Rechtbank Amsterdam 24-10-2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:7109

Datum publicatie03-12-2024
ZaaknummerC/13/756223 / KG ZA 24-757
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Dwangsom bij omgang; Geen omgang (een van) ouders
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Rb: dit is een ernstige zaak. Moeder houdt de (nog zeer jonge) kinderen al bijna een jaar weg van en verborgen voor vader. Vader wordt onttrokken aan het ouderlijk gezag. Niemand weet waar moeder (met de kinderen) verblijft, ook de politie en de Raad niet, zelfs haar advocaat niet. Moeder verschijnt niet op de zittingen in dit kort geding. Tussenvonnis: veroordeling om "live" mee te werken aan onderzoek door Raad. Waarschuwing dat de kinderen als ze niet meewerkt voorlopig aan vader zullen worden toevertrouwd. Met dwangsom.

Volledige uitspraak


vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel

Vonnis in kort geding van 24 oktober 2024

in de zaken

met zaaknummers / rolnummers: C/13/755060 KG ZA 24-706 (zaak 1) en C/13/756223 / KG ZA 24-757 (zaak 2) van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiser bij dagvaardingen van 13 augustus 2024 en 13 september 2024,

advocaat mr. K. Walburg te Alkmaar,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. S. Klootwijk te Breda.

Partijen zullen hierna vader en moeder worden genoemd.

1De procedure

1.1.

Op de zitting van 22 augustus 2024 heeft vader de vordering zoals omschreven in de dagvaarding in zaak 1 toegelicht. Moeder heeft bij monde van haar advocaat verweer gevoerd. Op die zitting was vader aanwezig met mr. Walburg en was aan de zijde van moeder alleen mr. S.E.C. Segeren-Krijnen aanwezig, als waarnemer van mr. Klootwijk. Vader heeft producties ingediend. Aan het eind van de zitting is mondeling (tussen)vonnis gewezen, en bepaald dat de mondelinge behandeling zal worden voorgezet op 23 september 2024, waarvoor de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) zal worden uitgenodigd.

1.2.

In de aanloop naar die voortgezette behandeling is vader nog een kort geding gestart (zaak 2) met het verzoek die zaak gelijktijdig te behandelen met de eerst aanhangig gemaakte zaak. Dat verzoek is gehonoreerd. Moeder heeft verzocht digitaal te mogen deelnemen aan de vervolgzitting omdat zij bang stelt te zijn voor vader, maar dat verzoek is afgewezen. De griffier heeft moeder meegedeeld dat desgewenst parketpolitie zou kunnen worden ingeschakeld.

1.3.

Ook op de zitting van 23 september 2024 was vader aanwezig met mr. Walburg en was aan de zijde van moeder alleen mr. Segeren-Krijnen aanwezig. Er was ook een vertegenwoordiger van de Raad aanwezig. Beide partijen hebben producties overgelegd en hun standpunten toegelicht. De Raad heeft advies uitgebracht. Vervolgens is de Raad verzocht te onderzoeken waar moeder met de kinderen verblijft en hoe het met de kinderen gaat, en is bepaald dat de mondelinge behandeling zal worden voortgezet op 17 oktober 2024.

1.4.

Op de zitting van 17 oktober 2024 was vader aanwezig met mr. L.C. Fuijkschot, die waarnam voor mr. Walburg. Aan de zijde van moeder was mr. Segeren-Krijnen aanwezig. Ook de Raadsvertegenwoordiger was weer aanwezig. Beide partijen hadden aanvullende stukken overgelegd en de Raad een rapport. Na debat is bepaald dat (tussen)vonnis zal worden gewezen op 24 oktober 2024 of zoveel eerder als mogelijk.

2De feiten

2.1.

Partijen hebben samen twee kinderen:

  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2021 en

  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2022.

Het ouderlijk gezag over deze kinderen wordt door partijen samen uitgeoefend.

2.2.

Bij beschikking van 7 februari 2024 heeft de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, een voorlopige zorgregeling vastgesteld, inhoudend dat de kinderen op de woensdagen van 9.30 uur tot 19.00 uur bij vader zijn.

2.3.

