunnen worden aangemerkt. Digitale data zijn niet een voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object (artikel 3:2 BW) . In de literatuur lijkt dan ook als heersend standpunt te gelden dat digitale data niet als zaken kunnen worden beschouwd. De eventuele vermogensrechtelijke status van digitale data is evenmin uitgekristalliseerd. De wetgever heeft daarvoor nog geen regels ontwikkeld. Vooralsnog kan daarom niet worden aanvaard dat (de inhoud van) een Facebookaccount als een goed in de zin van artikel 3:1 BW is aan te merken. Dat betekent dat (de inhoud van) een Facebookaccount niet als een goed van de nalatenschap overgaat op een erfgenaam.
Is de overeenkomst tussen Meta en [naam] op grond van artikel 6:249 BW overgegaan?
Op grond van artikel 6:249 BW gelden de rechtsgevolgen van een overeenkomst mede voor de rechtverkrijgenden onder algemene titel, tenzij uit de overeenkomst iets anders voortvloeit. Dat betekent dat een erfgenaam in beginsel ook gebonden is aan overeenkomsten die de overledene heeft gesloten, zowel wat betreft de rechten als de verplichtingen uit de overeenkomst. Op grond van een uitdrukkelijk beding of uit de strekking van de overeenkomst kan voortvloeien dat de contractuele rechtsbetrekking een persoonlijk karakter draagt en daarom niet voor vererving vatbaar is.
Meta heeft aangevoerd dat iedere overeenkomst tussen Meta en een gebruiker een persoonlijk karakter draagt vanwege de gepersonaliseerde inhoud die gebruikers op hun account plaatsen en de aard van de dienstverlening op Facebook die daarop is afgestemd. Het persoonlijke karakter van de overeenkomst blijkt volgens Meta verder uit het herdenkingsbeleid en de artikelen 3.1, 4.5.4 en 4.5.6 van de Facebook Servicevoorwaarden. De overeenkomst met [naam] is daarom volgens Meta niet vatbaar voor erfopvolging.
De relevante bepalingen uit de Facebook Servicevoorwaarden luiden als volgt:
“3. Je toezeggingen aan Facebook en aan onze community
(…)
1. Wie kan Facebook gebruiken
Als mensen achter hun meningen en acties staan, is onze community veiliger en verantwoordelijker. Je moet om deze reden aan het volgende voldoen:
Geef je account dezelfde naam als de naam die je in het dagelijks leven gebruikt; (…)
Maak slechts één account (je eigen account) en gebruik dit voor persoonlijke doeleinden;
Deel je wachtwoord niet, geef anderen geen toegang tot je Facebook-account en draag je account niet over aan iemand anders (zonder onze toestemming).
(…)
4Aanvullende bepalingen
(…)
5. Overig
(…)
4. Je draagt geen rechten of verplichtingen op grond van deze Voorwaarden over aan iemand anders zonder dat je onze toestemming hebt.
5. Je kunt iemand aanwijzen (zo iemand noemen we de contactpersoon voor een account met herdenkingsstatus) om je account te beheren als het de herdenkingsstatus heeft. Alleen de contactpersoon voor het account met herdenkingsstatus of een persoon die je hebt aangewezen in een geldig testament of soortgelijk document waaruit duidelijke toestemming blijkt om je inhoud na overlijden of bij onvermogen openbaar te maken, kan vrijgave van je account vragen nadat het de herdenkingsstatus heeft gekregen.
6. Deze Voorwaarden verlenen geen rechten aan derde begunstigden. (…)”
De rechtbank stelt voorop dat de overeenkomst tussen [naam] en Meta in dit geval niet volledig is geëindigd met het overlijden van [naam] . Het Facebookaccount van [naam] is immers blijven bestaan en is door Meta in de herdenkingsstatus geplaatst.
Bij de beoordeling van de vraag of de rechtsgevolgen van de overeenkomst en de rechten uit die overeenkomst tussen [naam] en Meta op grond van artikel 6:249 BW zijn overgaan op [eiser] , maakt de rechtbank onderscheid tussen enerzijds het recht op actief gebruik van een Facebookaccount en anderzijds het recht op toegang tot een Facebookaccount. Met actief gebruik wordt gedoeld op het inloggen op een account en het vervolgens al dan niet gebruikmaken van de mogelijkheden die het account biedt, zoals het plaatsen van berichten. Met toegang wordt gedoeld op inzage in het account en de daartoe behorende gegevens.
