Rechtbank Midden-Nederland 03-09-2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:5507

Datum publicatie24-09-2024
ZaaknummerC/16/576321 / FO RK 24-690
ProcedureBeschikking
ZittingsplaatsUtrecht
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Gezag; Zorgregeling / omgang / informatie;
Jeugdbescherming / Jeugdwet
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Beëindiging gez. gezag bij co-ouderschap. Moeder dwingend, positioneert zich als ‘de enige ouder’ en diskwalificeert vader. Zij gedraagt zich onrespectvol, frustreert gezagskwesties die voor vader van belang zijn en vraagt andersom geen toestemming aan vader in dit soort kwesties. Jarenlange OTS heeft dat niet veranderd. Eenhoofdig gezag vader. Zorgregeling voortaan naar week op week af, dan minder wisselingen. Om de paar dagen schakelen van ene wereld naar andere teveel. Moeder mag niet meer ‘inbreken’ in tijd bij vader.

Volledige uitspraak


RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht

locatie Utrecht

zaaknummer: C/16/576321 / FO RK 24-690

Gezag en omgang

Beschikking van 3 september 2024

in de zaak van:

[de vader] ,

wonende in [woonplaats 1] ,

hierna te noemen: de vader,

advocaat mr. L.E. Vries,

tegen

[de moeder] ,

wonende in [woonplaats 2] ,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. E.J.A. Roeleven.

De rechtbank merkt als informant aan:

de gecertificeerde instelling SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND,

gevestigd in Utrecht,

hierna te noemen: de GI.

1De procedure

1.1.

De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het verzoekschrift van de vader (met bijlagen), binnengekomen op 31 mei 2024;

  • de brief van de vader (met bijlagen) van 1 juli 2024;

  • het verweerschrift van de moeder (met bijlagen), binnengekomen op 28 augustus 2024.

1.2.

De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 3 september 2024. De verzoeken van de ouders zijn tegelijk behandeld met het verzoek van de GI om een verlenging van de ondertoezichtstelling (zaak- en rekestnummer C/16/578033 / JE RK 24-1136). De beslissing op dat verzoek is opgenomen in een aparte beschikking. Bij de gecombineerde zitting waren aanwezig:

- de vader met zijn advocaat;

- de moeder met haar advocaat;

- mevrouw [A] namens de GI.

1.3.

De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 2 september 2024 per e-mail laten weten dat er geen zittingsvertegenwoordiger beschikbaar was voor de zitting.

1.4.

Op de zitting heeft de advocaat van de vader een pleitnotitie overgelegd en gedeeltelijk voorgedragen.

1.5.

De moeder heeft gevraagd om [minderjarige] te horen, maar de rechter heeft dat niet gedaan omdat zij dat niet in het belang van [minderjarige] vond, gelet op de vele hulpverleners die zij al spreekt en de moeilijke situatie waarin zij al zo lang zit. De rechter is alleen verplicht bij kinderen die twaalf jaar of ouder zijn om hen uit te nodigen om te vertellen wat zij aan de rechter willen vertellen. Als ze jonger zijn mág de rechter dat doen. Dat vraagt een afweging per zaak en per kind. 1

2Waar de procedure over gaat

2.1.

De vader en de moeder zijn de ouders van [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2014 in [geboorteplaats] .

2.2.

De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over [minderjarige] nemen.

2.3.

[minderjarige] staat ingeschreven op het adres van de moeder. Tussen de ouders

geldt een co-ouderschapsregeling.

2.4.

[minderjarige] is op 5 december 2017 onder toezicht gesteld van de GI. De

ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd. Op 3 september 2024 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengd tot 5 september 2025.

2.5.

De vader verzoekt:

- primair: hem te belasten met het eenhoofdige gezag over [minderjarige] ;

subsidiair: de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader vast te stellen en hem vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] te laten vaccineren conform het Rijksvaccinatieprogramma, waaronder de DTP-vaccinaties, en voor de HPV-vaccinatie;

  • de zorgregeling te wijzigen in die zin dat [minderjarige] de ene week bij de vader is en de andere week bij de moeder, met het wisselmoment op de maandagochtend waarbij de vader [minderjarige] in de even weken naar school brengt en de moeder [minderjarige] daar ophaalt, waarna [minderjarige] de rest van de week (tot maandagochtend) bij de moeder is. In de oneven weken brengt de moeder [minderjarige] op maandag naar school en haalt de vader haar daar op, waarna [minderjarige] de week bij de vader is (tot maandagochtend). Wanneer [minderjarige] niet naar school gaat, vindt het wisselmoment op maandagochtend om 08:00 uur plaats, waarbij de vader [minderjarige] naar de moeder brengt in de even weken en de moeder [minderjarige] in de oneven weken op maandagochtend naar de vader brengt;

  • een verdeling van de vakanties en feestdagen vast te stellen.

