Datum publicatie | 15-10-2024 |
Zaaknummer | C/16/547352 / FA RK 22-2384 |
Procedure | Tussenbeschikking |
Zittingsplaats | Utrecht |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | Kinderen; Jeugdbescherming / Jeugdwet; Overig; Straatverbod/contactverbod/huiselijk geweld |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie
Tussenbeschikking. In eerdere uitspraak oordeelde rechter al dat onderzoek naar (aard van) geweld tussen ouders nodig is. Aanvullend Raadsonderzoek geeft onvoldoende antwoord op de vragen. GI zal MASIC of vergelijkbaar onderzoek inzetten om zicht te krijgen op (mogelijk) geweld en gevolgen daarvan voor de veiligheid van de kinderen bij beide ouders, en voor de zorgregeling.
Volledige uitspraak
Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/547352 / FA RK 22-2384
Echtscheiding
Beschikking van 25 september 2024
in de zaak van:
[de moeder] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J.G.M. ter Avest,
tegen
[de vader] ,
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. A.E. Kievit.
De rechtbank merkt in deze zaak als belanghebbende aan:
de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland,
gevestigd in Utrecht,
hierna te noemen: de GI.
1De procedure
Het procesverloop blijkt uit de beschikkingen van 20 september 2023 en 15 februari 2024. De rechtbank heeft op 15 februari 2024 de beslissing op de verzoeken over de kinderen uitgesteld in afwachting van het verloop van de ondertoezichtstelling.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
-
het bericht van de vader van 12 juni 2024;
-
het bericht van de moeder van 12 juni 2024;
-
het verzoekschrift van de vader tot het gelasten van een onderzoek en aanvullende verzoeken m.b.t. de zorgregeling en vakantie, binnengekomen op 10 september 2024;
-
de brief van de moeder van 16 september 2024 met als bijlage de processtukken uit de recent gevoerde procedure over het vervallen verklaren en bekrachtigen van een door de GI aan de moeder gegeven schriftelijke aanwijzing;
-
het verweerschrift van de moeder van 17 september 2024 met productie 30 tot en met 47;
-
het concept aanvullend raadsonderzoek, ontvangen op 18 september 2024 van de advocaat van de moeder;
-
het bericht van de moeder van 18 september 2024 met productie 48.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 20 september 2024. Daarbij waren aanwezig:
-
de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
-
de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
-
[A] en [B] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad);
-
[C] namens de GI.
Op de zitting heeft de advocaat van de moeder een pleitnotitie overgelegd en voorgedragen.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de minderjarige kinderen van partijen in de gelegenheid te stellen om aan de rechter te vertellen wat zij van het verzoek vinden gelet op hun jonge leeftijd. De rechtbank is daartoe alleen verplicht bij kinderen die twaalf jaar of ouder zijn. Als ze jonger zijn mág de rechtbank dat doen. 1
Beide partijen hebben daarnaast verzoeken ingediend over de verdeling van de huwelijksgemeenschap. Deze zaak, bekend onder zaaknummer C/16/551959 / FA RK 23-342, zal tijdens een latere mondelinge behandeling worden besproken.
2Waar de procedure over gaat
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. De echtscheiding is uitgesproken in de beschikking van 15 februari 2024 en ingeschreven op [2024] .
Zij hebben samen kinderen:
-
[minderjarige 1] , geboren op [2016] in [geboorteplaats] ;
-
[minderjarige 2] , geboren op [2018] in [geboorteplaats] ;
-
[minderjarige 3] , geboren op [2020] in [geboorteplaats] .
[minderjarige 4] is geboren en overleden op [2021] in [plaats] .
In de beschikking van 15 december 2022 heeft de rechtbank een bijzondere curator benoemd voor de kinderen en heeft de rechtbank voorlopige voorzieningen getroffen.
Bij beschikking van 20 september 2023 heeft de rechtbank de voorlopige zorgregeling gewijzigd en de overige voorlopige voorzieningen in stand gelaten. De voorlopige zorgregeling is als volgt gewijzigd:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 3] verblijven met ingang van week 38 bij de vader:
o de ene week op zondag van 10.00 uur tot 18.30 uur (na het avondeten);
o de andere week op zaterdag van 15.30 uur (na de zwemles) tot en met zondag 18.30 uur (na het avondeten);
o waarbij de overdracht telkens plaatsvindt op het [locatie] in Utrecht;
-
de ouder waar de kinderen verblijven zal de kinderen en de spullen van de kinderen naar de andere ouder brengen;
-
voor [minderjarige 2] geldt geen voorlopige zorgregeling.
