Gerechtshof 's-Hertogenbosch 18-07-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:2347
Datum publicatie | 26-08-2024 |
Zaaknummer | 200.335.768_01 |
Procedure | Hoger beroep |
Zittingsplaats | 's-Hertogenbosch |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | Kinderen |
Wetsverwijzingen | Burgerlijk Wetboek Boek 1 253a |
Inhoudsindicatie
Moeder moet videobellen op vaste momenten toestaan. Wisselende werktijden en privacy geen beletsel. Kind kan desgewenst zelf telefoon krijgen. Ook kan moeder met dochter afspreken om tijdens videobellen op haar kamer te blijven, zonder dat moeder erbij blijft; verder zou tijdsbestek waarbinnen het videobellen zal plaatsvinden kunnen worden ingeperkt zodat het videobellen voor alle betrokkenen minder belastend is: bijvoorbeeld van 17.00 tot 18.00 uur.
En hemelvaartsdag uitgebreid met vrijdag incl. de nacht.
Volledige uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 18 juli 2024
Zaaknummer: 200.335.768/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/391610 / FA RK 23-1343
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. N. El Khattouti,
tegen
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. D. Vurdelja.
Deze zaak gaat over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2015
te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.
De zaak in het kort:
Partijen zijn het niet eens met (onderdelen van) de beslissing van de rechtbank in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
1Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 20 september 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2Het geding in principaal en incidenteel hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 15 december 2023;
-
het verweerschrift met producties, tevens incidenteel hoger beroep en een aanvullend verzoek, ingekomen ter griffie op 20 februari 2024;
-
het verweerschrift in incidenteel hoger beroep met producties, ingekomen ter griffie op 8 april 2024;
-
het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank op
14 september 2023;
-
het V6-formulier van mr. Vurdelja van 31 mei 2024 met producties 4 t/m 8 en een ongenummerde productie;
-
de tijdens de mondelinge behandeling door mr. Vurdelja overgelegde pleitaantekeningen.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 juni 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
-
de moeder, bijgestaan door mr. El Khattouti;
-
de vader, bijgestaan door mr. Vurdelja;
-
de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
3De feiten in principaal en incidenteel hoger beroep
Partijen zijn op 4 februari 2014 met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk van partijen is [minderjarige] geboren. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
Bij beschikking van 18 december 2017 heeft de rechtbank Oost-Brabant tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 27 maart 2018 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
In voornoemde echtscheidingsbeschikking is het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de moeder bepaald. In het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is bepaald dat [minderjarige] eenmaal per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 18.30 uur bij de vader verblijft en in de week dat er geen contact is in het weekend, verblijft [minderjarige] bij de vader op dinsdag na de opvang tot woensdagmiddag (na verbetering bij beschikking van 6 maart 2018), alsmede de helft van de schoolvakanties, waarbij de schoolvakantie aanvangt op de laatste schooldag om 15.30 uur en eindigt op de zondag van het laatste weekend om 17.00 uur. In de even jaren verblijft [minderjarige] met Kerst, Suikerfeest en Pasen bij de moeder en met Oud en Nieuw, Offerfeest en Pinksteren bij de vader en in de oneven jaren is dit andersom. Op Vaderdag is [minderjarige] bij de vader en op Moederdag bij de moeder.
Partijen zijn nadien overeengekomen dat het wekelijks contactmoment op de dinsdag vervalt. [minderjarige] verblijft sindsdien eenmaal per twee weken op de woensdag bij haar vader van 12.30 uur tot circa 19.00 uur.
Bij beschikking van 17 november 2020 zijn partijen door de rechtbank Oost-Brabant verwezen naar mediation. Het is partijen niet gelukt om in het kader van mediation tot overeenstemming te komen. Bij beschikking van 3 september 2021 heeft de rechtbank Oost-Brabant de verzoeken van de moeder en de zelfstandige verzoeken van de vader met betrekking tot de zorg- en informatieregeling afgewezen. De rechtbank heeft in de beschikking overwogen dat voor de wijzigingen die beide partijen verzoeken iets te zeggen valt, maar dat de ouders vooral in onderling overleg hierover afspraken zouden moeten kunnen maken. De rechtbank heeft ouders meegegeven dat het in het belang van [minderjarige] is als partijen daar stappen in kunnen gaan maken.