Het persoonlijke karakter van de overeenkomst verzet zich naar het oordeel van de rechtbank tegen overgang van het recht op actief gebruik van het Facebookaccount van [naam] op [eiser] . Daartoe is het volgende van belang. Als het recht op actief gebruik zou overgaan op een erfgenaam, dan zou dat betekenen dat de erfgenaam het Facebookaccount van de overledene onder de naam van de overledene zou kunnen voortzetten. Het persoonlijke karakter van de overeenkomst staat daaraan in de weg. Zo volgt uit artikel 3.1 van de Facebook Servicevoorwaarden dat ieder account moet zijn verbonden met een specifiek individu. Overgang van het recht op actief gebruik van een Facebookaccount verdraagt zich niet met het persoonlijke karakter van een Facebookaccount en met de gepersonaliseerde aard van de dienstverlening op Facebook. Hieruit volgt ook dat [eiser] in zijn hoedanigheid van erfgenaam niet van Facebook kan verlangen dat het account van [naam] wordt teruggezet naar een actieve status.
Het persoonlijke karakter van de overeenkomst verzet zich er daarentegen in beginsel niet tegen dat [eiser] als erfgenaam op grond van artikel 6:249 BW het uit de overeenkomst voortvloeiende recht uitoefent van toegang tot de gegevens die behoren tot het Facebookaccount van [naam] . De overeenkomst bevat ook niet een uitdrukkelijk beding dat overgang onder algemene titel van de rechten uit de overeenkomst uitsluit. Het bepaalde in artikel 4.5.4 van de Facebook Servicevoorwaarden is niet als zodanig aan te merken, omdat daarin niet meer valt te lezen dan dat een gebruiker bij leven geen rechten mag overdragen. Voor zover Meta in dit verband een beroep heeft bedoeld te doen op voornoemd artikel 4.5.4 wordt dat beroep dus verworpen. Gelet hierop wordt ook niet toegekomen aan de vraag naar de (on)eerlijkheid van artikel 4.5.4 van de Facebook Servicevoorwaarden. Het voorgaande betekent dat zich ten aanzien van het recht op toegang geen uitzondering op de hoofdregel van artikel 6:249 BW voordoet.
Het recht op toegang (inzage) op grond van de overeenkomst tussen Meta en [naam] is dus op grond van artikel 6:249 BW overgegaan op [eiser] .
Het belang van privacy van andere Facebookgebruikers
Meta heeft aangevoerd dat de (privacy)belangen van andere gebruikers zich verzetten tegen een recht van [eiser] op volledige toegang tot het account van [naam] . Dat account bevat zeer waarschijnlijk persoonsgegevens van derden, waarvoor Meta verantwoordelijk is vanuit het oogpunt van privacybescherming. Volgens Meta mochten die derden op grond van de Facebook Servicevoorwaarden erop vertrouwen dat hun gegevens niet beschikbaar zouden worden voor anderen dan [naam] . Dit geldt in het bijzonder voor de chatgeschiedenis in Messenger, waartoe Meta geen toegang kan verschaffen zonder toestemming van diegenen met wie [naam] heeft gecommuniceerd, aldus Meta.
[eiser] heeft gesteld dat zijn belang bij toegang tot het account van zijn vrouw zwaarder weegt dan de (privacy)belangen van diegenen met wie zijn vrouw op Facebook heeft gecommuniceerd. [eiser] is op zoek naar informatie over de omstandigheden rond het overlijden van zijn vrouw en hij wil, door toegang tot alle gegevens op het Facebookaccount, inclusief de chatgeschiedenis op Messenger, kunnen uitsluiten dat iemand zijn vrouw op een bepaald idee heeft gebracht. Zonder die informatie voelt [eiser] zich beperkt in zijn verwerkingsproces. Verder heeft [eiser] verwezen naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 1 december 2021, 2 waarin voor erfgenamen het recht op toegang tot een e-mailaccount is erkend zonder dat de belangen van derden daaraan in de weg stonden, en de uitspraken van het Duitse Bundesgerichtshof van 12 juli 2018 3 en 27 augustus 2020, 4 waarin is overwogen dat vrienden op een sociaal netwerk ermee rekening moeten houden dat erfgenamen toegang kunnen krijgen tot met de overleden gebruiker gedeelde gegevens. Een sociale media account verschilt volgens [eiser] op dit punt niet wezenlijk van een e-mailaccount of fysieke dagboeken en brieven die vererven.
