Rechtbank Den Haag 14-11-2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:19871

Datum publicatie02-12-2024
ZaaknummerC/09/673154 / JE RK 24-1742
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsDen Haag
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; Uithuisplaatsing 1:265a e.v. BW
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Verlenging machtiging uithuisplaatsing. De minderjarige voelt zich afgewezen door beide ouders. Op momenten dat ze hen nodig heeft lukt het de vader en de moeder niet altijd om haar te ondersteunen. Gebleken is dat zowel de vader als de moeder, na de suïcidepoging van de minderjarige, niet in staat bleken te zijn te verschijnen op de afspraak met de crisis-GGZ. Als gevolg hiervan heeft de minderjarige sindsdien geen passende hulpverlening gekregen voor haar suïcidepoging. De komende periode dient naast de benodigde hulpverlening ook te worden gewerkt aan de onderlinge relatie tussen de minderjarige, de vader en de moeder. Gelet op de moeizame relatie tussen de minderjarige en haar ouders is thuisplaatsing momenteel niet in haar belang.

Volledige uitspraak


RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht

Zaaknummer: C/09/673154 / JE RK 24-1742

Datum uitspraak: 14 november 2024

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,

over

[de minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2008 in Woerden,

hierna te noemen: [de minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,

wonende in [woonplaats 1] ,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,

wonende in [woonplaats 2] .

1Het verloop van de procedure

1.1.

De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:

- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 27 september 2024.

1.2.

De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 november 2024. Daarbij waren aanwezig:

  • [naam] , namens de gecertificeerde instelling;

  • de vader;

- de moeder.

1.3.

De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar haar mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter met toestemming van [de minderjarige] samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2De feiten

2.1.

De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .

2.2.

[de minderjarige] woont bij een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.

2.3.

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 23 november 2023 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 23 november 2024.

2.4.

De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 15 mei 2024 de machtiging verlengd [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 23 november 2024.

3Het verzoek

3.1.

De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3.2.

De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [de minderjarige] verblijft sinds november 2023 op een leefgroep in [plaats 1] . Na de verlenging van mei 2024 werd op de groep gezien dat [de minderjarige] zich beter aan afspraken hield en actief had gesolliciteerd naar een baan. Ook het contact met haar ouders leek te verbeteren. In juli 2024 heeft [de minderjarige] echter een suïcidepoging gedaan door 47 paracetamol in te nemen. [de minderjarige] is vervolgens met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. De psychiater heeft haar beoordeeld als niet-suïcidaal. Naar aanleiding van de suïcidepoging is [de minderjarige] op de crisis-GGZ aangemeld. Doordat de vader en de moeder niet in de gelegenheid waren om naar de afspraak te komen heeft de GGZ het dossier van [de minderjarige] gesloten. [de minderjarige] staat inmiddels op de reguliere wachtlijst van de GGZ. Daarnaast zijn er zorgen over de schoolgang van [de minderjarige] . Sinds november 2023 is ze niet meer naar school geweest. Inmiddels is ze aangemeld voor een BBL-opleiding in Alphen a/d Rijn. Ook wordt gezien dat [de minderjarige] het gezag van de groep negeert en tegen de veiligheidsafspraken in, maar met toestemming van de vader en de moeder, bij haar vriend logeert. De aanmeldreden voor [de minderjarige] waren zorgen over contact met oudere mannen. Doordat de veiligheidsafspraken worden genegeerd is er geen zicht op de veiligheid van [de minderjarige] op de momenten dat ze niet op de groep verblijft. Er is zicht op een nieuwe woonplek voor [de minderjarige] op een groep van [instelling] in [plaats 2] . Totdat hulpverlening daar kan worden opgestart zal [de minderjarige] gesprekken hebben met een gedragswetenschapper zodat ze in de tussentijd met iemand kan spreken over haar problematiek. De gecertificeerde instelling wil naast de huidige hulpverlening meer intensieve hulpverlening voor [de minderjarige] opstarten. De gecertificeerde instelling wil hulpverlening inzetten voor traumabehandeling, identiteitsontwikkeling en het verbeteren van het zelfbeeld van [de minderjarige] . Ook zal de gecertificeerde instelling onderzoeken welke hulpverlening voor de vader en de moeder kan worden ingezet. Er dient voldoende aandacht te zijn voor het verbeteren van de relatie tussen [de minderjarige] en haar beide ouders. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling van de kinderrechter vernomen dat [de minderjarige] graag bij de vader wil wonen. Tot op heden had de gecertificeerde instelling van [de minderjarige] vernomen dat ze niet meer thuis wilde wonen. Naar aanleiding van de (nieuwe) wens van [de minderjarige] zal de gecertificeerde instelling de komende periode hulpverlening inzetten die nodig is om dit te verwezenlijken. Hierbij is het belangrijk dat thuisplaatsing gedoseerd wordt opgebouwd en dit goed gemonitord wordt.

4De standpunten

4.1.