4De omvang van het geschil in principaal en incidenteel hoger beroep
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, de eerdere beschikking van 18 december 2017 gewijzigd en bepaald dat de moeder de vader eenmaal per maand per e-mail informeert over [minderjarige] en dat door de vader hierop niet wordt gereageerd tenzij er door de moeder een vraag wordt gesteld over een gezagsbeslissing. Voor wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken heeft de rechtbank bepaald dat de vader en [minderjarige] contact met elkaar hebben:
-
eenmaal per twee weken van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur, waarbij de vader [minderjarige] ophaalt bij de moeder en de moeder [minderjarige] ophaalt bij de vader:
-
eenmaal per twee weken op woensdag van 12.30 uur tot 19.00 uur, waarbij de vader [minderjarige] ophaalt van school en de moeder [minderjarige] ophaalt bij de vader;
-
de helft van de studiedagen, waarbij [minderjarige] in het schooljaar 2023/2024 de tweede helft van de studiedagen bij de vader verblijft en in het schooljaar 2024/2025 de eerste helft van de studiedagen bij de vader verblijft en dit schema op deze wijze in de daaropvolgende jaren voortgezet zal worden. Partijen zullen verder deze verdeling maken ieder jaar voor aanvang van het schooljaar en zodra de schoolagenda bekend is en in onderling overleg afstemmen wanneer een studiedag begint en eindigt.
De rechtbank heeft verder bepaald dat na afloop van een vakantieperiode de moeder [minderjarige] op zondag bij de vader ophaalt om 17.45 uur, dat de moeder [minderjarige] om 19.00 uur ophaalt bij de vader na afloop van een laatste feestdag en dat de moeder [minderjarige] faciliteert om te videobellen met haar vader: op de woensdag dat zij niet bij de vader verblijft tussen 17.00 uur en 19.00 uur en op de vrijdag dat zij niet bij de vader verblijft tussen 17.00 uur en 19.00 uur. De proceskosten zijn gecompenseerd en het meer of anders verzochte, waaronder het verzoek van de vader om dwangsommen op te leggen, is afgewezen.
Tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 14 september 2024 hebben partijen ook een afspraak gemaakt over Hemelvaartsdag; het ene jaar verblijft [minderjarige] bij de vader en het andere jaar bij de moeder.
De moeder en de vader kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in respectievelijk principaal hoger beroep en incidenteel hoger beroep gekomen.
De moeder verzoekt in het principaal hoger beroep – kort gezegd – voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de beslissingen over het videobellen, het ophalen op de woensdagen door de moeder bij de vader en het verschuiven van het overdrachtsmoment van 18:30 uur naar 19:00 uur en opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:
-
de vastgestelde videobelmomenten op woensdagen en vrijdagen gewijzigd zullen worden naar reguliere belmomenten op willekeurige momenten per week;
-
het halen en brengen op de woensdagen voor rekening blijft van de vader;
-
de overdrachtsmomenten op de woensdagen en zondagen om 18:30 zullen zijn;
-
althans een zodanige beslissing te nemen die het hof juist acht.
De vader voert verweer en verzoekt het principaal hoger beroep van de moeder af te wijzen.
De vader verzoekt op zijn beurt in incidenteel hoger beroep – kort gezegd – de bestreden beschikking te vernietigen voor zover zijn verzoek om dwangsommen en zijn verzoek om tijdstippen te koppelen aan het halen en brengen op studiedagen is afgewezen en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen:
- dat de moeder zich dient te houden aan de videobelmomenten onder verbeurte van een dwangsom van € 250,- voor iedere keer dat de moeder zich niet houdt aan de regeling;
-
te bepalen dat de moeder de vader iedere maand voor de 1e van de maand deugdelijk zal informeren per mail over alle (belangrijke) ontwikkelingen van [minderjarige] onder verbeurte van een dwangsom van € 250,- voor ieder keer dat de moeder nalaat de vader (afdoende en tijdig) te informeren;
-
dat [minderjarige] de helft van de studiedagen bij de vader zal verblijven, waarbij [minderjarige] in het schooljaar 2023/2024 de tweede helft van de studiedagen bij de vader zal verblijven en in het schooljaar 2024/2025 de eerste helft van de studiedagen en dit schema op deze wijze in de daaropvolgende jaren voortgezet zal worden. Partijen zullen deze verdeling maken ieder jaar voor aanvang van het schooljaar en zodra de schoolagenda bekend is en waarbij [minderjarige] de avond voor de studiedag om 19.00 uur door de vader zal worden gehaald en dat de moeder [minderjarige] om 19.00 uur ophaalt bij de vader na afloop van een studiedag;
-
de moeder te veroordelen in de kosten van de procedure.
