Rechtbank Limburg 13-11-2024, ECLI:NL:RBLIM:2024:8278

Datum publicatie04-12-2024
Zaaknummer10948816 \ CV EXPL 24-979
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsMaastricht
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenPensioen; Nabestaandenpensioen/bijzonder partnerpensioen
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Man voert procedure tegen zijn pensioenfonds POB. Hij stelt dat POB aansprakelijk is ogv onr. daad, omdat er in strijd met wettelijke zorgplicht is gehandeld, door hem niet correct en tijdig te informeren. Pijn man zit er vooral in dat ex-partner afstand heeft gedaan van bijzonder partnerpensioen (pp), wat dus nooit tot uitkering zal komen, en dat man - achteraf bezien - voor niets ouderdomspensioen heeft ingeruild voor hoger pp. Hoewel pijn invoelbaar is, leidt dit niet tot oordeel sprake is van onrechtmatig handelen.

Volledige uitspraak


RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Maastricht

Zaaknummer: 10948816 \ CV EXPL 24-979

Vonnis van 13 november 2024

in de zaak van

[eiser] ,

te [woonplaats] ,

eisende partij,

hierna te noemen: [eiser] ,

gemachtigde: mr. M.K.A. van Slagmaat,

tegen

STICHTING PENSIOENFONDS OPENBARE BIBLIOTHEKEN,

te Heerlen,

gedaagde partij,

hierna te noemen: POB,

gemachtigde: mr. E. Lutjens.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2De feiten

2.1.

POB voert als bedrijfstakpensioenfonds in de zin van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (“Wet Bpf 2000”) de collectieve pensioenregeling uit voor de sector openbare bibliotheken.

2.2.

[eiser] is een gewezen deelnemer in POB en ontvangt sinds 1 juni 2019

ouderdomspensioen van POB. Op zijn pensioenaanspraken en pensioenrechten is het

pensioenreglement 2015 van toepassing. Op grond van artikel 4 Wet Bpf 2000 is het pensioenreglement bindend voor [eiser] .

2.3.

Bij brief van 28 februari 2018 stuurde POB informatie toe aan [eiser] inzake zijn ouderdomspensioen. Daarin stond dat het bedrag aan ouderdomspensioen op dat moment
€ 8.488,93 bruto per jaar was. Ook stond in deze brief dat er geen partnerpensioen was verzekerd of opgebouwd. Als keuzemogelijkheid is een (gedeeltelijke) uitruil van het ouderdomspensioen in partnerpensioen aangeboden. In de brief werd verwezen naar de website van POB voor meer informatie. Over het kopje “keuzemogelijkheden” stond op de website (onderstrepingen kantonrechter):

“ouderdomspensioen ruilen voor een hoger partnerpensioen”

Nu u met pensioen gaat, kunt u een deel van uw ouderdomspensioen gebruiken om het partnerpensioen te verhogen. Voordeel hiervan is dat uw partner na uw overlijden een hoger partnerpensioen ontvangt. Het nadeel hiervan is dat u dan zelf een lager ouderdomspensioen ontvangt. (…)

Kiest u voor maximale ruil? Uw ouderpensioen is dan € 7.408,72 bruto per jaar. Het partnerpensioen voor uw huidige partner is dan € 5.186,10 bruto per jaar.

Voorwaarden

U hoeft geen afwijkende keuze te maken

Maakt u geen keuze, dan ontvangt u de bedragen zoals genoemd in de brief.

U kunt één keer kiezen

Hebt u een keuze gemaakt en aan ons doorgegeven, dan kunt u daar later niet meer op terugkomen.”

2.4.

[eiser] heeft gekozen voor de uitruil van het maximale deel van zijn ouderdomspensioen in partnerpensioen (hierna te noemen: de uitruil) ten behoeve van zijn toenmalige partner, de heer [naam partner] (hierna: [naam partner] ), met wie hij een geregistreerd partnerschap had.

2.5.

Het geregistreerd partnerschap tussen [eiser] en [naam partner] is op 11 augustus 2021

beëindigd. Bij convenant kwamen zij overeen om over en weer af te zien van aanspraken

op bijzonder partnerpensioen. Deze beëindiging van het geregistreerd partnerschap wordt hierna aangeduid als “de echtscheiding”.

2.6.

Op de website van POB staat informatie over wat er met het partnerpensioen gebeurt bij een echtscheiding. Hierin staat dat het partnerpensioen in dat geval een bijzonder partnerpensioen wordt, waar de ex-partner ook van af kan zien. Over de situatie dat de ex-partner afziet van het bijzonder partnerpensioen staat vermeld dat de ex-partner in dat geval na het overlijden van de pensioengerechtigde geen uitkering van POB ontvangt. Voorts staat er (onderstreping kantonrechter): “als u een nieuwe partner krijgt, dan is er voor hem of haar weer een volledig partnerpensioen.”

2.7.

In een brief aan de Ombudsman Pensioenen, waar [eiser] voorafgaand aan deze procedure een klacht had ingediend, schreef POB (onderstreping kantonrechter):

“Het bestuur is zich ervan bewust dat het partnerpensioen geen begunstigde meer zal krijgen. Hoewel een (eventueel) nieuwe partner kan worden aangemeld, zal deze partner, aangezien de deelnemer reeds gepensioneerd is, alleen een eenmalige uitkering ontvangen. Het partnerpensioen zal derhalve nooit tot uitkering komen.”

2.8.

Ondanks verzoeken van [eiser] en het voorstel van de Ombudsman Pensioenen om met toepassing van artikel 7 van hoofdstuk X van het pensioenreglement het ouderdomspensioen van [eiser] te verhogen, heeft POB afwijzend gereageerd op het verzoek van [eiser] om de uitruil van ouderdomspensioen tegen partnerpensioen ongedaan te maken.

