Datum publicatie | 01-10-2024 |
Zaaknummer | C/10/682920 / KG ZA 24-715 |
Procedure | Kort geding |
Zittingsplaats | Rotterdam |
Rechtsgebieden | Civiel recht |
Trefwoorden | Familievermogensrecht; Medewerking aan verkoop/toedeling; Familieprocesrecht |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie
Vrouw is bang dat man niet meewerkt aan overeengekomen verkoop woning. Vooralsnog niet aannemelijk dat vrees vrouw dat het wel eens zo zou kunnen zijn dat man geen handtekening onder een verkoopovereenkomst zet als zich uiteindelijk potentiële koper heeft gemeld of op andere manier in toekomst geen medewerking verleent aan verkoop woning, zich zal verwezenlijken. Geen reden om voorlopige voorziening te treffen. Pas als man zijn toezeggingen aantoonbaar niet nakomt, kan er aanleiding zijn om anders te oordelen.
Volledige uitspraak
Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/682920 / KG ZA 24-715
Vonnis in kort geding van 12 september 2024
in de zaak van
[eiseres] ,
woonplaats: Capelle aan den IJssel,
eiseres,
advocaat mr. M.R. de Kok te Rotterdam,
tegen
[gedaagde] ,
woonplaats: Capelle aan den IJssel,
gedaagde,
advocaat mr. H. Sazoglu te Den Haag.
Partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.
1Waar gaat de zaak over?
De vrouw en de man zijn in 2015 gescheiden, maar zij woonden nog met hun kinderen in de echtelijke woning totdat de man begin juli 2024 een gebiedsverbod voor negentig dagen opgelegd kreeg. Partijen hebben afgesproken dat de woning wordt verkocht. De daarover gemaakte afspraken hebben zij in juni 2024 in een vaststellingsovereenkomst opgenomen. Volgens de vrouw houdt de man zich niet aan de gemaakte afspraken en heeft hij kenbaar gemaakt dat hij niet langer meewerkt aan de verkoop van de woning. Daarom vordert de vrouw in deze zaak – kort gezegd – dat de man wordt bevolen om medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning. De man is het niet eens met de vordering van de vrouw. Volgens de man werkt hij wel degelijk mee aan de verkoop van de woning en heeft hij dat ook vóór de start van deze zaak meerdere keren aan de vrouw medegedeeld. Volgens hem is er daarom geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de vrouw af, omdat er op dit moment geen noodzaak bestaat om een voorlopige voorziening te treffen. Verder veroordeelt de voorzieningenrechter de vrouw in de proceskosten van de man, omdat zij de man nodeloos op kosten heeft gejaagd. Dit alles wordt hierna uitgelegd.
2De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding van 30 juli 2024, met bijlagen 1 tot en met 5;
-
de brief van 27 augustus 2024 van de vrouw, met bijlage 6;
-
de brief van 28 augustus 2024 van de man, met bijlagen 1 tot en met 5;
-
de mondelinge behandeling op 29 augustus 2024;
-
de spreekaantekeningen van mr. De Kok.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzieningenrechter medegedeeld dat zij bijlage 6 van de vrouw niet toelaat. Die bijlage omvat geluidsfragmenten in de Turkse taal, zonder dat er een transcript en een vertaling zijn bijgevoegd. Het Turks is niet een gerechtstaal of taal die een rechter moet kunnen verstaan of begrijpen.
3De beoordeling
Een kort geding in het algemeenEen vordering in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt daarbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij de beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de vordering in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet in deze zaak het belang dat de vrouw heeft bij toewijzing van de vordering worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor de man als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
De vordering van de vrouw wordt afgewezen
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er op dit moment geen noodzaak bestaat om een voorlopige voorziening te treffen. Daarom wordt de vordering van de vrouw afgewezen.