De vader verzoekt aanvullend te bepalen ten aanzien van Hemelvaart dat [minderjarige] om het jaar zowel de donderdag als de vrijdag bij een van de ouders zal verblijven, waarbij [minderjarige] in het jaar 2024 op Hemelvaartsdag alsook de vrijdag daarna bij de vader zal verblijven en in het jaar 2025 bij de moeder.
De moeder voert verweer tegen de verzoeken van de vader in incidenteel hoger beroep en verzoekt het hof – kort gezegd – deze verzoeken af te wijzen. Het verzoek van de vader met betrekking tot Hemelvaart dient te worden afgewezen c.q. niet-ontvankelijk te worden verklaard. Het verzoek van de vader om de moeder te veroordelen in de proceskosten moet eveneens worden afgewezen.
5De motivering van de beslissing in principaal en incidenteel hoger beroep
Hulpverleningstraject
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep benoemt de raad dat de verstandhouding tussen de ouders zorgelijk is en zij beiden niet altijd in het belang van [minderjarige] handelen. Hulpverlening is aangewezen en partijen moeten hiermee aan de slag. Als de hulpverlening in een vrijwillig kader niet van de grond komt, voorziet de raad dat verdergaande maatregelen als een raadsonderzoek en kinderbeschermingsmaatregelen noodzakelijk kunnen zijn.
De vader staat open voor een hulpverleningstraject. Na een korte schorsing van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de moeder toegezegd via haar huisarts een verwijzing aan te vragen voor het door de raad geadviseerde hulpverleningstraject Ouderschap Blijft. Het hof stelt vast dat desondanks partijen een beslissing van het hof wensen en ook de raad een beslissing van het hof wenselijk acht, zodat het hof hierna zal beslissen op de voorliggende verzoeken in hoger beroep en incidenteel hoger beroep.
Verzoeken in principaal hoger beroep (1 t/m 3) en in incidenteel hoger beroep (4 en 5)
In artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter kunnen worden voorgelegd. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
1. Videobellen
De moeder voert – samengevat – aan dat het videobellen op vaste momenten onmogelijk blijkt om uit te voeren in verband met haar onregelmatige diensten in de zorg. Het contact vindt plaats via haar telefoon omdat de vader [minderjarige] te jong vindt voor een eigen mobiele telefoon. Daarnaast vindt de moeder het videobellen onnodig, omdat er een uitgebreide zorgregeling is tussen [minderjarige] en de vader. Het komt ook voor de [minderjarige] het contact op de vastgestelde momenten weigert en juist haar vader op andere momenten wil spreken. De moeder staat belmomenten tussen [minderjarige] en de vader niet in de weg, maar het videobellen maakt inbreuk op haar privacy. [minderjarige] loopt met de telefoon door het huis terwijl de moeder zich daar zonder hoofddoek bevindt.
De vader vindt – samengevat – dat voor het videobellen duidelijke dagen en tijdstippen nodig zijn. De ervaring leert dat [minderjarige] teleurgesteld is wanneer zij hem belt op willekeurige momenten en hij niet kan opnemen. De vader herkent niet dat [minderjarige] het contact met de man zou weigeren. De moeder laat niet zien dat zij de vaste momenten niet kan nakomen in verband met werkverplichtingen. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg juist aangevoerd dat zij (veel) minder is gaan werken. In het verleden heeft de moeder het videobellen niet gefaciliteerd en zelfs tegengehouden, de vader vertrouwt er dan ook niet op dat de moeder [minderjarige] zonder vaste momenten laat bellen.
Het hof overweegt als volgt.
De moeder dient het videobellen tussen [minderjarige] en de vader op woensdagen en vrijdagen dat [minderjarige] niet bij de vader is te faciliteren, zo volgt uit de bestreden beschikking. Dat de moeder deze regeling niet kan nakomen acht het hof onvoldoende overtuigend. Daartoe zijn onvoldoende concrete feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan dit kan worden aangenomen. Ook het enkele argument dat haar werkverplichtingen hieraan in de weg staan, is noch onderbouwd noch anderszins aannemelijk geworden. Dat het videobellen door de moeder als belastend wordt ervaren acht het hof niet onbegrijpelijk, maar niet valt in te zien waarom het videobellen enkel en alleen via de telefoon van de moeder kan plaatsvinden. [minderjarige] kan worden voorzien van een eigen telefoon of er kan gebruik gemaakt worden van andere apparaten zoals een laptop of tablet. Ook kan de moeder met [minderjarige] afspreken om tijdens het videobellen op haar kamer te blijven, zonder dat de moeder erbij aanwezig blijft, en het tijdsbestek waarbinnen het videobellen zal plaatsvinden zou kunnen worden ingeperkt zodat het videobellen voor alle betrokkenen minder belastend is: bijvoorbeeld van 17.00 tot 18.00 uur. De grief van de moeder faalt en het hof wijst het verzoek van de moeder daarom af.
