Datum publicatie | 25-11-2024 |
Zaaknummer | C/16/580535 / JE RK 24-1417 |
Procedure | Eerste aanleg - enkelvoudig |
Zittingsplaats | Utrecht |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | Jeugdbescherming / Jeugdwet; Uithuisplaatsing 1:265a e.v. BW; Overig; Straatverbod/contactverbod/huiselijk geweld |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie
Verlenging UHP met 3 mnd, aanhouding overige 3 mnd. Intensieve (trauma)therapie kind net gestart. UHP voor hem ingrijpend. Voor moeder niet precies duidelijk wat zij moet doen voor terugplaatsing bij haar, terwijl perspectief wel bij haar is. Baart rechter zorgen. Moet werk gemaakt worden van begeleiding moeder bij vw voor terugplaatsing. Daarom kortere verlenging. Gelet op huiselijk geweld kan van moeder niet gevergd worden dat zij beter met de vader gaat communiceren. Moeder moet als hoofdopvoeder juist gesteund worden.
Volledige uitspraak
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/580535 / JE RK 24-1417
Datum uitspraak: 30 september 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND,
hierna te noemen: de GI,
gevestigd te Utrecht,
over
[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2016 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[vader] ,
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .
1Het verloop van de procedure
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 30 augustus 2024;
- het bericht van [instelling] van 27 augustus 2024.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 30 september 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- [A] namens de GI.
2De feiten
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
[minderjarige] verblijft bij [instelling] in [plaats] .
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 25 april 2024 een machtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, tot 25 oktober 2024.
3Het verzoek
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Door een gebrek aan communicatie, structuur en duidelijkheid tussen de GI, [instelling] en de moeder was er sprake van een valse start, maar [minderjarige] zet nu kleine stapjes in de goede richting. Er lijkt sprake te zijn van stabilisatie van [minderjarige] door duidelijke afspraken, onder meer over het verlof bij de moeder. Dit neemt niet weg dat er nog veel stappen gezet moeten worden. De (trauma)behandeling van [minderjarige] in de vorm van PMT is net gestart en er wordt nog gezocht naar een passende vorm van dagbesteding en/of onderwijs. Dit zal veel vragen van [minderjarige] . De GI vindt het belangrijk dat deze stappen worden gezet vanuit de stabiele omgeving van [instelling] . Daar komt bij dat de moeder moet voldoen aan de opgestelde terugplaatsingsvoorwaarden. Zij is hiertoe bereid en heeft hiervoor zelf de eerste stap gezet, maar zij heeft hier ook tijd en ruimte voor nodig. Een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] is daarom nog nodig. De GI acht een periode van zes maanden passend, gelet op de stappen die nog gezet moeten worden.
4De standpunten
De moeder is het er mee eens dat [minderjarige] nog niet terug kan naar huis, maar zij vindt zes maanden te lang. De GI heeft haar ook niet duidelijk verteld dat zij een verzoek tot verlenging van een half jaar zouden indienen. De moeder ziet dat het goed gaat met [minderjarige] op de groep. Hij is rustiger, aanvaardt de regels - zowel thuis als op de groep - en schopt, scheldt en slaat niet meer. Ze maakt zich wel zorgen over het feit dat [minderjarige] al bijna een jaar niet naar school gaat en dat hij vrijwel geen dagbesteding heeft. Verder heeft de moeder tijdens de zitting opgemerkt dat zij maar weinig contact heeft met de GI en dat zij ondersteuning van de GI mist. Daarnaast is het voor haar niet helemaal duidelijk wat zij precies moet doen om ervoor te zorgen dat [minderjarige] weer bij haar kan wonen.
De vader vindt een verlenging van zes maanden ook te lang. Verder heeft hij tijdens de zitting verklaard dat hij [minderjarige] nu eens per vier weken ziet, maar dat hij dat te weinig vindt. Hij zou [minderjarige] graag eens per twee weken zien en dan leuke dingen met [minderjarige] kunnen doen, zoals zwemmen of een ijsje eten.