De vrouw heeft verschillende stukken in het geding gebracht als onderbouwing van haar stelling dat de man zich niet aan de gemaakte afspraken over de verkoop van de woning heeft gehouden of dat hij zich daar in de toekomst niet aan gaat houden. Maar anders dan de vrouw meent, blijkt de juistheid van haar stelling niet uit die stukken. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de vrouw en haar advocaat verklaard dat zij willen toelichten waaruit blijkt dat de man niet wil meewerken, maar ook uit hun toelichting in de pleitnota volgt dat niet. De pleitnota ging namelijk enerzijds over vermeende tegenvorderingen van de man en voor het overige over het gedrag van de man (en de niet toegelaten geluidsfragmenten). In de pleitnota wordt niet eens gesteld dat en wanneer de man heeft laten weten dat hij niet (meer) wil meewerken. De vrouw heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat de man zich niet aan de gemaakte afspraken over de verkoop van de woning heeft gehouden of dat hij in de toekomst geen medewerking gaat verlenen aan de verkoop van de woning.
Sterker nog, tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw erkend dat de man al één van de drie benodigde handtekeningen heeft gezet om tot verkoop van de woning te komen (de handtekening onder de opdracht voor de makelaar). De man heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling bovendien via zijn advocaat aan (de advocaat van) de vrouw kenbaar gemaakt dat hij wil dat de woning wordt verkocht en alle daarvoor eventueel nog benodigde stukken wil ondertekenen. Hieruit kan vooralsnog geen andere conclusie worden getrokken dan dat de man tot nu toe wel meewerkt. De makelaar kan inmiddels ook aan de slag met de woning in de verkoop zetten. Als er nog documenten door de man moeten worden ondertekend om tot verkoop van de woning te komen, dan ligt het op de weg van de vrouw om die documenten (via de advocaten) naar de man te sturen. De man heeft daar, voorafgaand aan deze zaak èn tijdens de mondelinge behandeling, ook uitdrukkelijk om verzocht en naar gevraagd.
Uiteindelijk is slechts sprake van een niet onderbouwde vrees waarover opgemerkt kan worden: “Een mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest”. Omdat vooralsnog niet aannemelijk is dat de vrees van de vrouw dat het wel eens zo zou kunnen zijn dat de man geen handtekening onder een verkoopovereenkomst zet als zich uiteindelijk een potentiële koper heeft gemeld of op een andere manier in de toekomst geen medewerking verleent aan de verkoop van de woning, zich zal verwezenlijken, is er op dit moment geen reden om een voorlopige voorziening te treffen. Pas als de man zijn toezeggingen op enig moment aantoonbaar niet nakomt, kan er aanleiding zijn om daar anders over te oordelen.
De proceskosten
Het uitgangspunt in zaken tussen ex-echtelieden is dat de proceskosten worden gecompenseerd. Dit betekent dat beide partijen de eigen proceskosten betalen. De voorzieningenrechter ziet in de omstandigheden van deze zaak aanleiding om van dat uitgangspunt af te wijken. De vrouw heeft deze zaak namelijk doorgezet, ondanks een schriftelijke toezegging van de advocaat van de man dat de man medewerking wil verlenen aan de verkoop van de woning en, daarbij, het voorstel om alle benodigde documenten die moeten worden ondertekend aan de man toe te sturen. Door hier niet op in te gaan (het voorstel is ongemotiveerd afgewezen) en de zaak door te zetten, heeft de vrouw de man nodeloos op kosten gejaagd. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling ook niet kunnen uitleggen waarom zij niet op het verzoek van de man is ingegaan of een tegenvoorstel heeft gedaan. Onder deze omstandigheden is het redelijk dat de vrouw de proceskosten van de man betaalt. De proceskosten van de man worden begroot op:
- griffierecht € 320,00
- salaris advocaat € 715,00 (tarief eenvoudige zaak)
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.213,00
Uitvoerbaarheid bij voorraad
De proceskostenveroordeling wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4De beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt de vrouw in de proceskosten van € 1.213,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de vrouw niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet de vrouw € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2024.
3349 / 2009
© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733