2. Halen en brengen woensdagen
De moeder wijst erop – samengevat – dat zij tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank onder enorme stress stond en op het punt van bevallen, waardoor zij ermee instemde om [minderjarige] op woensdagen bij de vader op te halen. Deze afspraken zijn echter niet in het belang van [minderjarige] en voor haar onuitvoerbaar in verband met haar werk. De vader nam het halen en brengen op woensdagen al jarenlang voor zijn rekening en er is geen reden om hiervan af te wijken.
De vader meent – samengevat – dat het gebruikelijk is dat ieder een gelijk aandeel neemt in het halen en brengen. Dit is door de moeder ook toegezegd. Het is een positief signaal richting [minderjarige] als zij haar ophaalt bij de vader. De moeder heeft niet laten zien dat zij [minderjarige] vanwege werkverplichtingen niet kan ophalen. De afgelopen periode is [minderjarige] wisselend door de moeder, haar broer of haar huidige echtgenoot opgehaald bij de vader.
Het hof overweegt als volgt.
Het uitgangspunt is dat beide ouders het halen en brengen ieder bij helfte voor hun rekening nemen. In de bezwaren die de moeder hiertegen heeft aangevoerd ziet het hof onvoldoende reden om hiervan af te wijken. Het vervoer houdt voor beide ouders een belasting in. Het is in het belang van [minderjarige] dat het vervoer zoveel mogelijk evenredig wordt verdeeld en de moeder hierin een aandeel heeft. Zij toont hiermee aan [minderjarige] haar emotionele toestemming om tijd door te brengen met de vader.
3. Tijdstip overdracht
De moeder betoogt dat het gewijzigde overdrachtstijdstip naar 19.00 uur zijn weerslag heeft op [minderjarige] . Het lukt niet meer om op tijd naar bed te gaan. Ook kan zij de judolessen niet meer wekelijks volgen. De judoles is op woensdag van 18.00 uur tot 19.00 uur.
De vader wijst erop – samengevat – dat de rechtbank voor wat betreft de tijdstippen een middenweg heeft gekozen. Ook de vader vindt het belangrijk dat [minderjarige] sport, maar dat moet wel in overleg gaan en niet ten koste van de tijd die zij bij haar vader is.
Het hof overweegt als volgt.
Het overdrachtsmoment van 19.00 uur past bij de leeftijd van [minderjarige] . Daar komt bij dat de moeder haar ophaalt bij de vader zodat [minderjarige] voldoende tijd heeft om te acclimatiseren en met de moeder de dag te bespreken. Het argument dat [minderjarige] daardoor de judoles niet kan volgen, gaat niet op. Immers, ook bij een eindtijd van 18.30 uur zou zij de judoles niet kunnen volgen. De grief faalt dan ook en het verzoek van de moeder om het tijdstip van de overdracht te vervroegen naar 18.30 uur wijst het hof daarom af.
4. Dwangsommen
De vader betoogt – samengevat –dat de moeder zich niet houdt aan de videobelmomenten, ondanks dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Ook komt het regelmatig voor dat zij de vader te laat of niet informeert. Zo wist de vader niet dat [minderjarige] is verwezen naar een diëtiste en zij niet langer naar turnen gaat. De vader verzoekt daarom om aan de videobelmomenten en de informatieverplichting een dwangsom te verbinden.
De moeder voert – samengevat – aan dat zij wekelijks de belmomenten tussen de vader en [minderjarige] faciliteert. Ook de stelling van de vader dat zij hem niet volledig en tijdig informeert kan zij niet volgen. Zij houdt zich aan de informatieverplichting. De vader wordt door de huisarts geïnformeerd over [minderjarige] , ook over de verwijzing naar de diëtiste. Een dwangsom is niet nodig omdat de moeder deze verplichtingen nakomt.
Het hof overweegt als volgt.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep naar elkaar uitgesproken en uitgedragen samen een hulpverleningstraject aan te gaan. Het opleggen van een dwangsom acht het hof in dit stadium daarom niet passend. De moeder is de videobelmomenten niet nagekomen, maar het hof gaat ervan uit dat met de hiervoor aangedragen aanpassingen zij dit wel gaat doen. Voldoende aannemelijk is dat de moeder de informatieregeling uitvoert, zij het af en toe summier, en dat zij de belangrijkste informatie aan de vader verstrekt. Ook vraagt de moeder de betreffende instanties om de vader te voorzien van informatie en kan de vader als gezaghebbende ouder zelf de benodigde informatie opvragen. De grief faalt daarom en het hof wijst het verzoek van de vader in incidenteel hoger beroep af.