Bij beschikking van 29 januari 2024 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van de GI tot 29 januari 2025.
In de beschikking van 15 februari 2024 heeft de rechtbank bepaald dat:
-
de vader € 360,- per kind per maand moet betalen aan de moeder als bijdrage in de kinderalimentatie;
-
het verzoek om partneralimentatie wordt afgewezen;
-
een voorlopige informatieregeling wordt vastgesteld;
-
een voorlopige zorgregeling wordt vastgesteld:
o iedere vrijdagmiddag om 16.30 uur hebben de kinderen en de vader een videobelmoment voor de duur van in ieder geval vijf minuten;
o de kinderen zijn eerst twee weken achter elkaar, vanaf het moment dat Het Opstapje beschikbaar is, op zondag bij de vader van 10.00 uur tot 14.00 uur, waarbij de overdracht en het omgangsmoment worden begeleid door hulpverlening van Het Opstapje en waarbij de partner van de vader en haar kind niet aanwezig zijn bij de omgang;
o op de twee zondagen daarna zijn de kinderen van 10.00 uur tot 18.30 uur bij de vader, waarbij de overdracht wordt begeleid door Het Opstapje en waarbij de partner van de vader en haar kind niet aanwezig zijn bij de omgang;
o daarna zijn de kinderen de ene week op zondag van 10.00 uur tot 18.30 uur (na het avondeten) bij de vader en de andere week op zaterdag van 15.30 uur (na de zwemles) tot en met zondag 18.30 uur (na het avondeten), waarbij de overdracht zo lang als nodig wordt begeleid door Het Opstapje.
De rechtbank moet nog beslissen op de verzoeken van de vader om:
-
de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem vast te stellen;
-
een (voorlopige) opbouwregeling vast te stellen om het contact tussen de vader en de kinderen weer op te starten:
o tijdens de eerste twee weken: op zondag van 10.00 uur tot 18.30 uur (na het eten), onder begeleiding van de opvoedondersteuning;
o daarna gedurende twee weken: van donderdag na school tot vrijdag naar school;
o daarna: in de oneven week van woensdag na school tot vrijdag naar school en de andere week van vrijdagmiddag na school tot zondagochtend en in de even week van vrijdag uit school tot zondag 10.00 uur;
o na twaalf weken wordt deze regeling geëvalueerd met de ouders en de hulpverlening en wordt gekeken of er uitbreiding kan plaatsvinden naar de hieronder genoemde definitieve zorgregeling;
-
een definitieve zorgregeling vast te stellen, in die zin dat [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wekelijks van woensdag na school tot vrijdag naar school bij de vader zijn en in de even weken aansluitend daaraan een weekend van vrijdag uit school tot maandag naar school, waarbij de overdracht dus volledig via school plaatsvindt;
-
een verdeling van de vakanties van het schooljaar 2024/2025 vast te stellen;
-
te bepalen dat partijen jaarlijks in september een vakantieregeling vaststellen met als uitgangspunt een verdeling bij helfte aan de hand van het jaarschema van de scholen;
-
een deskundigenonderzoek gelasten waarbij op basis van de MASIC en NICHD methode bij beide ouders en zo nodig de kinderen onderzoek wordt gedaan of er sprake is (geweest) van intieme terreur en/of ouderverstoting en welke interventies er passend zouden kunnen zijn;
-
partijen te verwijzen naar Dynamiek jeugd voor het volgen van een passend traject voor omgangsbegeleiding, overdrachtsbegeleiding en ouderondersteuning.
De rechtbank moet nog beslissen op de verzoeken van de moeder om:
-
de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar vast te stellen;
-
te bepalen dat een voorlopige zorgregeling zal gelden van (primair) eens in de week een begeleide zorgregeling van vier uur, of (subsidiair) een zorgregeling van een dag door de week, zodat hulpverlening kan worden ingezet;
-
te bepalen dat de hulpverlening voor de ouders (en eventueel de kinderen) ingezet zal gaan worden via Dynamiek Jeugd in Utrecht.