Omdat moeder die regeling niet nakwam en zichzelf en de kinderen voor vader verborgen hield, is bij beschikking van 20 juni 2024, op verzoek van vader, een dwangsom verbonden aan de verplichting van moeder om de vastgestelde omgangsregeling na te komen. Deze beslissing is als volgt gemotiveerd:

“(…)

5.8. (…)

Zij heeft nu verstrekkende aantijgingen gedaan richting de vader, zonder onderbouwing hiervan met objectieve en verifieerbare gegevens en zonder de betrokkenheid en visie op haar zorgen van een neutrale partij, zoals Veilig Thuis of de politie. Naar het oordeel van de rechtbank vormen deze kale aantijgingen dan ook geen rechtvaardiging voor het niet nakomen van de voorlopige zorgregeling door de moeder. Ook overigens ziet de rechtbank in hetgeen uit de stukken en tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de veiligheid van de kinderen bij de vader. De Raad heeft daarover tijdens de mondelinge behandeling aangevuld dat de vader ook een contractregeling heeft met zijn oudere dochter uit een andere relatie en dat daarover nooit zorgen zijn gerezen. Het conflict tussen de ouders lijkt dan ook met name te zien op ex-partnerproblematiek. Gelet op het voorgaande zal het verzoek van de moeder om de omgang tussen de vader en de kinderen te ontzeggen, worden afgewezen. De rechtbank acht het juist van belang dat het contact tussen de vader en de kinderen zo snel mogelijk wordt hersteld. Vervolgens kan worden bezien of en zo ja, in hoeverre uitbreiding van dit contact in het belang van de kinderen is.

(…).”

In deze beschikking heeft de rechtbank de Raad verzocht onderzoek te doen en de rechtbank te adviseren over de vraag welke definitieve zorgregeling het meest in het belang van de kinderen is. De procedure is pro forma aangehouden tot 19 december 2024 in afwachting van het rapport en advies van de Raad.

2.4.

Moeder geeft nog steeds geen uitvoering aan de zorgregeling, omdat nakoming haars inziens niet in het belang van de kinderen is.

2.5.

Op 4 juli 2024 heeft ook Veilig Thuis Amsterdam-Amstelland de Raad verzocht om onderzoek te doen naar de kinderen. Dit verzoek is als volgt gemotiveerd:

“(…)

Veilig Thuis heeft veelvuldig contact gehad met vader waarin hij aangeeft zijn kinderen niet meer gezien te hebben en de reden hiervan niet begrijpt. Moeder is een keer via beeldbellen gesproken waarbij zij vertelde dat zij bang is voor vader en hierdoor de kinderen van hem onthoudt. Vader en moeder hebben een zitting gehad op 31 mei waarbij moeder beschuldigingen heeft gemaakt richting vader maar deze niet kon onderbouwen. Hierna heeft moeder per e-mail laten weten geen contact meer met Veilig Thuis te willen. Veilig Thuis heeft het consultatiebureau benaderd maar die laten weten de kinderen nog nooit gezien te hebben. Vader heeft laten weten dat de uitslag van de rechtszaak is dat hij zijn kinderen mag zien maar dat is tot nu toe nog niet gebeurd. Veilig Thuis heeft overwogen om het dossier over te dragen naar Jeugdbescherming maar aangezien moeder hier geen toestemming voor geeft is besloten om een VTO (verzoek tot onderzoek, vzr.) in te dienen.

(…)

Reden van het verzoek tot onderzoek heeft vooral te maken met het feit dat vader, die gezag heeft, zijn kinderen niet ziet; hij niet weet waar zijn kinderen zijn en er ook geen zicht is op wanneer hij ze wel krijgt te zien. Moeder is niet bereikbaar voor Veilig Thuis – Advocaat – Raad voor de Kinderbescherming. Voorts is er geen zicht op hoe het met de kinderen gaat. Er zijn tevens geen redenen om te denken dat het slecht met de kinderen gaat. Het is voor instanties als Veilig Thuis, Consultatiebureau en de Raad voor de Kinderbescherming niet duidelijk waar moeder verblijft en hoe het met de kinderen gaat. Vader wordt onttrokken van het

ouderlijke gezag. De redenen die moeder heeft aangegeven om uit het contact te blijven met vader, worden niet ondersteund of bevestigd door derden. Noch, staat moeder open om te zoeken naar oplossingen.

(…)

Het verzoek is in zoverre spoedeisend dat vader zijn kinderen sinds oktober 2023 niet heeft gezien. Voorts is er geen zicht op het welzijn van de kinderen.

(…).”

2.6.

De Raad heeft na de vorige zitting contact gezocht met moeder. In het verslag dat de Raad op 15 oktober 2024 heeft opgemaakt, staat daarover:

“(…)

De RvdK heeft contact gezocht met beide ouders. Met moeder zijn middels

beeldbellen twee gesprekken gevoerd namelijk op 30 september 2024 en 11 oktober 2024.

Met vader zijn tevens twee gesprekken gevoerd, een huisbezoek op 1 oktober

2024 en een beeldbelgesprek op 11 oktober 2024.

De RvdK kan naar aanleiding hiervan op dit moment terugkoppelen dat moeder

tijdens de gesprekken verklaart in Nederland te verblijven met beide kinderen.

