Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 05-09-2024, ECLI:NL:GHARL:2024:5689

Datum publicatie12-09-2024
Zaaknummer200.342.692/01
ProcedureHoger beroep
ZittingsplaatsLeeuwarden
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; Ondertoezichtstelling 1:254 e.v. BW; Wachttijden
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Dringend beroep van het hof op de GI om op de kortst mogelijke termijn een vaste jeugdbeschermer voor het onder toezicht gestelde kind aan te wijzen en om zich ervoor in te zetten dat de situatie van het betreffende kind niet lijdt onder de (capaciteits)problematiek binnen de jeugdzorg.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.342.692/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 147320)

beschikking van 5 september 2024

in de zaak van

[verzoekster] (de moeder),

die woont in [woonplaats1] ,

verzoekster in hoger beroep,

advocaat: mr. J.H. Hofman-de Jong te Emmen,

en

de raad voor de kinderbescherming (de raad),

regio Overijssel, locatie Zwolle,

verweerder in hoger beroep.

Als overige belanghebbende is aangemerkt:

de gecertificeerde instelling

Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen (de GI),

kantoorhoudende te Assen.

1De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 25 april 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2De procedure in hoger beroep

2.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 20 juni 2024;

- een journaalbericht namens de moeder van 15 juli 2024 met bijlage(n);

- het verweerschrift;

- een journaalbericht namens de moeder van 29 juli 2024 met bijlage(n);

- een journaalbericht namens de moeder van 30 juli 2024 met bijlage(n).

2.2.

De hierna nader te noemen [de minderjarige] is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken met betrekking tot het verzoek, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.

2.3.

De mondelinge behandeling heeft op 15 augustus 2024 plaatsgevonden. Verschenen zijn:

- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;

- een vertegenwoordiger namens de raad;

- drie vertegenwoordigers namens de GI.

3De feiten

3.1.

De moeder oefent het ouderlijk gezag uit over [de minderjarige] , geboren [in] 2008.

De vader van [de minderjarige] is niet in beeld en heeft haar niet erkend. [de minderjarige] weet wel wie haar vader is.

[de minderjarige] woont bij haar moeder, met haar halfzusje (geboren [in] 2017) en halfbroertje (geboren [in] 2021).

3.2.

Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de kinderrechter [de minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 23 april 2024 tot 23 april 2025.

4De omvang van het geschil

4.1.

De moeder komt met één grief in hoger beroep van de bestreden beschikking. Deze grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de raad tot een ondertoezichtstelling van [de minderjarige] af te wijzen.

4.2.

De raad voert verweer en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.

5De motivering van de beslissing

5.1.

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:

a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en

b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.

5.2.

Het hof is, anders dan de moeder heeft betoogd, van oordeel dat [de minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [de minderjarige] komt al langere tijd onvoldoende toe aan haar ontwikkeling op verschillende gebieden. Zo zijn er al gedurende een aantal jaren zorgen over het schoolverzuim van [de minderjarige] . Zij is al sinds oktober 2018 bekend bij de leerplichtambtenaar. Het lukt(e) de moeder onvoldoende om [de minderjarige] te stimuleren om naar school te gaan. Ook gingen afspraken met de jeugdarts en schoolmaatschappelijk werk regelmatig niet door. Het schoolverzuim was dusdanig lang en veel, dat er een taakstraf dreigde. Het is positief dat de moeder recent afspraken heeft gemaakt met de leerplichtambtenaar, dat er maatregelen zijn genomen om [de minderjarige] na de zomervakantie haar schoolgang te kunnen laten hervatten en dat de schoolmaatschappelijk werker na de zomervakantie zal starten met het begeleiden van [de minderjarige] . Op dit moment is echter nog niet bekend of de afspraken nagekomen zullen worden, of de maatregelen en de inzet van de schoolmaatschappelijk werker effect zullen hebben en of er geen sprake meer zal zijn van te veel ongeoorloofd schoolverzuim door [de minderjarige] . Weliswaar had [de minderjarige] voor de zomervakantie een schoolrapport met goede cijfers en wordt op dat rapport vermeld dat ze overgaat naar de volgende klas, maar het hof acht deze informatie op dit moment onvoldoende om te concluderen dat er geen ernstige zorgen meer zullen zijn over de schoolgang en de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van [de minderjarige] . Ter zitting is namelijk gebleken dat de raad en de GI andersluidende informatie van de school hebben ontvangen, bijvoorbeeld dat [de minderjarige] eigenlijk niet zou overgaan, maar dat gelet op haar leeftijd een uitzondering is gemaakt. De cijfers op het rapport lijken te zijn gebaseerd, zo de moeder ook ter zitting heeft verklaard, op het beperkte aantal toetsen dat [de minderjarige] wel heeft gemaakt. Het hof maakt uit het dossier op dat [de minderjarige] een slim meisje is. Dit benadrukt het belang dat de schoolgang van [de minderjarige] de komende tijd hervat wordt, zodat zij zich passend bij haar leeftijd kan ontwikkelen. Gezien de leeftijd van [de minderjarige] (15 jaar) acht het hof het te meer van belang dat zij nu aan haar ontwikkelingstaken toekomt. Niet alleen qua schoolgang, maar ook wat betreft activiteiten in haar vrije tijd.

Gebleken is immers dat [de minderjarige] de afgelopen jaren meerdere hobby’s heeft moeten stoppen vanwege fysieke klachten, waaronder hoofdpijn. Naar een oorzaak hiervoor wordt al sinds 2021 gezocht, maar deze is nog niet gevonden. Voor zover de moeder heeft gesteld dat de schoolgang van [de minderjarige] werd bemoeilijkt doordat [de minderjarige] werd gepest op school, is het hof niet gebleken dat eventueel pestgedrag ook een belemmering vormde voor het uitoefenen van haar buitenschoolse activiteiten.