De vader heeft zijn verzoeken ten aanzien van de vervangende toestemming voor een vakantie en de afgifte van/de vervangende toestemming voor de aanvraag van een identiteitsdocument ingetrokken op 1 juli 2024.

2.6.

De moeder is het niet eens met de verzoeken van de vader ten aanzien van het gezag en de wijziging van de zorgregeling. De moeder is het ook niet eens met de subsidiaire verzoeken van de vader. Als de rechtbank het verzoek van de vader ten aanzien van de vaccinaties toewijst, vraagt de moeder om deze beslissing niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De moeder is het grotendeels wel eens met de verzochte verdeling van de vakanties en feestdagen, met uitzondering van de zomervakantie. Verder heeft de moeder aanvullend verzocht om een verdeling van Vader- en Moederdag en de verdeling van de verjaardagen van de ouders en heeft de moeder zelfstandig verzocht om een bijzondere curator te benoemen voor [minderjarige] .

3De beoordeling

De beslissing

3.1.

De rechtbank belast de vader met het eenhoofdige gezag over [minderjarige] en wijzigt de omgangsregeling en de verdeling van de vakanties en feestdagen. Het verzoek om een bijzondere curator te benoemen wijst de rechtbank af. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

De positie van de GI

3.2.

De rechtbank merkt de GI in deze procedure aan als informant. 2 De beslissing van de rechtbank raakt de taakuitoefening van de GI wel, maar heeft niet rechtstreeks betrekking op de rechten of verplichtingen van de GI. Daarom wordt de GI niet als belanghebbende aangemerkt. De informatie vanuit de GI is wel relevant voor de beoordeling van de verzoeken van de ouders.

[minderjarige] : een meisje in twee werelden

3.3.

[minderjarige] groeit al sinds haar geboorte op in twee huizen; haar ouders hebben nooit een relatie gehad. Dat vraagt iets van een kind, maar dat hoeft in de ontwikkeling geen problemen op te leveren. Het vraagt wel van de ouders dat zij over en weer de ‘andere wereld’ van het kind respecteren of op zijn minst erkennen. De rechter is van oordeel dat dat de moeder tot op heden onvoldoende lukt. Zij eigent zich haar dochter toe, zo lijkt het, door zich naar de vader toe steevast op te werpen als ‘de enige echte ouder’ van [minderjarige] en de vader als een tweederangs ouder te bestempelen. Dat doet zij zowel in woord als in daad. In de vele e-mails van de moeder aan de vader die zijn overgelegd laat de moeder niet na om steeds te benadrukken dat zíj de verzorger is van [minderjarige] , en dat (alleen) zij weet wat goed is voor haar dochter. Ook merkt ze op dat [minderjarige] aan de moeder is gehecht vanaf haar geboorte, terwijl de vader nog niet zeker weet of hij [minderjarige] wil. Dat, terwijl de ouders al vele jaren uitvoering geven aan een gelijkwaardig co-ouderschap.

3.4.

Al eerder heeft de rechter overwogen dat [minderjarige] door deze situatie bijna letterlijk wordt verscheurd. Tekenend is dat zij bij haar vader anders wordt genoemd dan bij haar moeder. Haar vader noemt haar bij haar eerste naam, [minderjarige] . De moeder kiest ervoor om haar bij haar tweede naam te noemen, te weten [minderjarige] . Dat is een Chinese naam. De moeder doet dit omdat haar familie in Azië de letter r niet goed kan uitspreken. Zonder daaraan af te willen doen versterkt dat het beeld van een meisje dat in wezen uit twee gescheiden identiteiten bestaat: het kind bij haar vader en het kind bij haar moeder. De moeder verklaart haar houding en acties steeds vanuit het belang van haar dochter. De rechter twijfelt er niet aan dat de moeder het beste voor haar dochter wil, maar constateert ook dat dat het voor [minderjarige] bijzonder ingewikkeld is om zich tussen die twee werelden te bewegen. De beslissingen over het gezag en de omgang neemt de rechter dan ook in het licht van deze situatie.