Moeder en de kinderen zijn gezamenlijk in beeld geweest waardoor de RvdK

vaststelt dat moeder en de kinderen bij elkaar verblijven. Moeder geeft aan

verder geen duidelijkheid te gaan verschaffen over de verblijfplaats van haar en

de kinderen. Voor zover zichtbaar middels beeldbellen ogen de kinderen verzorgd,

gezond en vrolijk. Moeder vertelt dat zij gezond zijn en zich goed ontwikkelen en

dat zij indien nodig toegang hebben tot medische zorg.

Beide ouders hebben geen bezwaren geuit tegen het benaderen van de politie,

Vellig Thuis en de betrokken mediators. De RvdK heeft contact gelegd met de

politie en Veilig Thuis.

De RvdK heeft met de politie gesproken op dinsdag 15 oktober 2024. Hierover

kan op dit moment teruggekoppeld worden dat de politie moeder en de kinderen

niet actief opspoort. Op 16 september 2024 heeft de politie telefonisch contact

gehad met moeder. De politie weet niet waar moeder en de kinderen verblijven.

Vanuit Veilig Thuis is over de huidige stand van zaken (nog) geen informatie. Wel

is bekend dat moeder geen contact meer wil met Veilig Thuis, volgens de melding

van 8 juli 2024.

Met de mediators wordt nog contact gezocht.”

3Het geschil

3.1.

In zaak 1 vordert vader, kort gezegd, hem te machtigen om het middel van lijfsdwang in te zetten om te bewerkstelligen dat moeder de vastgestelde omgangsregeling nakomt, met veroordeling van moeder in de proceskosten. In zaak 2 vordert hij de kinderen tijdelijk aan zijn zorg toe te vertrouwen.

3.2.

Moeder voert verweer tegen beide vorderingen.

4De beoordeling

4.1.

Dit is een ernstige zaak. Moeder houdt de (nog zeer jonge) kinderen al bijna een jaar weg van en verborgen voor vader. Vader wordt onttrokken aan het ouderlijk gezag. Niemand weet waar moeder (met de kinderen) verblijft, ook de politie en de Raad niet, zelfs haar advocaat niet. Moeder verschijnt niet op de zittingen in dit kort geding. Vader vreest – naar het zich laat aanzien terecht – dat moeder met de kinderen in het buitenland verblijft. De houding van moeder jegens vader is immers omgeslagen vanaf het moment dat vader weigerde moeder toestemming te verlenen om met de kinderen naar Dubai te verhuizen, zoals hij stelt. Deze stelling vindt steun in de stukken in het dossier. Als moeder toch naar het buitenland is vertrokken, is sprake van kinderontvoering.

4.2.

Moeder negeert rechterlijke uitspraken. Uitgangspunt is dat de rechtbank een zorgregeling heeft vastgesteld die moet worden uitgevoerd. Van dat uitgangspunt kan worden afgeweken als zwaarwegende belangen van de kinderen zich daartegen verzetten. De rechtbank Noord-Holland heeft in de beschikking van 20 juni 2024 al overwogen dat daarvan geen sprake is. De rechtbank heeft de argumenten van moeder voor haar weigering uitvoering te geven aan de omgangsregeling – kort gezegd dat zij heel bang is voor vader, met goede redenen –te licht bevonden (zie r.o. 5.8, hiervoor onder 2.3) en dwangsommen aan de veroordeling tot nakoming van de zorgregeling verbonden. Moeder trekt zich er niets van aan.

4.3.

In het mondelinge tussenvonnis in zaak 1 is bepaald dat moeder ervoor moet zorgen dat de kinderen, in de periode tot de zitting van 23 september 2024, bij vader zijn op woensdag 28 augustus 2024 en de daarop volgende drie woensdagen, overeenkomstig de door de rechtbank bepaalde zorgregeling. Daarbij is overwogen dat, als op de zitting van 23 september 2024 zou blijken dat zij niet heeft meegewerkt aan de omgang op die vier dagen, lijfsdwang serieus zal worden overwogen. Tevens is overwogen dat de aanwezigheid van moeder bij die behandeling van groot belang is en op prijs wordt gesteld. Ook aan het tussenvonnis heeft moeder zich niets gelegen laten liggen.

4.4.

De voorzieningenrechter heeft naar aanleiding van het verhandelde op de zitting van 23 september 2024 besloten (nog) geen lijfsdwang op te leggen. Dit is immers een zeer ingrijpende maatregel, met name voor de kinderen. Zozeer zelfs dat de Raadsvertegenwoordiger om die reden negatief adviseerde over het opleggen van lijfsdwang en de toevertrouwing van de kinderen aan de zorg van vader (die zij al zo lang niet hebben gezien). De Raadsvertegenwoordiger adviseerde de vorderingen van vader af te wijzen en het onderzoek van de Raad af te wachten. De voorzieningenrechter miste daarbij de urgentie die zij wel ziet en heeft de Raad verzocht binnen vier weken met een eerste onderzoeksresultaat te komen. Dat rapport is besproken op de zitting van 17 oktober 2024.