Verder zijn er ernstige zorgen over de opvoedingssituatie bij de moeder thuis. In 2022 heeft Veilig Thuis een melding van de school van [de minderjarige] ontvangen waaruit serieuze zorgen naar voren komen over de (fysieke en emotionele) veiligheid van [de minderjarige] bij de moeder thuis. Er zijn signalen dat [de minderjarige] in de thuissituatie niet altijd onbelast kind kan zijn, mede doordat zij voor haar jongere halfzusje en halfbroertje zou moeten zorgen en huishoudelijke taken zou moeten verrichten. De raad maakt zich zorgen dat [de minderjarige] niet de ruimte lijkt te voelen om te vertellen wat er daadwerkelijk aan de hand is en/of hoe het met haar gaat. Tot nu toe is het de hulpverlening niet gelukt om voldoende zicht te krijgen op de opvoedingssituatie van [de minderjarige] . Het hof deelt voornoemde zorg van de raad en acht het van belang dat er zicht op de opvoedingssituatie komt.

5.3.

Het hof acht professionele en deskundige hulp dan ook dringend geboden en acht het voorts niet aannemelijk dat hulpverlening in een vrijwillig kader voldoende (blijvend) effect zal hebben. Anders dan de moeder stelt, is de inzet van hulpverlening in het vrijwillig kader niet overgeslagen. Meerdere keren is geprobeerd deze hulpverlening in te zetten (bijvoorbeeld door school en [naam1] ), maar die hulp is onvoldoende van de grond gekomen, onder meer omdat de moeder de hulp niet nodig vond of omdat er geen samenwerking tot stand kwam. De moeder herkende de zorgen niet of bagatelliseerde deze. Ook was zij soms onbereikbaar voor hulpverlening. Het hof is evenals de raad van oordeel dat er sprake is van een patroon waarbij de moeder pas hulp vraagt en/of accepteert wanneer zij een bepaalde druk of dwang ervaart. Zij ziet daarbij onvoldoende in wat de impact is van de huidige situatie op de ontwikkeling van [de minderjarige] en legt de verantwoordelijkheid voor de ontstane situatie buiten zichzelf. Hierdoor is het niet gelukt de opvoedingssituatie voor [de minderjarige] in het vrijwillig kader voldoende en bestendig in positieve zin te veranderen. Ook nu lijkt de hulpverlening, anders dan de moeder stelt, nog niet heel voortvarend door de moeder opgepakt te worden. Zo heeft de GI ter zitting verklaard dat [naam2] aan de GI heeft gevraagd om aan te sluiten bij een gesprek met de moeder en [de minderjarige] in het kader van de Intensieve Orthopedagogische Gezinsbehandeling (IOG), omdat de hulp van [naam2] nog niet van de grond kwam. Daarbij komt dat de moeder in de korte tijd dat [naam2] betrokken is al meerdere afspraken heeft afgezegd, of dat de moeder niet opendeed voor [naam2] (of niet thuis was). [naam2] en de GI vragen zich hierdoor af of de hulpverlening van [naam2] in het vrijwillig kader voldoende van de grond zal komen. Het hof deelt deze zorg en acht een ondertoezichtstelling dan ook noodzakelijk om de ernstige bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarige] weg te nemen. Het doel van de ondertoezichtstelling is voornamelijk om te borgen dat de voor [de minderjarige] en de moeder benodigde hulp wordt ingezet en met een positief resultaat wordt afgerond. De hulpverlening kan de moeder en [de minderjarige] begeleiden bij het doorbreken van de negatieve spiraal van de afgelopen jaren en onderzoeken wat nodig is om ervoor te zorgen dat [de minderjarige] zich op een bij haar leeftijd passende manier kan ontwikkelen. Het doel van de ondertoezichtstelling en de in dat kader in te zetten hulpverlening is dus niet om de moeder te straffen omdat zij gefaald zou hebben. Voor zover de moeder heeft aangevoerd dat [de minderjarige] en zijzelf stress krijgen van de ondertoezichtstelling, merkt het hof op dat als de door de moeder gestelde positieve ontwikkeling langer stand houdt en zich voortzet, naar verwachting de zorgen en stress zullen afnemen en de GI ook steeds meer naar de achtergrond zal kunnen stappen.

5.4.

[de minderjarige] is bij de bestreden beschikking van 25 april 2024 voor de periode van één jaar onder toezicht gesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep op 15 augustus 2024 is gebleken dat er op dat moment - bijna vier maanden na de bestreden beschikking - nog altijd geen vaste jeugdbeschermer voor [de minderjarige] beschikbaar is. De vertegenwoordiger van de GI heeft desgevraagd verklaard dat het kan zijn dat er in april 2025 (wanneer de termijn van de ondertoezichtstelling verstrijkt) nog steeds geen vaste jeugdbeschermer aangesteld is. Het hof acht dit een uitermate zorgelijke situatie die absoluut niet in het belang van [de minderjarige] is. Het hof doet daarom een dringend beroep op de GI om op de kortst mogelijke termijn een vaste jeugdbeschermer voor [de minderjarige] aan te wijzen en om zich ervoor in te zetten dat de situatie van [de minderjarige] niet lijdt onder de (capaciteits)problematiek binnen de jeugdzorg.

6De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

7De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 25 april 2024;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. Lorist, mr. M.A.F. Veenstra en mr. F. Menso, bijgestaan door mr. H.B. Fortuyn als griffier, en is op 5 september 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733