Datum publicatie | 25-09-2024 |
Zaaknummer | 200.343.647/01 |
Procedure | Hoger beroep |
Zittingsplaats | Leeuwarden |
Rechtsgebieden | Civiel recht |
Trefwoorden | Alimentatie; Schuldsanering |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie
Hoger beroep tegen afwijzing dwangakkoord. De ex-partner van verzoeker heeft als enige crediteur niet ingestemd met het voorstel. De alimentatieschuld aan haar bedraagt € 7.640. De totale schuldenlast € 102.045,93. Hij zou onwillig zijn om aan alimentatieverplichtingen te voldoen. Hof overweegt dat daarvan niet is gebleken. Zij moet instemmen; belang andere schuldeisers telt ook mee. Na afweging van de wederzijdse belangen en de belangen van de overige schuldeisers, kan zij in redelijkheid niet tot weigeren in te stemmen.
Volledige uitspraak
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer 200.343.647/01
(zaaknummer rechtbank C/18/234531 / FT RK 24/576)
arrest van 19 september 2024
inzake
[verzoeker] ,
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
hierna te noemen: [verzoeker],
advocaat: mr. J.F. Koot, die kantoor houdt in Leeuwarden,
tegen
[verweerster] ,
die woont in [woonplaats2] ,
verweerster,
hierna te noemen: [verweerster].
1Het verloop van de procedure bij de rechtbank
In het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 5 juli 2024 is het verzoek van [verzoeker] om [verweerster] te bevelen in te stemmen met een schuldenregeling afgewezen.
2Het verloop van de procedure in hoger beroep
In zijn beroepschrift, ontvangen door de griffie van het hof op 12 juli 2024, heeft [verzoeker] verzocht dit vonnis te vernietigen en zijn verzoek om [verweerster] te bevelen in te stemmen met de aangeboden schuldenregeling alsnog toe te wijzen.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder het V6-formulier met bijlage van 28 augustus 2024 en het V6-formulier van 10 september 2024 met bijlagen, beide van mr. Koot.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 september 2024, waarbij [verzoeker] is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Ook [verweerster] is verschenen.
3De beoordeling
De vaststaande feiten
[verzoeker] is als zelfstandige werkzaam als kraanmachinist in de grond-, water en wegenbouw.
De ten behoeve van het dwangakkoord geïnventariseerde schuldenlast van [verzoeker] bedraagt € 102.045,93. Namens [verzoeker] is een akkoord tegen finale kwijting aangeboden, inhoudende dat de schuldeisers een uitkering van 12,74% op hun vorderingen ontvangen. Gemeente De Wolden heeft hiervoor een Bbz-krediet van € 15.000,- beschikbaar gesteld. Met dit voorstel hebben twaalf crediteuren ingestemd. [verweerster] , de ex-partner van [verzoeker] , heeft als enige crediteur niet ingestemd met dit voorstel. De schuld aan [verweerster] bedraagt € 7.640,-.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft het verzoek van [verzoeker] om [verweerster] te bevelen in te stemmen met de aangeboden schuldregeling afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende duidelijk is of het aanbod een prognoseakkoord of een saneringskrediet betreft. De vraag is dan ook of de schuldeisers die met het aanbod hebben ingestemd een juiste voorstelling van zaken hebben gehad. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat [verzoeker] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het aanbod het maximaal haalbare is. Er is geen VTLB-berekening overgelegd en ook is er geen vergelijking gemaakt tussen het minnelijke traject en de WSNP. Bovendien volgt uit het levensvatbaarheidsonderzoek van de onderneming van [verzoeker] dat zijn eigen vermogen (bestaande uit een auto, gereedschap en openstaande debiteuren) € 14.538,- bedraagt en is niet duidelijk of in het aanbod aan de schuldeisers met dit vermogen rekening is gehouden. Dit vermogen is in de WSNP voor vereffening vatbaar waardoor het nog maar de vraag is of de schuldeisers slechter af zijn wanneer [verzoeker] zal worden toegelaten tot de WSNP.
Het beroep van [verzoeker]
kan zich met het oordeel van de rechtbank niet verenigen en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Volgens [verzoeker] is het voorstel goed en betrouwbaar gedocumenteerd. De rechtbank had ter zitting nagenoeg geen vragen gesteld over de inhoud van het voorstel. Er was dan ook sprake van een verrassingsbeslissing. [verzoeker] is bereid om in onderhavige procedure nadere uitleg te geven over de inhoud van de regeling. Daarnaast stelt [verzoeker] zich op het standpunt dat het voorstel het maximaal haalbare en gunstiger is dan een WSNP-traject voor schuldeisers.
Het oordeel van het hof
3.5 Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker] zijn bij de rechtbank ingediende (subsidiaire) verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling heeft ingetrokken, zodat hij in zijn hoger beroep tegen de afwijzing van het dwangakkoord ontvankelijk is.
Op grond van artikel 287a lid 5 Faillissementswet (Fw) dient het verzoek tot vaststelling van een gedwongen schuldenregeling te worden toegewezen indien de schuldeiser die weigert daarmee in te stemmen, in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldenregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat hij heeft bij de uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van de schuldenaar of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad. Bij de beoordeling van een verzoek als het onderhavige geldt als uitgangspunt dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat te verlangen dat zijn vordering volledig wordt voldaan, zodat niet snel geoordeeld kan worden dat een schuldeiser in redelijkheid niet tot de hiervoor bedoelde weigering heeft kunnen komen 1.