Eenhoofdig gezag

3.5.

De rechter zal beslissen dat de vader voortaan alleen het gezag over [minderjarige] heeft. Dit betekent dat hij voortaan alleen de beslissingen over haar mag nemen.

3.6.

Uit de wet volgt dat de rechtbank op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. 3 De rechtbank kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien: (a) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of (b) wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. 4

3.7.

De rechter is het met de vader eens dat de omstandigheden zijn gewijzigd. Sinds kort na de geboorte van [minderjarige] zijn de ouders samen belast met het gezag over haar. Al sinds [minderjarige] drie jaar is staat zij onder toezicht vanwege de problematische situatie tussen gaat ouders. Het is in de afgelopen jaren met inzet van de vele hulpverlening niet gelukt om de verstandhouding tussen de ouders te verbeteren en te zorgen dat gezagsbeslissingen op een voor [minderjarige] aanvaardbare manier genomen kunnen worden. De rechter vindt dat [minderjarige] de dupe wordt van de manier waarop de moeder zich al geruime tijd opstelt naar de vader toe als het gaat om de zorg voor [minderjarige] en beslissingen die over haar genomen moeten worden. De rechter verwacht niet dat dat binnenkort beter wordt.

3.8.

De rechter is van oordeel dat uit het dossier en wat er tijdens de zitting is gezegd blijkt dat de moeder zich nog steeds op een onaanvaardbare manier opstelt naar de vader, ook als het om gezagskwesties gaat. Aan de ene kant frustreert zij gezagskwesties die voor de vader en [minderjarige] van belang zijn, zoals vakanties naar het buitenland. Aan de andere kant ondermijnt zij de positie van de vader als gezaghebbende ouder wanneer het gaat om gezagskwesties die zij juist belangrijk vindt. In de beschikking van 29 september 2023, waarin de ondertoezichtstelling van [minderjarige] is verlengd voor een jaar (ECLI:NL:RBMNE:2023:5409), heeft de kinderrechter al opgemerkt dat zij dit problematisch vindt. In die beschikking staat: “De kinderrechter is echter van oordeel dat — in ieder geval nu — ten onrechte wordt gesproken over een communicatieprobleem tussen de ouders. In de stukken die ten grondslag liggen aan het onderhavige verzoek ziet de kinderrechter namelijk een vader die zijn uiterste best doet om op een rustige en constructieve manier met de moeder te communiceren. Daarbij loopt hij continu op eieren, zo lijkt het. De kinderrechter ziet een moeder die, bewust of onbewust, van iedere (gezags)beslissing over [minderjarige] een ware uitputtingsslag maakt. […] Toestemming van de moeder aan de vader voor dingen die in beginsel in het belang van [minderjarige] zijn – een zomervakantie, een hobby – worden door de moeder getraineerd en uiteindelijk niet gegeven. Andersom meent de moeder gezagsbeslissingen – een reis naar Singapore en een traject bij de fysiotherapeut – zelf te kunnen nemen, zonder de vader om toestemming te vragen of zelfs hem daarover te informeren. De kinderrechter vindt dat bijzonder kwalijk. De moeder maakt dingen die voor [minderjarige] en haar ontwikkeling belangrijk zijn daarmee onmogelijk, en zij houdt zowel haar dochter als de vader lang in onzekerheid over haar toestemming, met alle spanning van dien.”

3.9.

Ondanks deze beschikking zijn er ook dit jaar weer problemen ontstaan over de toestemmingen. Op 4 juni 2024 is de vader een kort gedingprocedure gestart om vervangende toestemming te krijgen voor een vakantie naar Italië en voor afgifte van het paspoort van [minderjarige] . Uiteindelijk heeft de moeder wel haar toestemming gegeven en heeft de vader deze procedure ingetrokken, maar dit heeft uiteraard voor veel gedoe en onrust gezorgd. Daarnaast kapt de moeder iedere vorm van overleg dat de vader zoekt over (gezags)beslissingen af. Zo antwoordt zij op de vraag van de vader over het feit dat hij van de gemeente heeft vernomen dat [minderjarige] niet volledig gevaccineerd is en hij dat wel belangrijk vindt, dat [minderjarige] bij haar woont en dat zij dus over de vaccinaties gaat. Ook neemt zij eigenstandig gezagsbeslissingen zonder vader daarin te consulteren, laat staan zijn toestemming te vragen. Een voorbeeld hiervan is dat de moeder [minderjarige] laat deelnemen aan observaties en een peergroup voor hoogbegaafde kinderen. De vader heeft de moeder meerdere keren laten weten dat hij hier serieuze bedenkingen bij heeft, vooral omdat school bij [minderjarige] geen kenmerken van hoogbegaafdheid ziet. De moeder wimpelt de vader af met de reactie dat de vader strategieën en projectie toepast.