De moeder refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het verzoek van de vader om een MASIC en de NICHD onderzoek/interview af te nemen bij de ouders en de kinderen.
3De beoordeling
De beslissing
De rechtbank zal bepalen dat hulpverlening vanuit Dynamiek Jeugd moet worden ingezet en zal de voorlopige zorgregeling wijzigen. De definitieve beslissing over de zorgregeling en de hoofdverblijfplaats houdt de rechtbank aan. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissingen neemt.
Hulpverlening en een opbouwende omgangsregeling
Vast staat dat er tussen de vader en de kinderen al ruim tweeëneenhalve maand geen omgang is geweest. In juni 2024 verbleven de kinderen gemiddeld 35,5 uur per twee weken bij de vader. Na een incident met een begeleider vanuit Het Opstapje is de omgang geheel stil komen te liggen. Iedereen is het erover eens dat dit zo snel mogelijk weer moet worden opgestart. Partijen willen graag dat Dynamiek Jeugd betrokken wordt, zodat zij hulp kunnen bieden bij de begeleiding van de omgang tussen de vader en de kinderen, opvoedondersteuning kunnen bieden aan beide ouders en hulp én begeleiding voor de kinderen zelf kunnen inzetten. De GI heeft toegelicht dat Spoor030 hiermee bezig is, maar dat de financiering nog niet rond is. De rechtbank vindt het heel belangrijk dat Dynamiek Jeugd zo snel mogelijk kan starten. Deze hulpverlening is hard nodig. Daarom zal de rechtbank bepalen dat die hulpverlening moet worden ingezet.
Verder vindt de rechtbank het belangrijk dat de GI op zoek gaat naar een organisatie die een onderzoek kan verrichten door het afnemen van de MASIC (Mediator’s Assessment of Safety Issues and concerns) of een vergelijkbaar risico-taxatie instrument. De rechtbank heeft daar in de beschikking van 15 februari 2024 al het volgende over opgemerkt:
“Het verbale en fysieke geweld is gestopt nadat de relatie is geëindigd. Tegelijkertijd beschuldigen partijen elkaar nog wel van andere zaken die zorgwekkend zijn. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen of de moeder de kinderen ‘losweekt’ van de vader, zoals de vader stelt, of dat de vader zich controlerend opstelt naar de moeder door door haar straat te rijden. Partijen hebben hun stellingen daarover niet onderbouwd. Wel merkt de rechtbank op dat beide typen gedragingen kunnen duiden op wat wel intieme terreur wordt genoemd, waarbij sprake is van een patroon van macht en controle (al dan niet via de kinderen). De rechtbank vindt het wel van belang dat hiervoor aandacht is, ook in het kader van de ondertoezichtstelling. Of van geweld sprake is (geweest), en zo ja, welk soort geweld aan de orde is, is immers relevant voor de vraag, welke hulpverlening en interventies passend zijn, zowel voor de ouders als de kinderen, en is ook relevant voor de uiteindelijke verdeling van de zorg- en opvoedtaken tussen de ouders.”
De Raad heeft in deze passage aanleiding gezien om een aanvullend onderzoek te doen. Dat is echter een ‘klassiek’ aanvullend Raadsonderzoek, waarbij de ouders en informanten zijn gesproken. Dit aanvullende onderzoek geeft echter onvoldoende antwoord op de vragen die bij de rechtbank ten tijde van de vorige beschikking leefden, en nog steeds leven. Het gaat dan om de vraag of, en zo ja welk patroon van geweld er tussen partijen heeft gespeeld, en/of nog steeds speelt. Is er sprake geweest van situationeel geweld? Is sprake van een patroon van (psychisch) geweld dat ook nadat partijen uit elkaar zijn gegaan doorloopt, en zo ja, wie doet dan wat tegen wie, en met welke impact? En wat betekenen de antwoorden op het voorgaande voor de veiligheid van de kinderen bij beide ouders en voor (de begeleiding van) de omgang? Op deze vragen wil de rechtbank graag een antwoord.
