Datum publicatie | 30-10-2024 |
Zaaknummer | C/10/673768 / FA RK 24-1170 |
Procedure | Beschikking |
Zittingsplaats | Rotterdam |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | Familievermogensrecht; Par. 7.4 Opheffing van de gemeenschap bij beschikking |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie
Rechtbank wijst het verzoek van de vrouw om de huwelijksgemeenschap ex art. 1:109 BW per datum indiening verzoekschrift op te heffen toe. De man is ondernemer en gebleken is dat hij een aantal jaren geen aangifte heeft gedaan bij de Belastingdienst, zodat zij ambtshalve aanslagen hebben opgelegd. Recent is de onderneming failliet verklaard. hij heeft lichtvaardig schulden gemaakt. De vrouw is voornemens om ook afstand te doen van de huwelijksgemeenschap.
Volledige uitspraak
Team familie
Zaaknummer / rekestnummer: C/10/673768 / FA RK 24-1170
Beschikking van 5 juni 2024 over opheffing van de huwelijksgoederengemeenschap
in de zaak van:
[naam 1] , hierna: de vrouw,
wonende te [plaatsnaam 1] ,
advocaat mr. J-M.F. Honders te Rotterdam,
t e g e n
[naam 2] , hierna: de man,
wonende te [plaatsnaam 1] ,
advocaat mr. P.P.G. Bissessur te Rotterdam.
1De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 13 februari 2024;
-
de referteverklaring met bijlage van de man van 14 februari 2024;
-
het bericht van de man van 15 april 2024;
-
het bericht van de vrouw van 15 april 2024.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 21 mei 2024. Daarbij zijn partijen met hun advocaten verschenen.
2De vaststaande feiten
Partijen zijn op [datum] in [plaatsnaam 2] met elkaar gehuwd.
Zij zijn de ouders van twee minderjarige kinderen.
De man en de vrouw hebben de Nederlandse nationaliteit.
3De beoordeling
Opheffing van de huwelijksgemeenschap
De vrouw verzoekt de huwelijksgemeenschap op te heffen. Zij stelt dat de man, haar echtgenoot, op lichtvaardige wijze schulden maakt en legt ter onderbouwing daarvan een schuldenoverzicht over.
De man refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Op grond van artikel 1:109 van het BW kan een echtgenoot opheffing vragen van de huwelijksgemeenschap, wanneer de andere echtgenoot op lichtvaardige wijze schulden maakt, de goederen van de gemeenschap verspilt, handelingen verricht die kennelijk indruisen tegen het bestuur van de andere echtgenoot over de goederen van de gemeenschap, of weigert de nodige inlichtingen te geven over de stand van de goederen van de gemeenschap en van de daarop rustende verhaalbare schulden en het over die goederen gevoerde bestuur. Op grond van artikel 1:99 lid 1 onder d BW wordt bij toewijzing van het verzoek tot opheffing van de gemeenschap de gemeenschap ontbonden op het tijdstip van indiening van het verzoek.
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw, als niet weersproken en op de wet gegrond, toewijzen. De man is ondernemer en gebleken is dat hij een aantal jaren geen aangifte heeft gedaan bij de Belastingdienst, zodat zij ambtshalve aanslagen hebben opgelegd. Recent is de onderneming failliet verklaard. De mogelijkheid bestaat dat de curator de man als bestuurder aansprakelijk wil gaan stellen voor de financiële situatie van de onderneming. Al met al blijkt hieruit dat de man lichtvaardig schulden maakt of heeft gemaakt en handelingen heeft verricht die kennelijk indruisen tegen het bestuur van de andere echtgenoot over de goederen van de gemeenschap. De vrouw is voornemens om ook afstand te doen van de huwelijksgemeenschap.
Proceskosten
Gelet op de aard van de procedure zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.
4De beslissing
De rechtbank:
heft met ingang van 13 februari 2024 op de huwelijksgemeenschap van partijen, getrouwd op [datum] in [plaatsnaam 2] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.C.A. de Groot, rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. J. Veldthuis, griffier, op 5 juni 2024. |
||
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt voor het instellen van hoger beroep een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere manier bekend is geworden.
© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733