3.10.

De toon van de moeder naar de vader in haar mails is weinig respectvol. Ronduit disrespectvol is bijvoorbeeld dat zij aan de vader mailt: “En kun je aub niet je eigen issues op mij projecteren? En kun je niet wat pilletjes slikken voor je identiteitsprobleem? En kun je aub niet verstoppen achter sexuele identiteitsprobleem? En kun je stoppen met mij te kopiëren alsof jij mijn kwaliteit hebt?

De moeder heeft tijdens de zitting verklaard dat de taal hier voor haar belemmerend is. Nederlands is niet haar moedertaal en zij kan zich in het Nederlands minder goed en precies uiten. Daarnaast maakt de manier waarop zij vanuit haar cultuur gewend is via de mail te communiceren dat dat wellicht wat kort door de bocht overkomt, maar dat dat niet zo is bedoeld. De moeder heeft tijdens de zitting gezegd dat zij daarom graag met de vader in gesprek wil in plaats van te mailen, omdat zij zich dan beter kan uiten. De vader wil dat volgens haar niet.

3.11.

De rechter vindt deze verklaring niet overtuigend. Ook wanneer de mails van de moeder aan de vader worden gelezen met wat de moeder heeft verklaard in het achterhoofd, is moeilijk voor te stellen dat ze níet kwetsend bedoeld zijn. Bovendien blijkt uit de mailwisselingen tussen de ouders juist dat de vader probeert het overleg op te zoeken en dat de moeder dat steevast afwijst. In één van de overgelegde mails zegt de vader met zoveel woorden dat zijn deur altijd open blijft staan om over hun dochter te overleggen. De moeder antwoordt daarop kort gezegd dat de vader eerst maar eens kritisch naar zichzelf moet kijken. Tijdens de zitting heeft de vader daarnaast onbetwist gesteld dat hij al lange tijd geblokkeerd is op de telefoon van de moeder en dat zij ook bij de overdracht weigert met hem te spreken.

3.12.

Dat verbetering van de situatie niet te verwachten is blijkt ook uit het verloop van de ondertoezichtstelling, die er al bijna zeven jaar is. Die is in eerste instantie gericht geweest op het verbeteren van de manier waarop de ouders hun ouderschap, inclusief het gezag, op een gezamenlijke manier kunnen vormgeven. De GI heeft veel hulpverlening ingezet om te proberen om de verstandhouding, de communicatie en de samenwerking tussen de ouders te verbeteren. Dat is onvoldoende gelukt. Daarom is uiteindelijk besloten om voor de ouders een traject Solo Parallel Ouderschap in te zetten. Het doel hiervan is dat de ouders [minderjarige] ieder op hun eigen manier opvoeden en dat zij hierover zo min mogelijk overleg hebben. Het is daarvoor belangrijk dat er zoveel mogelijk afspraken worden vastgelegd op papier, zodat er zo min mogelijk gedoe ontstaat. De vader heeft dit traject al langere tijd geleden afgerond. De moeder is hier, nadat zij bezwaren had tegen de instantie die het traject aanbood, pas kort geleden mee begonnen. Hoewel de rechter hoopt dat dit traject de moeder iets zal brengen ziet zij daarin geen reden om de beslissing over het gezag uit te stellen. Daarvoor is de situatie al te lang te ernstig. Ook de GI heeft geen hoop meer dat de houding van de moeder, en daarmee de situatie van [minderjarige] , nog wezenlijk verandert. De GI steunt de vader in zijn verzoek.

3.13.

