Rechtbank Noord-Holland 15-08-2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:8368

Datum publicatie11-09-2024
ZaaknummerC/15/349295 / FA RK 24-776
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAlkmaar
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenOverig; Geslachtsnaam (art. 1:5 t/m 1:9 BW);
Kinderen; Gezagsgeschil 1:253a BW
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

In addendum bij ouderschapsplan zijn partijen overeengekomen dat minderjarige na echtscheiding achternaam beide ouders krijgt, voor zover wettelijk mogelijk. Door inwerkingtreding WiGG is aan voorwaarde voldaan. Man wil alleen niet meer meewerken. Geen vervangende toestemming wijziging geslachtsnaam. Artikel 1:5 BW kent namelijk niet de mogelijkheid om bij een geschil tussen de ouders vervangende toestemming te verlenen aan de ouder die de gecombineerde geslachtsnaam wil, terwijl de andere ouder dat niet wil.

Volledige uitspraak


RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd

locatie Alkmaar

gecombineerde geslachtsnaam

zaak-/rekestnr.: C/15/349295 / FA RK 24-776

Beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 15 augustus 2024 ( bij vervroeging )

in de zaak van:

[de vrouw] ,

wonende te [plaats] ,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. J.M. Neervoort, kantoorhoudende te [plaats] ,

tegen

[de man] ,

wonende te [plaats] ,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. M. Verhoog, kantoorhoudende te Alkmaar,

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 19 februari 2024;

- het aanvullend verzoek van de vrouw, ingekomen op 22 april 2024.

1.2.

De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 23 juli 2024 in aanwezigheid van partijen, de vrouw, bijgestaan door mr. J.M. Neervoort, en de man, bijgestaan door mr. M. Verhoog. Mr. Verhoog heeft ter zitting mede het woord gevoerd aan de hand van een pleitnota.

1.3

De vrouw heeft haar vordering in kort geding tot medewerking van de man aan de wijziging van de achternaam van de hierna te noemen minderjarige [de minderjarige] , bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/15/ 353579 KG ZA 24-320, ter zitting ingetrokken.

2De feiten

2.1.

Partijen zijn op [huwelijksdatum] te [plaats] met elkaar gehuwd, welk huwelijk op

[datum] is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 15 juni 2022.

2.2.

Het minderjarige kind van partijen is:

- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in de gemeente [gemeente] .

2.3.

Het gezamenlijk gezag over de minderjarige is na de echtscheiding in stand gebleven.

2.4.

In het aan voornoemde beschikking gehechte ouderschapsplan d.d. 16 mei 2022 zijn partijen overeengekomen dat de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de vrouw en tussen de man en de minderjarige een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) geldt.

2.5.

In een bij het ouderschapsplan behorend addendum zijn partijen op 13 augustus 2022 overeengekomen, voor zover relevant voor de beoordelingen van het verzoek, dat de minderjarige na de echtscheiding de achternaam van zowel zijn vader als zijn moeder krijgt, voor zover dat wettelijk mogelijk is. Daarbij hebben zij afgesproken dat partijen alle medewerking zullen verlenen om een en ander te realiseren.

3Het verzoek

3.1.

De vrouw verzoekt – na schriftelijke aanvulling van haar verzoek en wijziging van haar verzoek ter zitting – om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat:

primair:

de vrouw vervangende toestemming wordt verleend om de achternaam van de minderjarige te laten wijzigen naar [achternaam] of [achternaam] ;

subsidiair:

de man zijn medewerking dient te verlenen aan de wijziging van de achternaam van de minderjarige naar [achternaam] of [achternaam] binnen drie weken na de in deze te wijzen beschikking, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat de man hier geen uitvoering aan geeft;

primair en subsidiair:

de man in de kosten van de procedure wordt veroordeeld.

De vrouw heeft haar verzoeken ten aanzien van de kosten van de naamswijziging ter zitting ingetrokken.

3.2.

De vrouw wenst dat uitvoering wordt gegeven aan de tussen partijen gemaakte afspraak over de naamswijziging van de minderjarige, zoals opgenomen in het addendum bij het ouderschapsplan. De man heeft steeds bij de vrouw aangegeven te zullen meewerken aan de gemaakte afspraak, maar komt hier telkens op terug en voert de afspraak niet uit. De vrouw wordt hierdoor gedwongen kosten te maken en een procedure te voeren, terwijl dit volstrekt onnodig zou zijn als de man zich aan de overeengekomen afspraken zou houden. Omdat de man bewust de uitvoering van de afspraken tegenwerkt, acht de vrouw het passend de man te veroordelen in de proceskosten.

3.3.