5. Studiedagen
De vader meent – samengevat – dat de rechtbank ten onrechte geen tijdstippen heeft gekoppeld aan de ophaal- en brengtijden op de studiedagen. Het lukt partijen niet om de tijdstippen en het vervoer samen af te stemmen.
Voor wat betreft de tijdstippen op de studiedagen wil de moeder uitgaan van 08.30 uur tot 18.30 uur.
Het hof overweegt als volgt.
Voorop gesteld wordt dat geen grief is gericht tegen de verdeling van de studiedagen als zodanig, zodat deze het hof tot uitgangspunt strekt.
Zoals hiervoor is overwogen, is het uitgangspunt dat beide ouders het halen en brengen ieder bij helfte voor hun rekening nemen. Het hof ziet onvoldoende reden om in het kader van de studiedagen hiervan af te wijken. Bovendien is het verzoek algemeen geformuleerd op dit punt. Het hof beschikt niet over voldoende informatie over de studiedagen, over de wijze waarop deze worden ingevuld door school en de mogelijkheden die partijen hebben om de opvang op deze dagen te regelen. Het is daarom aan partijen om samen afspraken te maken over de tijdstippen waarop een studiedag aanvangt en eindigt en de exacte verdeling van het halen en brengen. Het hof wijst het verzoek van de vader in incidenteel hoger beroep af.
Aanvullend verzoek:
De vader heeft aanvullend verzocht te bepalen dat de dag na Hemelvaart wordt gekoppeld aan Hemelvaart en [minderjarige] net als Hemelvaart dan bij één van de ouders verblijft.
Voor wat betreft Hemelvaart is de moeder van mening dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn verzoek. Mocht het hof de vader wel ontvankelijk achten, dan verzoekt de moeder te bepalen dat [minderjarige] alleen op de dag van Hemelvaart bij de ouder verblijft. Anders dan Hemelvaart is de dag na Hemelvaart geen feestdag.
Het hof overweegt als volgt.
Het aanvullend verzoek van de vader in incidenteel hoger beroep betreft een vermeerdering van het in eerste aanleg gedane verzoek. De vermeerdering van het verzoek acht het hof toelaatbaar nu deze tijdig, dat wil zeggen in het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep, is gedaan en in het verlengde ligt van (de gronden van) het verzoek in eerste aanleg. Van strijd met een goede procesorde is geen sprake. De vader wordt daarom ontvangen in zijn aanvullend verzoek.
Over Hemelvaartsdag als zodanig hebben partijen geen geschil, het verschil van mening spitst zich toe op de vrijdag na Hemelvaart. Het hof overweegt dat de vrijdag na Hemelvaart een standaard vrije dag is op de basisschool en ziet geen bezwaren om deze vrijdag te koppelen aan Hemelvaart. [minderjarige] verblijft dan van donderdag (Hemelvaart) tot vrijdag (met overnachting) bij de ouder.
6Conclusie
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen. Omdat het aanvullend verzoek van de vader wordt toegewezen, zal het hof aan de regeling rondom de feestdagen toevoegen dat de vrijdag na Hemelvaartsdag wordt gekoppeld aan Hemelvaartsdag en [minderjarige] in dat geval van donderdag tot en met vrijdag (met overnachting) bij de betreffende ouder verblijft.
Het hof overweegt over de proceskosten het volgende. In een familiezaak is het gebruikelijk dat proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. Het hof ziet in deze zaak geen aanleiding om hiervan af te wijken.
7De beslissing
Het hof:
op het aanvullend verzoek:
bepaalt dat [minderjarige] in het kader van Hemelvaart ook de aansluitende vrijdag bij de betreffende ouder verblijft alwaar zij met Hemelvaartsdag is, waarbij [minderjarige] in het jaar 2025 op Hemelvaartsdag alsook de vrijdag daarna bij de moeder zal verblijven en in het jaar 2026 bij de vader.
op het principaal en incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 20 september 2023, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.M. Goes, C.N.M. Antens, en S.J. Vogels en is op 18 juli 2024 uitgesproken in het openbaar door mr. C.N.M. Antens in tegenwoordigheid van de griffier.
© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733