De rechter vindt het in het belang van [minderjarige] heel erg nodig dat er een einde komt aan de manier waarop beslissingen over haar (niet) genomen worden. Daarom zal zij het gezamenlijk gezag beëindigen en bepalen dat de vader voortaan belast is met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] . De vader zal de moeder op grond van de wet nog steeds moeten informeren over belangrijk zaken die te maken hebben met [minderjarige] en hij zal de moeder steeds moeten raadplegen als er belangrijke beslissingen over [minderjarige] genomen moeten worden. De vader heeft op de zitting toegezegd dat hij steeds eerst zal proberen in overleg met de moeder beslissingen te nemen over [minderjarige] en dat hij zijn gezag alleen als noodoplossing ziet voor als de ouders er samen niet uitkomen. Hoewel dat te prijzen is, merkt de rechter ook op dat dit niet moet betekenen dat gezagsbelissingen weliswaar niet formeel, maar de facto toch steeds leiden tot ellenlange discussies en mailwisselingen. Dan blijft de situatie immers toch in stand, terwijl dat nu juist niet is wat [minderjarige] nodig heeft. De rechter ziet hierin ook een rol voor de GI voor de komende tijd, om de vader te ondersteunen hierbij de juiste balans te vinden.

Wijziging van de omgangsregeling

Geen uitzonderingen op de omgang

3.14.

De rechter hecht eraan op te merken dat van belang is dat de ouders zich houden aan de omgangsregeling. Dat betekent in dit geval niet zozeer dat zij hun eigen deel van de omgang nakomen; dat doen beide ouders immers. Het betekent dat zij niet ‘inbreken’ in de omgang die de andere ouder op grond van de omgangsregeling heeft. Dat is de afgelopen periode wel gebeurd. Sint Maarten viel bijvoorbeeld in de reguliere omgangstijd van de vader. Ondanks vaders expliciete verzoek aan de moeder om niet naar de lampionnenoptocht te komen omdat dat voor hun dochter spanningsvol zou zijn is de moeder, is moeder daar onaangekondigd verschenen met een tweede lampion en is zij tijdens die optocht naast [minderjarige] gaan lopen. De vader is toen achteraan gaan lopen. Dit soort acties vindt de rechter onaanvaardbaar vanuit het belang van [minderjarige] . De rechter verwacht dat de ouders accepteren dat zij als gescheiden ouders nu eenmaal niet bij alle activiteiten van hun dochter aanwezig kunnen zijn. Dat betekent dat uitzonderingen op de omgangsregeling – uitzonderlijke gevallen als een bijzondere familiegebeurtenis daargelaten – niet mogelijk is.

Reguliere omgangsregeling

3.15.

Al een lange tijd geldt er voor [minderjarige] een co-ouderschapsregeling, waarbij de doordeweekse dagen bij helfte zijn verdeeld en de weekenden ook. Dit zorgt ervoor dat [minderjarige] vaak moet wisselen tussen de huizen van haar ouders. De rechter is het met de vader eens dat dit voor teveel onrust bij [minderjarige] zorgt. De verschillen in de twee werelden van de ouders zijn zoals blijkt uit het voorgaand, groot. Hierdoor moet [minderjarige] om de paar dagen schakelen van de ene wereld naar de andere wereld. De rechter vindt het in het belang van [minderjarige] om meer rust in deze regeling te brengen. Daarom beslist de rechter dat [minderjarige] de ene week bij de vader verblijft en de andere week bij de moeder. Een week-op-week-af regeling is geen ongebruikelijke regeling bij gezinnen waar er veel spanning is tussen de ouders en waarin het ouderschap wordt vormgegeven door parallel ouderschap en bij kinderen van de leeftijd van [minderjarige] . Minder overdrachtsmomenten verlagen de spanning voor [minderjarige] . De rechter heeft bovendien geen redenen gehoord waarom [minderjarige] deze regeling niet aan zou kunnen of dat zij bepaalde activiteiten niet meer zou kunnen doen als zij bij de andere ouder verblijft. De GI vindt deze zorgregeling ook het meest in het belang van [minderjarige] .

Verdeling van de vakanties en feestdagen

3.16.

De ouders zijn het eens over de verdeling van de vakanties en feestdagen, met uitzondering van de zomervakantie. De rechter neemt de overeenstemming tussen de ouders op in het dictum van deze beschikking en zal nog een beslissing nemen over de verdeling van de zomervakantie.

3.17.

