Datum publicatie | 12-09-2024 |
Zaaknummer | C/16/571538 / JE RK 24-384 |
Procedure | Eerste aanleg - enkelvoudig |
Zittingsplaats | Utrecht |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | Jeugdbescherming / Jeugdwet; Uithuisplaatsing 1:265a e.v. BW |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie
De rechtbank heeft bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen voortaan bij de vader is. Dat betekent dat de uithuisplaatsing van de kinderen bij de grootouders op termijn beëindigd moet worden. Om de GI de tijd en de gelegenheid te geven om de overplaatsing van de kinderen naar de vader geleidelijk en onder begeleiding te laten plaatsvinden, verlengt de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing voor een korte periode. (ZIE OOK: ECLI:NL:RBMNE:2024:5350)Volledige uitspraak
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/571538 / JE RK 24-384
Datum uitspraak: 6 juni 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen de GI,
over
[A] , geboren op [geboortedatum 1] 2017 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [A (voornaam)] ,
en
[B] , geboren op [geboortedatum 2] 2019 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [B (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1] ,
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. B.A.S. van Leeuwen,
[belanghebbende 2] ,
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. A.M. Beumer,
en
[C] en [D],
hierna te noemen de pleegouders,
wonende in [woonplaats 2] .
1Het verloop van de procedure
In deze zaak heeft de kinderrechter op 22 april 2024 een tussenbeschikking gegeven, waarin de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing zijn verlengd tot 28 juni 2024 en de verzoeken van de GI voor het overige zijn aangehouden.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft (gelijktijdig met de verzoeken met zaaknummer C/16/533290 / FA RK 22-47) plaatsgevonden op 23 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door [E] ;
- de pleegouders.
2De feiten
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [A (voornaam)] en [B (voornaam)] .
[A (voornaam)] en [B (voornaam)] verblijven bij de grootouders moederszijde.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 22 april 2024 de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen kort verlengd tot 28 juni 2024 en de beslissing over het overige gedeelte van het verzoek van de GI aangehouden. Dit om een gelijktijdige behandeling met de zaak tussen de ouders over de hoofdverblijfplaats van de kinderen mogelijk te maken.
De rechtbank heeft bij beschikking van 6 juni 2024 bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats voortaan bij de vader hebben .
3Het verzoek
De rechtbank moet nog een beslissing nemen op het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [A (voornaam)] en [B (voornaam)] te verlengen tot 28 april 2025.
4De beoordeling
De beslissing
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling verlengen tot 28 april 2025 en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen tot 20 augustus 2024. Het overige deel van het verzoek zal zij afwijzen. De kinderrechter zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
Ondertoezichtstelling
4.2. Uit de stukken en het gesprek tijdens de zitting volgt dat is voldaan aan het wettelijk criterium voor een ondertoezichtstelling (artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek) . De gronden voor een ondertoezichtstelling zijn nog steeds aanwezig. Daar zijn alle betrokkenen het ook over eens.
Machtiging tot uithuisplaatsing
4.3. In de beschikking met zaaknummer C/16/533290 / FA RK 22-47 heeft de rechtbank gemotiveerd waarom de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader dient te zijn. In die beschikking staat onder meer het volgende:
[A (voornaam)] en [B (voornaam)] kunnen wel bij de vader wonen. Uit het interactie onderzoek dat bij hem heeft plaatsgevonden blijkt namelijk dat hij over voldoende opvoedvaardigheden beschikt en dat hij goed kan aansluiten bij de ontwikkeling en behoeften van de kinderen. Daarnaast is de begeleide omgang tussen de vader en de kinderen afgebouwd en heeft de vader nu onbegeleide omgang met de kinderen.