4.5.

Gebleken is dat moeder (ook) onvoldoende heeft meegewerkt aan het onderzoek van de Raad: zij heeft zelfs de Raadsonderzoeker niet willen vertellen waar zij verblijft en slechts via videobellen contact gehad met de Raadsonderzoeker. De ernst van de situatie lijkt niet tot haar door te dringen, zij gaat helemaal haar eigen gang. Daarmee handelt ze niet in het belang van de kinderen.

4.6.

Zoals ter zitting besproken, wil de voorzieningenrechter dat de Raad nader onderzoek gaat doen naar de woon- en opvoedsituatie van de kinderen. Moeder zal aan het onderzoek van de Raad haar volledige medewerking moeten verlenen en alle verzoeken en instructies van de Raadsonderzoeker(s) moeten opvolgen. In het bijzonder zal moeder de Raadsonderzoeker(s) toe moeten laten tot de woning waar zij met de kinderen verblijft, in persoon (‘live’) met de Raadsonderzoeker(s) moeten spreken, en de Raadsonderzoeker(s) de gelegenheid moeten geven ook ‘live’ met de kinderen te spreken (desgevraagd ook buiten aanwezigheid van moeder). Aan de veroordeling mee te werken zal een dwangsom worden verbonden.

4.7.

Het Raadsonderzoek is bij uitstek de gelegenheid voor moeder om te laten zien dat de kinderen bij haar in goede handen zijn. Als (i) moeder meewerkt aan het onderzoek, (ii) de kinderen bij moeder veilig zijn én (iii) zij serieus bereid is de omgang met vader te faciliteren, ziet de voorzieningenrechter voorshands geen reden de kinderen bij haar weg te (laten) halen. Als echter niet aan die drie voorwaarden is voldaan, zullen de kinderen aan de zorg van de vader worden toevertrouwd en zal een vonnis worden gewezen dat tenuitvoerlegging met de hulp van de sterke arm (de politie) mogelijk maakt. De voorzieningenrechter is het met de Raadsvertegenwoordiger en de advocaat van moeder eens dat dit niet in het belang van de kinderen is, maar moeder heeft het zelf in de hand: zij kan – als het zover komt – gewoon het vonnis nakomen en dan komt de politie niet in beeld. De huidige situatie waarin de kinderen vervreemden van hun vader is ook niet in hun belang. Dit nog afgezien van de vraag of de kinderen daadwerkelijk veilig zijn bij moeder. Daar is – op grond van het beperkte onderzoek van de Raad – op dit moment nog onvoldoende zicht op.

4.8.

Dit leidt tot de volgende beslissing.

5De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

verzoekt de Raad, voor zover nog nodig naast en in aanvulling op de opdracht van de rechtbank Noord-Holland en het verzoek tot onderzoek dat Veilig Thuis op 4 juli 2024 heeft gedaan, onderzoek te doen naar de woon- en opvoedsituatie van de kinderen, een en ander zoals hiervoor onder 4.6. uiteengezet, en daarover uiterlijk op 12 november 2024 rapport uit te brengen aan de voorzieningenrechter,

5.2.

bepaalt dat moeder haar volledige medewerking moeten verlenen aan dat Raadsonderzoek door alle verzoeken en instructies van de Raadsonderzoeker(s) op te volgen, en – in het bijzonder – de Raadsonderzoeker(s) toe te laten tot de woning waar zij met de kinderen verblijft, in persoon (‘live’) met de Raadsonderzoeker(s) te spreken, en de Raadsonderzoeker(s) de gelegenheid te geven ook ‘live’ met de kinderen te spreken (desgevraagd ook buiten aanwezigheid van moeder),

5.3.

veroordeelt moeder tot betaling van een dwangsom aan vader van € 250,00 voor iedere keer dat zij een gegeven instructie van de Raad(sonderzoeker(s)) niet opvolgt of op een andere manier haar medewerking aan het onderzoek weigert, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,

5.4.

houdt de procedure pro forma aan tot 12 november 2024, in afwachting van de Raadsrapportage,

5.5.

verzoekt partijen hun verhinderdata door te geven voor de periode van 13 tot en met 30 november 2024, zodat zo spoedig mogelijk een volgende zitting kan worden gepland,

5.6.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2024. 1

1

type: eB

coll: mb



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733