Ten aanzien van de zomervakantie zal de rechter het verzoek van de vader toewijzen. Dat betekent dat [minderjarige] het ene jaar de eerste twee weken bij de vader zal zijn en het andere jaar de eerste twee weken bij de moeder. Op die manier kan [minderjarige] zowel vanuit de moeder de activiteiten doen met clubjes en vriendjes die door de moeder worden begeleid en om het jaar met de vader mee op vakantie met zijn kennissen en hun kinderen.

Geen bijzondere curator

3.18.

De rechter ziet geen aanleiding om een bijzondere curator te benoemen die een advies kan geven over de kwesties die de ouders verdeeld houden en die een ouderschapsplan op kan stellen dat door de beide ouders wordt gedragen en meer rust en duidelijkheid geeft. De rechter heeft in deze beschikking beslissingen genomen over de omgangsregeling en de verdeling van de vakanties en feestdagen, waardoor een benoeming van een bijzondere curator daarvoor niet meer nodig is, nog los van het feit dat het opstellen van een ouderschapsplan niet past bij de rol van de bijzondere curator. De rechter vindt het, net als de GI en de ouders, wel belangrijk dat er iemand komt voor [minderjarige] , zodat zij iemand heeft waar ze mee kan praten over de ingewikkelde situatie waarin zij zich bevindt. Die situatie zal immers ook met de beslissingen die de rechter nu neemt in de kern niet veranderen. Dit zal in het kader van de ondertoezichtstelling worden opgepakt.

De uitvoerbaarheid bij voorraad

3.19.

De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals door de vader is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

3.20.

De rechtbank moet een afweging maken tussen het belang van het spoedig kunnen nemen van beslissingen en het belang van de onomkeerbaarheid van beslissingen zoals de vaccinaties. De rechter vindt het belangrijk dat er nu gezagsbeslissingen genomen kunnen worden zonder dat die steeds tot ruis leiden. De situatie is voor [minderjarige] al veel te lang te ingewikkeld en leidt bij zowel haar als haar ouders tot veel spanning. De rechter weegt dat zwaarder dan de onomkeerbaarheid van bepaalde gezagsbeslissingen. Daarbij weegt de rechter mee dat de moeder heeft verklaard dat zij niet op voorhand principieel tegen de twee genoemde vaccinaties is, maar dat het vooral lijkt te gaan om het moment waarop ze worden gegeven.

4De beslissing

De rechtbank:

4.1.

bepaalt dat het gezag over [minderjarige] vanaf nu alleen toekomt aan de vader;

4.2.

wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 27 september 2018 en de door partijen in onderling afgesproken zorgregeling en stelt de volgende reguliere omgangsregeling vast:

- [minderjarige] verblijft de ene week bij de vader en de andere week bij de moeder, met het wisselmoment op de maandagochtend waarbij de vader [minderjarige] in de even weken naar school brengt en de moeder [minderjarige] daar ophaalt, waarna [minderjarige] de rest van de week (tot maandagochtend) bij de moeder is. In de oneven weken brengt de moeder [minderjarige] op maandag naar school en haalt de vader haar daar op, waarna [minderjarige] de week bij de vader is (tot maandagochtend). Wanneer [minderjarige] niet naar school gaat, vindt het wisselmoment op maandagochtend om 08:00 uur plaats, waarbij de vader [minderjarige] naar de moeder brengt in de even weken en de moeder [minderjarige] in de oneven weken op maandagochtend naar de vader brengt;

en stelt de volgende verdeling van de vakanties en feestdagen vast, waarbij [minderjarige] :

  • tijdens de krokusvakantie (1 week): in de even jaren bij de moeder verblijft en in de oneven jaren bij de vader (startend op de vrijdagmiddag na school tot de eerste maandagochtend wanneer de school weer begint);

  • tijdens de meivakantie (2 weken): in de even jaren de eerste week bij de vader verblijft en de tweede week bij de moeder, en in de oneven jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader. De vakantie begint op de vrijdagmiddag na school en het wisselmoment vindt plaats op zaterdag om 17:00 uur halverwege de vakantie;

  • tijdens de zomervakantie: in de even jaren de eerste twee weken bij de vader verblijft en de daaropvolgende twee weken bij de moeder en in de oneven jaren andersom. Daarna wordt de reguliere zorgregeling (week om week) weer hervat. Deze vakantie start op de laatste vrijdag voor de vakantie na school en het wisselmoment vindt in de genoemde weken op zondag om 10:00 uur plaats;