De moeder en de grootouders zijn bezorgd dat de kinderen bij de vader niet veilig zullen zijn op seksueel gebied. De dochters van de moeder uit een eerdere relatie, [F (voornaam)] en [G (voornaam)] , hebben namelijk in 2021 gezegd dat zij seksueel zijn misbruikt door de vader. Dit is voor de moeder aanleiding geweest haar relatie met de vader te verbreken . Daarnaast heeft [A (voornaam)] volgens de moeder in juli 2021 een keer tegen de moeder gezegd dat zijn vader hem had geaaid, waarbij hij naar zijn kruis wees. [A (voornaam)] was toen drie jaar oud. De vader ontkent iets seksueels met [A (voornaam)] te hebben gedaan. Ook ontkent hij de door de dochters van de moeder genoemde seksuele gedragingen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te vrezen voor de seksuele veiligheid van [A (voornaam)] en [B (voornaam)] na een plaatsing bij de vader. In de eerste plaats vindt zij de opmerking van [A (voornaam)] tegen de moeder als driejarige jongen daar veel te vaag voor. Daarnaast heeft de vader meteen na de beschuldigingen de hulp ingeroepen van [organisatie 1] en [organisatie 2] , waar hij gedurende ruim een jaar onder behandeling is geweest. Volgens het Raadsrapport van 28 maart 2023 is in het ziekenhuis vastgesteld dat de vader lijdt aan een aandoening parasomnie. Dit is een aandoening waarbij hij handelingen kan verrichten terwijl hij slaapt, waardoor het lijkt alsof hij wakker is. Met de GI heeft de vader veiligheidsafspraken gemaakt die erop gericht zijn dat hij tijdens zijn slaap niet bij de kinderen in de buurt is. Bij deze afspraken zijn de handreikingen van het ziekenhuis meegenomen. De rechtbank heeft geen aanleiding om te denken dat de vader zich niet aan deze afspraken houdt. Verder is in het interactieonderzoek gezien dat de vader een veilige omgeving kan bieden voor de kinderen waar zij zich voldoende kunnen ontwikkelen. Ten slotte is tijdens de zitting gebleken dat het politieonderzoek naar de aangiften van [F (voornaam)] en [G (voornaam)] kennelijk pas kort geleden is gestart. De vader is namelijk onlangs opgeroepen voor een verhoor door de politie. De rechtbank leidt hieruit af dat het nog zeer geruime tijd zal duren voordat er duidelijkheid is over de vraag of de vader vervolgd wordt en nog langer voordat duidelijk is wat een eventueel oordeel is van de rechtbank. De politie moet immers eerst onderzoek doen en vervolgens de zaak voorleggen aan een officier van justitie die moet beoordelen of er voldoende bewijs is om de vader te vervolgen. Als dat het geval is moet de zaak vervolgens nog worden voorgelegd aan de strafrechter. De ervaring leert dat met deze stappen vaak vele maanden en vaak zelfs een aantal jaren gemoeid zijn. De rechtbank vindt het in sterke mate in strijd met het belang van de kinderen om hierop te wachten. De kinderen hebben nu duidelijkheid nodig over waar zij gaan opgroeien. Daarom beslist de rechtbank nu dat hun hoofdverblijfplaats bij de vader is.
Het voorgaande betekent dat de uithuisplaatsing van de kinderen op termijn beëindigd moet worden. De kinderrechter wil de GI de tijd en de gelegenheid geven om de overplaatsing van de kinderen naar de vader geleidelijk en onder begeleiding te laten plaatsvinden. Daarbij kan de GI overleggen met de ouders en de grootouders. Daarom verlengt de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen bij de grootouders tot 20 augustus 2024. Het is dan een week voor het einde van de zomervakantie. Op die datum moeten de kinderen volledig bij de vader wonen. In de laatste week van de zomervakantie kunnen de kinderen zich onder leiding van de vader voorbereiden op de start van het nieuwe schooljaar. De kinderrechter gaat er vanuit dat de GI in de periode tussen vandaag en 20 augustus 2024 zal zorgen voor een stapsgewijze uitbreiding van het verblijf van de kinderen bij de vader om de overgang zo gemakkelijk mogelijk voor hen te maken. Het staat de GI daarbij natuurlijk vrij om de kinderen al op een eerder moment volledig bij de vader te plaatsen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.5. De beschikking zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als de ouders hoger beroep instellen tegen deze beslissing. De beslissing geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
5De beslissing
De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [A (voornaam)] en [B (voornaam)] tot 28 april 2025;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [A (voornaam)] en [B (voornaam)] in een voorziening voor pleegzorg tot 20 augustus 2024;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het verzoek van de GI voor het overige af.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2024, in aanwezigheid van mr. R. Jelicic als griffier. |
||
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
-
door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
-
door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733