Door en namens de vrouw is hier ter zitting aan toegevoegd dat zij beseft dat de nieuwe Wet introductie gecombineerde geslachtsnaam (hierna: WiGG) eigenlijk geen ingang biedt voor verzoeken tot vervangende toestemming tot wijziging van een achternaam van een minderjarige. Onderhavige omstandigheden maken echter dat sprake is van een uitzonderingssituatie. Partijen hadden al voor de WiGG de afspraak met elkaar om de achternaam van de minderjarige uit te breiden naar een dubbele achternaam, zodra dat wettelijk zou kunnen. Het klopt dat op dit moment de vrijwilligheid tot wijziging bij de man ontbreekt. De man heeft echter aldoor gezegd te zullen gaan meewerken. Het is niet goed te volgen waarom hij thans niet meer wenst mee te werken. Uitgaande van de tekst van het addendum bij het ouderschapsplan, meent de vrouw dat haar achternaam moet worden aangevuld, in die zin dat de achternaam van de minderjarige komt te luiden: [achternaam] .

4Verweer

4.1.

De man verzoekt de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, dan wel haar verzoek af te wijzen.

4.2.

De man voert hiertoe aan dat de juridische grondslag voor de verzoeken van de vrouw ontbreekt. Op grond van het overgangsrecht van de WiGG kunnen de ouders enkel een hernieuwde naamskeuze uitbrengen als – voor zover hier van belang – de ouders gezamenlijk verklaren dat de minderjarige een geslachtsnaam behoort te krijgen die bestaat uit een combinatie van de geslachtsnamen van beide ouders in een door hen eensluidend gekozen volgorde. Als er geen gezamenlijke keuze is van beide ouders, dan komt er geen gecombineerde geslachtsnaam. Artikel 1:5 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kent niet de mogelijkheid om bij een geschil tussen de ouders vervangende toestemming te verlenen aan de ouder die de gecombineerde geslachtsnaam wil, terwijl de andere ouder dat niet wil. Ook artikel 1:253a BW biedt hiervoor geen wettelijke basis. Komen de ouders niet tot overeenstemming, dan voorziet de wet niet in een taak voor de rechter om een beslissing te nemen. De man wenst geen gecombineerde geslachtsnaam. Op het moment van ondertekenen van het addendum wilde hij dat wel, maar nu is hij, na twee jaar, van gedachten veranderd. Daarbij hebben de ouders destijds geen keuze gemaakt over de volgorde van de achternamen. De wetgever heeft niet beoogd de rechter te kunnen laten beslissen welke naam de minderjarige zal dragen. Het verzoek van de vrouw is in die zin ook te onbepaald. Ook is het niet aan de ambtenaar van de burgerlijke stand om de gecombineerde achternaam te bepalen.

4.3.

In het geval toch wordt beslist dat de man zijn medewerking dient te verlenen aan wijziging van de achternaam van de minderjarige dan zal de man vrijwillig meewerken aan de beschikking en is een prikkel tot nakoming in de vorm van een dwangsom niet nodig. Wat betreft de proceskosten voert de man aan dat onderhavige situatie niet rechtvaardigt dat wordt afgeweken van het gebruikelijke uitgangspunt dat partijen beiden de eigen kosten dragen.

5De beoordeling

5.1.

De rechtbank overweegt als volgt. De minderjarige [de minderjarige] heeft bij zijn geboorte de geslachtsnaam van de vader gekregen. De vrouw wenst dat [de minderjarige] zowel de achternaam van de man als haar achternaam zal gaan dragen. De vrouw baseert haar verzoek op de afspraak die partijen daarover hebben gemaakt in het addendum bij hun ouderschapsplan van

13 augustus 2022 en zij wenst gebruik te maken van de mogelijkheid die de wet met ingang van 1 januari 2024 tot 1 januari 2025 biedt om de geslachtsnaam van [de minderjarige] te wijzigen. De man kan hiermee niet instemmen en voert verweer. Hij heeft zich bedacht en staat niet langer achter de tussen partijen gemaakte afspraak uit het addendum over de geslachtsnaamskeuze van [de minderjarige] . Een dubbele achternaam is niet handig en ook niet noodzakelijk.

5.2.

Vast staat dat partijen na ondertekening van hun ouderschapsplan van 16 mei 2022 aanvullende afspraken hebben gemaakt in het op 13 augustus 2022 door hen ondertekende addendum bij het ouderschapsplan. In het addendum zijn partijen overeengekomen dat [de minderjarige] na de echtscheiding de achternaam van zowel zijn vader als zijn moeder krijgt, voor zover dat wettelijk mogelijk is. Op 1 januari 2024 is de WiGG in werking getreden en biedt artikel 1:5 BW een extra keuzemogelijkheid aan ouders voor wat betreft de geslachtsnaam van hun kind. Ouders kunnen ervoor kiezen om hun kind dat op of na 1 januari 2024 is geboren een dubbele geslachtsnaam te geven die bestaat uit een combinatie van de geslachtsnamen van beide ouders.

5.3.

De rechtbank overweegt dat een ouderschapsplan, en dus ook een addendum behorende bij het ouderschapsplan, in beginsel moet worden nagekomen. Door het in werking treden van de WiGG is aan de voorwaarde, die ouders gezamenlijk hebben vastgesteld en zijn overeengekomen om gevolg te geven aan hun afspraak om [de minderjarige] zowel de geslachtsnaam van zijn vader als van zijn moeder te geven, voldaan. De man heeft geen argumenten naar voren gebracht die maken dat hij niet langer aan deze afspraak zou zijn gebonden. Er is dus geen sprake van een situatie van dusdanige ernstige of bijzondere omstandigheden dat niet-nakoming van de afspraak tussen partijen gerechtvaardigd zou zijn. In beginsel is de man dan ook gehouden om op grond van het addendum zijn medewerking te verlenen aan wijziging van de geslachtsnaam van [de minderjarige] in een combinatie van de geslachtsnamen van beide ouders.