De rechtbank oordeelt als volgt. Het recht op privacy is een grondrecht, dat onder meer is verankerd in artikel 10 lid 1 Grondwet en artikel 8 lid 1 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het recht op privacy heeft horizontale werking in een geschil tussen burgers, in de vorm van een belangenafweging. Meta, als beheerder van de door gebruikers op Facebook gedeelde persoonsgegevens, heeft in dit geschil een eigen belang bij het inroepen van het recht op privacy van haar gebruikers, aangezien op haar de verplichting rust om de privacy van haar gebruikers te waarborgen.
Om te kunnen bepalen of de privacybelangen van andere gebruikers zich verzetten tegen volledige toegang door [eiser] tot het account van [naam] , moet de rechtbank de betrokken belangen tegen elkaar afwegen. Het privacybelang van derden die met [naam] hebben gecommuniceerd op Facebook weegt zwaar omdat privacy (de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van persoonsgegevens) een grondrecht is. Een beperking van dat grondrecht is slechts onder strikte voorwaarden toelaatbaar. In een geschil tussen burgers onderling kan een schending van het recht op privacy worden aanvaard, indien de gelding van een ander grondrecht dat vereist. Van een dergelijke botsing van grondrechten is in dit geval geen sprake. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor het persoonlijk belang van [eiser] , weegt dat belang niet zwaarder dan het privacybelang van andere gebruikers.
Anders dan [eiser] heeft gesteld, kan niet worden aangenomen dat derden die op Facebook hebben gecommuniceerd met [naam] er rekening mee hebben kunnen of moeten houden dat erfgenamen van [naam] toegang zouden kunnen krijgen tot de gegevens die die derden met [naam] hebben gedeeld. Derden mogen in beginsel ervan uitgaan dat in één-op-één contact via Facebook uitgewisselde informatie vertrouwelijk is. Er zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die verandering brengen in dat uitgangspunt. Het huidige herdenkingsbeleid van Meta, zoals opgenomen in de Facebook Servicevoorwaarden, voorziet niet met zoveel woorden in een recht op toegang door een erfgenaam tot een account van een overleden gebruiker. Ook de wet voorziet (nog) niet in een regeling van de digitale nalatenschap. De door [eiser] onder verwijzing naar jurisprudentie gemaakte vergelijking tussen een Facebookaccount en een e-mailaccount en fysieke brieven of dagboeken gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op. Een Facebookaccount onderscheidt zich van een e-mailaccount vanwege de persoonlijke(re) aard van de communicatie via een Facebookaccount. Ook onderscheidt de communicatie via een Facebookaccount zich van de inhoud van fysieke dagboeken en brieven, in die zin dat het bij fysieke dagboeken en brieven een bewustere keuze is om gedachten en communicatie op die manier fysiek aan het papier toe te vertrouwen én om de inhoud daarvan bij leven te bewaren (of weg te gooien). Dat laatste is bij de inhoud van communicatie via een Facebookaccount veel minder het geval: dergelijke communicatie wordt vaak automatisch (ook voor langere perioden) bewaard zonder dat de gebruiker daar iets voor hoeft te doen. Bovendien vindt de communicatie via een Facebookaccount plaats in een met een wachtwoord vergrendelde omgeving waartoe anderen zich normaliter geen toegang kunnen verschaffen. De rechtbank volgt daarom de door [eiser] aangehaalde jurisprudentie niet op dit punt.
De rechtbank concludeert dat [eiser] geen recht heeft op toegang tot of inzage in de chatgeschiedenis van [naam] via Messenger en andere onderdelen van haar Facebookaccount die persoonsgegevens van derden bevatten. Op grond van het voorgaande strekt het recht van [eiser] op toegang tot en inzage in het account van [naam] zich uitsluitend uit tot de gegevens die betrekking hebben op de persoon van [naam] zelf.
[eiser] heeft als erfgenaam zodoende een beperkt recht op toegang tot het Facebookaccount van [naam] . Aangezien de primaire grondslag van de vorderingen van [eiser] alleen tot een gedeeltelijke toewijzing van de subsidiaire vordering leidt, beoordeelt de rechtbank hierna ook nog de subsidiair door [eiser] aangevoerde grondslagen voor zijn vorderingen.
Onrechtmatig handelen of tekortschieten door Meta?
[eiser] heeft als subsidiaire grondslag aangevoerd dat Meta in strijd heeft gehandeld met haar eigen beleid, door naar aanleiding van een verzoek van een Facebookvriend – in plaats van een verzoek van een nabestaande of een reeds aangewezen legacy contact – het account van [naam] in herdenkingsstatus te plaatsen. Die omzetting had niet zonder controlemechanisme naar [eiser] als erfgenaam mogen plaatsvinden. Volgens [eiser] heeft Meta daarmee onrechtmatig gehandeld jegens hem, dan wel is Meta toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst met [naam] , die op [eiser] is overgegaan.