  • tijdens de herfstvakantie: in de even jaren bij de vader verblijft en in de oneven jaren bij de moeder (startend op de vrijdagmiddag na school tot de eerste maandagochtend wanneer de school weer begint);

  • tijdens de kerstvakantie: in de even jaren van vrijdagmiddag na school (de eerste week) tot en met Eerste Kerstdag 13:00 uur bij de moeder verblijft en vanaf dan tot en met Nieuwjaarsdag bij de vader tot 13:00 uur. Vervolgens verblijft [minderjarige] tot het einde van de kerstvakantie (tot aan de eerste maandagochtend van school) bij de moeder. In de oneven jaren verblijft [minderjarige] van vrijdagmiddag na school (de eerste week) tot en met Eerste Kerstdag 13:00 uur bij de vader en vanaf dan tot en met Nieuwjaarsdag bij de moeder tot 13:00 uur. Vervolgens verblijft [minderjarige] tot het einde van de kerstvakantie (tot aan de eerste maandagochtend van school) bij de vader.

  • op Chinees Nieuwjaar en het Chinees vereren van voorouders (Qingming) en Mid Autumn verblijft [minderjarige] bij de moeder. Als deze feestdagen niet in de week van de moeder vallen, wordt [minderjarige] de dag voor deze feestdagen om 17:00 uur door de moeder bij de vader opgehaald en wordt [minderjarige] de dag na deze feestdag om 10:00 uur teruggebracht (of weer naar school);

  • op Eerste Paasdag verblijft [minderjarige] bij de vader. Als deze feestdag niet in de week van de vader valt, wordt [minderjarige] de dag voor deze feestdag om 17:00 uur door vader bij de moeder opgehaald en wordt [minderjarige] de dag na deze feestdag om 10:00 uur teruggebracht;

  • tijdens het Sinterklaasweekend verblijft [minderjarige] bij de vader (het weekend het dichtst bij 5 december), direct uit school en tot maandagochtend naar school of 08:00 uur;

  • tijdens de overige feestdagen geldt de reguliere zorgregeling of de hiervoor vermelde vakantieregeling;

  • tijdens de verjaardag van [minderjarige] verblijft zij in de even jaren van 21 april na school/14:00 uur tot en met 23 april naar school/10:00 uur bij de moeder. In de oneven jaren is [minderjarige] bij de vader van 21 april na school/14:00 uur tot en met 23 april naar school/10:00 uur, waarbij het kinderfeest wordt gevierd bij de ouder waar [minderjarige] dan is en waarbij de traktatie op school wordt geregeld door de ouder bij wie [minderjarige] is op haar verjaardag;

  • op Vader- en Moederdag: wanneer deze dagen niet in de week (of weekend) van de desbetreffende ouder vallen, gaat [minderjarige] op die dag (zondag) om 10:00 's ochtends naar de andere ouder, als die dag niet volgens de gewone regeling in de week van de desbetreffende ouder valt. Op maandagochtend wordt dan de reguliere omgangsregeling weer hervat;

  • op de verjaardagen van de vader en de moeder: wanneer de verjaardag van de ene ouder valt in de week (of tijdens het omgangsmoment) van de andere ouder, gaat [minderjarige] de dag voor de verjaardag van die ouder uit school (op een doordeweekse dag) of om 17:00 (op een vrije of weekenddag) naar de jarige ouder en daar verblijft tot de dag na de verjaardag. Als de dag na de verjaardag van die ouder valt op een doordeweekse dag, dan wordt [minderjarige] door de jarige ouder naar school gebracht, waarna de reguliere omgangsregeling weer verder loopt. Als er de ochtend na de verjaardag geen school is, maar het wel een doordeweekse is, gaat [minderjarige] om 08:00 uur terug naar de ouder waar zijn conform de reguliere omgangsregeling verblijft. Als de dag na de verjaardag een weekenddag betreft, dan gaat [minderjarige] om 10:00 uur terug naar de ouder waar zij conform de reguliere omgangsregeling verblijft;

4.3.

verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

4.4.

wijst het overige of anders verzochte af.

Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. T. Dopheide, (kinder)rechter, in samenwerking met de griffier. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2024 en op schrift gesteld op 19 september 2024.

Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

2

Artikel 800 lid 2 Rv en Hoge Raad, 12 juli 2024, ECLI:NL:HR:2024:1079.

4

Artikel 1:251a lid 1 BW



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733