De GI heeft tijdens de zitting toegezegd dat zij de MASIC of een soortgelijk onderzoek zal laten afnemen. De rechtbank wijst daarbij nog op de uitspraak van deze rechtbank in een andere zaak, met dezelfde GI, waarin dat ook aan de orde is geweest (ECLI:NL:RBMNE:2024:5293). De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de GI een dergelijk onderzoek kan inzetten.
De ouders hebben op de zitting afspraken gemaakt over een opbouwende (begeleide) omgangsregeling. Eerst hebben de kinderen begeleid contact met de vader op vrijdag, mits Dynamiek Jeugd dan beschikbaar is. Als dat niet het geval is wordt in overleg een andere dag vastgelegd. Het hangt af van de capaciteit van Dynamiek Jeugd wat de duur van het contact kan zijn. Als Dynamiek Jeugd vindt dat deze omgang goed verloopt, wordt de omgang uitgebreid naar de donderdag (naast de vrijdag). Ook hiervoor geldt dat het van de capaciteit van Dynamiek Jeugd afhangt wat de duur van het contact kan zijn. Als Dynamiek Jeugd vindt dat ook die omgang goed verloopt, wordt toegewerkt naar een uitbreiding van de omgang, waarbij er ongeveer 35,5 uur contact per twee weken zal zijn, waarbij het oordeel van Dynamiek Jeugd leidend is bij de vraag hoe die uitbreiding eruit ziet en in hoeverre de omgang begeleid is. Op de zitting is besproken dat de moeder ook graag een weekend met de kinderen wil doorbrengen. Partijen zullen in overleg met Dynamiek Jeugd moeten overleggen hoe de omgang ingericht kan worden. Partijen zullen ook in overleg met Dynamiek Jeugd afspraken moeten maken over de vakanties en de feestdagen in de komende periode.
In afwachting van de hulpverlening houdt de rechtbank de beslissing over de hoofdverblijfplaats en de definitieve zorgregeling aan..
Vervolg van de procedure
Op de zitting is afgesproken dat de procedure wordt aangehouden voor de duur van vier maanden. De huidige ondertoezichtstelling loopt tot 29 januari 2025. Dat betekent dat er een gerede kans is dat er in januari 2025 een zitting zal zijn voor de verlenging van de ondertoezichtstelling. De verzoeken over de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling worden dan gelijktijdig met de eventuele verlenging van de ondertoezichtstelling behandeld in januari 2025.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.
4De beslissing
De rechtbank:
bepaalt dat voor het gezin hulpverlening moet worden ingezet vanuit Dynamiek Jeugd, waarbij moet worden ingezet op ondersteuning voor de kinderen, begeleiding van de omgang en/of opvoedondersteuning bij beide ouders;
wijzigt de voorlopige zorgregeling zoals vastgesteld in de beschikking van 15 februari 2024 en stelt de volgende opbouwende voorlopige zorgregeling vast:
-
eerst verblijven [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder begeleiding van Dynamiek Jeugd op vrijdag bij de vader, of op een andere dag de beschikbaarheid van Dynamiek Jeugd daartoe noopt;
-
als dat goed verloopt, verblijven [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder begeleiding op donderdag en vrijdag bij de vader, of op andere dagen indien de beschikbaarheid van Dynamiek Jeugd daartoe noopt;
-
als dat goed verloopt, wordt opgebouwd naar een regeling waarbij de kinderen evenveel uren bij de vader verblijven als zij in juni 2024 deden, te weten circa 35,5 uren per twee weken, al dan niet (deels) begeleid;
-
waarbij Dynamiek Jeugd de regie heeft over de duur en vorm van de omgang en waarbij het aan Dynamiek Jeugd is om te bepalen wanneer de omgang goed genoeg verloopt om het contact verder uit te kunnen breiden;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de beslissing over de hoofdverblijfplaats en de definitieve zorgregeling met de verdeling van de vakanties en feestdagen aan en bepaalt dat partijen worden opgeroepen voor een nader te bepalen zittingsdatum in januari 2025;
houdt de verzoeken over de vermogensrechtelijke afwikkeling aan.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. T. Dopheide, (kinder)rechter, in samenwerking met de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 september 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden. SC |
© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733