Meta heeft betwist dat zij in strijd heeft gehandeld met haar eigen beleid. Op grond van de versie van de Facebook Servicevoorwaarden waarmee [naam] laatstelijk akkoord is gegaan en die in deze procedure als productie 1 bij conclusie van antwoord is overgelegd, kan een verzoek tot het plaatsen van een account in herdenkingsstatus worden gedaan door: (a) een Facebookvriend van de overledene, waarbij geen bewijs van bevoegdheid wordt verlangd, omdat een relatie tussen de overledene en de Facebookvriend wordt verondersteld, of (b) een niet-Facebookvriend of een niet-gebruiker van Facebook, waarbij wel bewijs van bevoegdheid wordt verlangd. In beide gevallen moet een bewijs van overlijden worden overgelegd, aldus Meta.
De herkomst van de passages waarop [eiser] zich heeft beroepen ter onderbouwing van zijn stelling dat alleen een nabestaande of een reeds aangewezen legacy contact een verzoek tot het plaatsen van een account in herdenkingsstatus zou kunnen doen, is onduidelijk gebleven. In het licht van de betwisting door Meta heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd dat Meta in strijd heeft gehandeld met haar eigen beleid. [eiser] heeft niet betwist dat het account van [naam] in herdenkingsstatus is geplaatst op verzoek van een Facebookvriend. Uit de toelichting van Meta op het beleid is gebleken dat in dat geval een bewijs van bevoegdheid niet nodig is. Aangezien in dit geval in lijn met het beleid is gehandeld, valt zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, ook niet in te zien dat het door Meta plaatsen van het account van [naam] in herdenkingsstatus zonder daarbij [eiser] te raadplegen onrechtmatig is.
De rechtbank concludeert dat de subsidiaire grondslag van de vorderingen van [eiser] niet kan leiden tot toewijzing daarvan.
Geen recht op inzage op grond van de AVG
Meer subsidiair heeft [eiser] aan zijn vorderingen het recht op inzage op grond van de AVG ten grondslag gelegd. Dat beroep moet worden gepasseerd. Het recht op inzage op grond van de AVG heeft betrekking op de eigen persoonsgegevens. Dat recht is een persoonlijk recht, dat alleen door de betrokkene zelf (hier: [naam] ) is in te roepen. Zo’n recht is niet voor overgang vatbaar als bedoeld in artikel 4:182 BW. Daarbij komt dat de persoonsgegevens van overleden personen in Nederland buiten het toepassingsgebied van de AVG en de UAVG vallen 5. [eiser] kan dus als erfgenaam van [naam] niet op grond van de AVG inzage verlangen in de persoonsgegevens van [naam] .
Conclusie
De rechtbank zal de primaire vordering (zie 4.1 onder a) van [eiser] afwijzen. Op [eiser] is niet het recht op actief gebruik van het Facebookaccount overgegaan. De omstandigheid dat Meta het account van [naam] in herdenkingsstatus heeft geplaatst, is ook niet onrechtmatig jegens [eiser] .
De rechtbank zal de subsidiaire vordering (zie 4.1 onder b) van [eiser] gedeeltelijk toewijzen. [eiser] heeft recht op inzage in de gegevens van het Facebookaccount van [naam] met uitzondering van persoonsgegevens van derden. De termijn voor nakoming zal worden gesteld op één maand na betekening van het vonnis. Meta heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende duidelijk gemaakt waarom één maand niet voldoende zou zijn.
Meta is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding |
€ |
129,85 |
|
- griffierecht |
€ |
320,00 |
|
- salaris advocaat |
€ |
1.228,00 |
(2,00 punten × € 614,00) |
- nakosten |
€ |
178,00 |
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing) |
Totaal |
€ |
1.855,85 |
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
De veroordelingen worden uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat die ook moeten worden uitgevoerd als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld en zolang daarop niet anders is beslist.
6De beslissing
De rechtbank
veroordeelt Meta om [eiser] inzage te geven in het Facebookaccount van wijlen [naam] en de daartoe behorende gegevens, met uitzondering van de persoonsgegevens van derden, binnen één maand na betekening van dit vonnis;
veroordeelt Meta in de proceskosten van [eiser] van € 1.855,85, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Meta niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
veroordeelt Meta tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. Kruis, bijgestaan door mr. M.M.J. Vink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2024.
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG.
BGH III ZR 183/17.
ECLI:DE:BGH:2020:270820BIIIZB30.20.0.
Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming
© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733