Door de vader is ingestemd met het verzochte. De vader stelt dat het de afgelopen maanden beter gaat met [de minderjarige] . Ten aanzien van de woonwens van [de minderjarige] merkt de vader op dat hij ziet dat ze regelmatig van mening verandert. Hij heeft ter zitting aangegeven zich te willen inzetten voor thuisplaatsing van [de minderjarige] . De vader geeft hierbij wel aan dat hij, net als de gecertificeerde instelling, van mening is dat dit voorzichtig en niet gehaast dient te gebeuren.

4.2.

De moeder heeft zicht niet uitdrukkelijk uitgelaten over het verzoek. De moeder stelt dat ze regelmatig botst met de jeugdbeschermer en vindt dat de jeugdbeschermer zaken over de vader en de moeder vaak negatief neerzet op papier. Ze heeft aangegeven vanwege omstandigheden niet in de gelegenheid te zijn geweest om aan te sluiten bij het gesprek met de crisis-GGZ, maar benadrukt dat ze [de minderjarige] op de dagen net na de suïcidepoging heeft bezocht.

5De beoordeling

5.1.

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).

5.2.

De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er zijn nog altijd ernstige zorgen over [de minderjarige] . [de minderjarige] verblijft inmiddels een jaar in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Als gevolg van de scheiding van de vader en de moeder is er sprake van een ingewikkeld gezinssysteem. [de minderjarige] voelt zich afgewezen door beide ouders. Op momenten dat ze hen nodig heeft lukt het de vader en de moeder niet altijd om haar te ondersteunen. Gebleken is dat zowel de vader als de moeder, na de suïcidepoging van [de minderjarige] , niet in staat bleken te zijn te verschijnen op de afspraak met de crisis-GGZ. Als gevolg hiervan is [de minderjarige] op de wachtlijst van de GGZ gezet en heeft ze sindsdien geen passende hulpverlening gekregen voor haar suïcidepoging. Ter zitting hebben beide ouders aangegeven waarom het hen niet is gelukt om naar de afspraak te komen. De kinderrechter benadrukt de ernst van het voorval en de noodzaak van betrokkenheid en steun voor [de minderjarige] . Hoewel de kinderrechter uiteraard ook op de hoogte is van de lange wachtlijsten in de jeugdzorg, is zij van oordeel dat het zeer kwalijk is dat er nog steeds geen passende hulpverlening is opgestart voor [de minderjarige] na de suïcidepoging van afgelopen juli. Dit dient de komende periode te worden opgestart. Naast deze hulpverlening is het noodzakelijk dat er gewerkt wordt aan traumaverwerking, verbetering van het zelfbeeld van [de minderjarige] en haar identiteitsontwikkeling. Ook dient er gewerkt te worden aan de onderlinge relatie tussen [de minderjarige] , de vader en de moeder. De gecertificeerde instelling dient te onderzoeken of en welke hulpverlening hiervoor helpend kan zijn. Het is daarnaast ook zorgelijk dat [de minderjarige] al geruime tijd geen onderwijs heeft gevolgd. De komende periode zal ze starten met een BBL-opleiding waarvoor ze gemotiveerd is. Ook het verloop van de opleiding dient goed gemonitord te worden.

5.3.

Gelet op de moeizame relatie tussen [de minderjarige] , de vader en de moeder is thuisplaatsing momenteel nog niet in haar belang. De gecertificeerde instelling heeft aangegeven dat er een binnenkort een nieuwe plek voor [de minderjarige] beschikbaar is op een groep van [instelling] in [plaats 2] . Dit betekent dat de hulpverlening voor [de minderjarige] in deze regio zal worden opgestart. In de tussenliggende periode zal [de minderjarige] hulpverlening van haar huidige gedragswetenschapper ontvangen. [de minderjarige] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter uitgesproken dat ze in de toekomst graag bij de vader wil wonen. Voordat dit mogelijk is dient er veel te gebeuren. Het is van belang dat [de minderjarige] zeker is van thuisplaatsing bij de vader. De afgelopen periode is ze meermaals van mening veranderd. Voor het werken aan thuisplaatsing is het belangrijk dat [de minderjarige] volledig achter haar keuze staat. De kinderrechter acht het daarnaast noodzakelijk dat de gecertificeerde instelling onderzoek doet naar het gezinssysteem. Er dient gekeken te worden welke hulpverlening kan worden ingezet om thuisplaatsing te realiseren. Ook is het belangrijk dat gewerkt wordt aan de relatie tussen [de minderjarige] en de vader. [de minderjarige] heeft er behoefte aan om met de vader te spreken over haar gevoelens en emoties. Het zou [de minderjarige] enorm helpen als zij hier vaker met hem over kan spreken. De kinderrechter dringt er dan ook op aan dat hij dit zal proberen te doen. Het is belangrijk dat [de minderjarige] zich gehoord en gezien voelt. Gelet op de ernst van de zorgen acht de kinderrechter een verlenging van de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een jaar dan ook noodzakelijk.

5.4.

De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW) . Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW) .

6De beslissing

De kinderrechter:

6.1.

verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 23 november 2025;

6.2.

verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 23 november 2025;

6.3.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. N.I.S. Boers, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2024, in aanwezigheid van I.M. Kroon als griffier, en op schrift gesteld op 25 november 2024.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;

  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733