5De beoordeling
De kinderrechter zal de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie voor jeugdhulpverlening verlengen voor de duur van drie maanden, dus tot 25 januari 2025, en de beslissing op het verzoek voor het overige gedeelte aanhouden. Hierna zal de kinderrechter deze beslissing uitleggen.
De kinderrechter begrijpt dat de GI een periode van zes maanden passend vindt, gelet op de intensieve (trauma)therapie van [minderjarige] die pas net gestart is. Dit zal veel van [minderjarige] vragen en het is goed dat hij deze behandeling volgt vanuit een stabiele omgeving. De kinderrechter heeft tijdens de zitting echter ook gehoord dat voor de moeder niet precies duidelijk is wat zij moet doen om ervoor te zorgen dat [minderjarige] bij terug bij haar kan worden geplaatst, terwijl het perspectief van [minderjarige] wel bij de moeder ligt. Dit baart de kinderrechter zorgen, want de kinderrechter ziet ook dat de moeder goed in de samenwerking is en wil doen wat nodig is. [minderjarige] is bovendien een jong kind, voor wie de tijd bij een uithuisplaatsing met het oog op de aanvaardbare termijn extra kostbaar is. De kinderrechter vindt daarom een verlenging van zes maanden te lang. Zij vindt het van belang dat er werk gemaakt wordt van de begeleiding van de moeder bij de voorwaarden voor terugplaatsing. De kinderrechter begrijpt dat de GI niet alles kan overnemen van de moeder, maar zij moet de moeder daarin wel meer begeleiden en ondersteunen dan zij nu doen. De kinderrechter wil daarom uiterlijk 11 januari 2025 van de GI de stand van zaken weten wat er is gebeurd en of er aan de terugplaatsingsvoorwaarden wordt gewerkt.
Verder deelt de kinderrechter de zorg van de moeder dat [minderjarige] al lang niet naar school gaat. Het is belangrijk om te kijken naar wat [minderjarige] aan kan, maar de kinderrechter vindt ook dat de GI hier zorgvuldig naar moet kijken. [minderjarige] gaat al een jaar niet naar school en heeft inmiddels een behoorlijke achterstand opgelopen. Dat is ook gelet op zijn leeftijd zorgelijk.
Tot slot heeft de kinderrechter in de stukken gelezen dat de ouders (op termijn) moeten gaan werken aan het verbeteren van hun communicatie. De kinderrechter vindt deze mededeling in deze situatie te kort door de bocht. Het is belangrijk dat de GI zich realiseert dat de moeder, en ook de kinderen, een belaste voorgeschiedenis hebben met de vader, waarin onder meer sprake was van huiselijk geweld. Dit volgt ook uit de stukken. Daarnaast heeft [minderjarige] zorgelijke dingen verteld over seksueel grensoverschrijdend gedrag door de vader naar hem toe. De vader betwist dat. Het is (nog) niet duidelijk wat er wel en niet is gebeurd. Tijdens de zitting erkende de vader dat hij de moeder nog regelmatig berichten stuurt, terwijl zij dat niet wil. In deze situatie kan van de moeder niet worden gevergd dat zij met de vader ‘beter gaat communiceren’. Het is van belang dat de moeder, die de hoofdopvoeder en verzorger is van [minderjarige] en bij wie [minderjarige] na de uithuisplaatsing weer zal gaan wonen wordt ondersteund, en niet dat iets van haar gevraagd wordt wat zij niet alleen niet kan, maar wat de moeder alleen maar meer belast. Van belang is immers ook dat de draagkracht van de moeder voldoende blijft.
De beslissing
De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 25 januari 2025;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting, gelegen voor 24 januari 2025, waarvoor de vader, de moeder en de GI dienen te worden opgeroepen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2024 door mr. T. Dopheide, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. Hoogeveen-van de Vrede als griffier, en op schrift gesteld op 10 oktober 2024. |
||
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS! |
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER! |
|
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS! |
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
-
door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
-
door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.
© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733