5.4.

Duidelijk is echter ook dat de man op dit moment niet langer achter een wijziging van de geslachtsnaam van [de minderjarige] staat en hier niet vrijwillig aan wil meewerken. De vrouw verzoekt daarom om vervangende toestemming dan wel om nakoming van de overeengekomen afspraak. De man stelt dat de wet daartoe geen ruimte biedt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

5.5.

Het overgangsrecht van de WiGG bepaalt dat ouders gedurende heel 2024 een hernieuwde naamskeuze kunnen uitbrengen als hun enige of oudste kind is geboren op of na 1 januari 2016. Er moet dan aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:

a. de ouders verklaren gezamenlijk dat de kinderen een geslachtsnaam behoren te krijgen die bestaat uit een combinatie van de geslachtsnamen van beide ouders in een door hen eensluidend gekozen volgorde;

b. het oudste kind dat in familierechtelijke betrekking tot beide ouders staat, is geboren op of na 1 januari 2016 en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet;

c. de verklaring betreft alle kinderen van dezelfde ouders.

5.6.

Als er geen gezamenlijke keuze is van de beide ouders, dan komt er geen gecombineerde geslachtsnaam. Artikel 1:5 BW kent namelijk niet de mogelijkheid om bij een geschil tussen de ouders vervangende toestemming te verlenen aan de ouder die de gecombineerde geslachtsnaam wil, terwijl de andere ouder dat niet wil.

5.7.

Ook biedt artikel 1:253a BW geen wettelijke grondslag voor het vragen van vervangende toestemming. Uit de wetsgeschiedenis bij de nieuwe wet blijkt duidelijk dat de wetgever er voor heeft gekozen om de rechter in deze kwestie geen taak te geven. Dit leidt de rechtbank af uit de volgende tekst uit de Memorie van Toelichting bij de wet:

In de huidige wet zijn vangnetnormen opgenomen om praktische redenen. Deze sluiten aan bij de wensen van de meeste burgers. In termen van gelijkwaardigheid van ouders pakt de vangnetnorm in grote lijnen evenredig uit, doordat ongeveer de helft van de kinderen buiten het huwelijk of geregistreerd partnerschap wordt geboren en dan geldt de naam van de geboorte-ouder als vangnet. Binnen het huwelijk geldt de achternaam van de geboorteouder (meestal de vader) als vangnet, en dat is in overeenstemming met de wensen van de meeste burgers. Deze vangnetnormen zorgen er voor dat er zo min mogelijk administratieve handelingen nodig zijn om de gewenste achternaam te geven. De minderheid van ouders die samen een andere achternaam willen kiezen dan uit de vangnetnorm voortvloeit, kunnen een akte van naamskeuze laten opmaken. In de praktijk benutten de ouders die mogelijkheid ook. (…) Er zullen soms gevallen blijven bestaan waarin de naamskeuze leidt tot ongemak of onenigheid, maar het alternatief voor een vangnetkeuze, namelijk het lot of een rechter laten beslissen miskent de verantwoordelijkheid van de ouders voor de naamskeuze van het kind.” 1

5.8.

Het vorenstaande brengt met zich mee dat, als de ouders de mogelijkheid willen benutten om alsnog voor een gecombineerde geslachtsnaam te kiezen, zij dan beiden (nog steeds) daarachter dienen te staan en daarmee vrijwillig dienen in te stemmen. Het is immers de verantwoordelijkheid van de ouders om een naam te kiezen. Bij het uitblijven van een gezamenlijke, vrijwillige, keuze vergt zowel de rechtszekerheid als het belang van het kind dat de wet bepaalt welke geslachtsnaam het kind heeft (de vangnetnorm). Uit het voorgaande volgt dan de conclusie dat de juridische grondslag ontbreekt voor het verzoek van de vrouw. Het verzoek van de vrouw, om primair vervangende toestemming te verlenen, dan wel, subsidiair de man te veroordelen tot nakoming van deze afspraak uit het addendum, is dan ook niet toewijsbaar. En dat betekent voor [de minderjarige] dat hij zijn huidige geslachtsnaam behoudt.

5.9.

Nu de vrouw de vorderingen in kort geding heeft ingetrokken, hoeft de rechtbank hierop niet langer te beslissen.

proceskosten

5.10.

Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van partijen de eigen kosten draagt.

6De beslissing

De rechtbank:

6.1.

wijst het verzoek van de vrouw af;

6.2.

compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.R.A.R. Sitaldin, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.S. Hoenderdos als griffier en in het openbaar uitgesproken op

15 augustus 2024.

Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.

1

Kamerstukken 35990-3 (officiële bekendmakingen.nl)



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733