Het hof neemt bij de beoordeling het volgende in aanmerking. Het schikkingsvoorstel is – gelet op de nadere toelichting ter zitting in hoger beroep – goed en betrouwbaar gedocumenteerd. Er is sprake van een saneringskrediet, waarbij [verzoeker] € 15.000,- uitgekeerd krijgt in de vorm van een Bbz-krediet van de Gemeente De Wolden. De advocaat van [verzoeker] heeft ter zitting bevestigd dat dit bedrag hoe dan ook wordt uitgekeerd en dat daarover geen onzekerheid meer bestaat. Hoewel de brief aan de schuldeisers met daarin het aanbod op sommige punten tekstueel gezien aan duidelijkheid te wensen over laat, is het percentage (12,74%) van de vordering dat wordt uitgekeerd en het door de schuldeiser te ontvangen bedrag daarin uitdrukkelijk opgenomen. Mede gelet op de instemmende reacties is aannemelijk dat de schuldeisers voldoende inzicht hebben gehad in de inhoud van de regeling en is het voor hen duidelijk welk deel van hun vordering zij uitbetaald krijgen. Uit de stukken is verder gebleken dat het aanbod het maximaal haalbare is. Het alternatief van de wettelijke schuldsanering geeft geen zicht op een hogere uitkering, zo blijkt uit de berekening ‘saldo uitdeling WSNP’ die aan het hof is verstrekt. Naar alle waarschijnlijkheid zal [verzoeker] in de WSNP in het geheel niet in staat zijn om enig bedrag voor zijn schuldeisers te sparen. Liquidatie van het vermogen is voor wat betreft de auto en het gereedschap niet reëel, gelet op het feit dat [verzoeker] deze zaken nodig heeft voor de uitoefening van zijn werkzaamheden als kraanmachinist. Hieruit volgt dat de gezamenlijke schuldeisers een aanzienlijk groter deel van hun vordering betaald zullen krijgen indien wordt ingestemd met het aanbod dan in het geval van het alternatief van de wettelijke schuldsaneringsregeling. Dat geldt ook voor [verweerster] . Daarbij komt dat [verweerster] ten opzichte van het schuldentotaal een relatief geringe vordering heeft, namelijk een vordering van € 7.640,- die afgerond 7,48% van de totale schuldenlast betreft. Ook is zij van de dertien schuldeisers de enige die heeft geweigerd in te stemmen met het aanbod.
[verweerster] heeft een vordering op [verzoeker] uit hoofde van kinderalimentatie. Zij verzet zich tegen het tegen het verzoek omdat [verzoeker] onwillig zou zijn om aan zijn alimentatie verplichtingen te voldoen. [verzoeker] heeft dat weersproken en daartoe gesteld dat de eerder overeengekomen alimentatie te hoog was, dat die in een procedure bij het hof is verlaagd en dat hij sindsdien aan zijn alimentatieverplichtingen jegens [verweerster] heeft voldaan. Deze stellingen zijn door [verweerster] niet gemotiveerd tegengesproken, zodat het hof van de juistheid daarvan uitgaat. Van onwil om aan de alimentatieverplichtingen te voldoen is daarmee onvoldoende gebleken, zodat het geen voldoende zwaarwegend argument tegen toewijzing van het verzoek is. Voor zover [verweerster] heeft bedoeld te stellen dat deze schuld niet te goeder trouw is ontstaan en [verzoeker] niet kan worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling gaat dat niet op. Toelating tot de schuldsaneringsregeling is geen voorwaarde voor toewijzing van een verzoek dwangakkoord. Daar komt bij dat deze schuld is ontstaan buiten het voor toelating tot deze regeling relevante tijdvak van drie jaren voor indiening van een schuldsaneringsverzoek en in de beoordeling van een dergelijk verzoek niet meetelt. Of sprake is van schulden die niet te goeder trouw zijn ontstaan, is in het kader van de beoordeling van een dwangregeling één van de gezichtspunten die kan worden meegewogen, maar vormt niet zonder meer een beletsel voor toewijzing. De ter zitting bij het hof door [verweerster] uitgesproken vrees dat [verzoeker] na het dwangakkoord weer schulden zal maken is dat - als onvoldoende onderbouwd - evenmin.
Het hof is alles overziende van oordeel dat bij een afweging van de wederzijdse belangen en de belangen van de overige schuldeisers, [verweerster] in redelijkheid niet tot een weigering om in te stemmen heeft kunnen komen.
Slotsom
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het bestreden vonnis dient te worden vernietigd. Het verzoek van [verzoeker] zal worden toegewezen en dat betekent dat [verweerster] wordt bevolen in te stemmen met de schuldenregeling.
Het hof ziet af van een kostenveroordeling, waar [verzoeker] overigens ook niet om heeft verzocht. Ten overvloede worden de kosten aan zijn zijde tot op heden begroot op nihil.
4De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 5 juli 2024;
beveelt [verweerster] in te stemmen met de door [verzoeker] aan de gezamenlijke schuldeisers aangeboden schuldenregeling.
Dit arrest is gewezen door mr. J. Smit, mr. M. Willemse en mr. M.M.A. Wind en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 september 2024.
HR 12 augustus 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT7799, NJ 2006/230.
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733