3Het geschil

3.1.

[eiser] vordert:

Primair

1. POB te veroordelen tot het ongedaan maken van de uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen;

2. Over te gaan tot het opheffen van het nadeel als gevolg van het onjuist en onvolledig informeren van [eiser] , bestaande uit het brengen van [eiser] in de positie als ware hij nimmer de keuze had gemaakt voor het uitruilen van een gedeelte van zijn ouderdomspensioen in partnerpensioen;

3. POB te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser] geleden en nog te lijden

gevolgschade, bestaande uit belastingschade en wettelijke rente over de na te

betalen ouderdomspensioenuitkeringen;

Subsidiair

4. POB te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser] geleden schade op grond

van onrechtmatige daad, nader op te maken bij staat.

Een en ander vermeerderd met de daarover te berekenen wettelijke rente vanaf de dag

van betekening van de dagvaarding.

3.2.

POB voert verweer. POB concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat POB jegens hem aansprakelijk is op grond van onrechtmatige daad, omdat zij in strijd heeft gehandeld met haar wettelijke zorgplicht, bestaande uit het correct, volledig en tijdig informeren van [eiser] over 1) de onherroepelijkheid van de uitruil en 2) over de situatie waarin echtscheiding plaatsvindt met in het verlengde daarvan het afzien van aanspraken op bijzonder partnerpensioen. Volgens [eiser] zou hij, als hij had geweten dat de uitruil na echtscheiding en het afzien van [naam partner] op aanspraken op bijzonder partnerpensioen er niet in zou resulteren dat de hoogte van zijn ouderdomspensioenuitkering weer verhoogd zouden worden, dan wel een partnerpensioen ten behoeve van een opvolgend partner zou worden gereserveerd, nimmer voor de uitruil hebben gekozen.

[eiser] stelt dat hij schade heeft geleden door het handelen van POB, omdat hij nu een lager ouderdomspensioen ontvangt doordat hij door onjuiste en onvolledige voorlichting heeft geopteerd voor de uitruil. Als hij niet voor de uitruil had gekozen, had hij – exclusief indexaties - jaarlijks € 8.488,93 ontvangen, terwijl dit door de uitruil – exclusief indexaties - € 7.408,71 bedraagt. Zijn subsidiaire schadecomponent bestaat volgens [eiser] uit het nimmer tot uitkering kunnen komen van partnerpensioen. De kantonrechter overweegt als volgt.

4.2.

[eiser] baseert zijn vordering op onrechtmatige daad, als bedoeld in artikel 6:162 BW. Voor aansprakelijkheid op grond van dit artikel dient voldaan te zijn aan een vijftal vereisten, te weten: onrechtmatige daad, toerekenbaarheid van de daad aan de dader, schade, causaal verband tussen daad en schade en relativiteit. De kantonrechter komt tot het oordeel dat niet aan (al) deze vereisten is voldaan, zodat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen. In het onderstaande wordt dit uitgelegd.

Ten aanzien van de door POB verstrekte informatie over de (onherroepelijkheid van de) uitruil en de gevolgen na echtscheiding

4.3.

In artikel 5.1. van hoofdstuk III van het pensioenreglement staat dat de keuze voor de omzetting van ouderdomspensioen in hoger partnerpensioen tenminste twee maanden vóór de pensioendatum moet worden gedaan en eenmalig en onherroepelijk is. Dat is in overeenstemming met de informatie die op de website van POB is gegeven en waarin staat:
U kunt één keer kiezen. Hebt u een keuze gemaakt en aan ons doorgegeven, dan kunt u daar later niet meer op terugkomen.”

4.4.

De kantonrechter volgt [eiser] niet in zijn stelling dat hij uit de informatie over de uitruil niet heeft hoeven te begrijpen dat die keuze onherroepelijk was. Die informatie was duidelijk en niet voor andere uitleg vatbaar.

4.5.

Anders dan [eiser] heeft aangevoerd is de regel in het pensioenreglement dat de keuze voor uitruil eenmalig en onherroepelijk is, niet in strijd met artikel 61 Pensioenwet. In dit artikel is namelijk niet bepaald dat het keuzerecht wel herroepelijk zou moeten zijn. Zowel in de wet als het pensioenreglement is bepaald dat de keuze gemaakt moet zijn uiterlijk op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen.

4.6.

De kantonrechter is voorts van oordeel dat uit de door POB verstrekte informatie ook voldoende duidelijk blijkt dat bij een echtscheiding de keuze voor uitruil in stand blijft. De hoogte van het ouderdomspensioen blijft gelijk en de ex-partner krijgt aanspraak op bijzonder partnerpensioen. De stelling van [eiser] dat hij niet heeft begrepen dat de uitruil na een echtscheiding niet zou resulteren in het weer verhogen van zijn ouderdomspensioen, moet dan ook voor zijn rekening blijven.

De informatie over de gevolgen van het afzien van bijzonder partnerpensioen en de relevantie daarvan voor de vordering van [eiser]

4.7.

De kantonrechter stelt vast dat de pijn er voor [eiser] vooral in lijkt te zitten dat zijn ex-partner afstand heeft gedaan van zijn rechten op bijzonder partnerpensioen en dit dus voor hem nooit tot uitkering zal komen en dat [eiser] dus – achteraf bezien – voor niets zijn ouderdomspensioen heeft ingeruild voor een hoger partnerpensioen.

Hoewel dit invoelbaar is, leidt dit niet tot het oordeel dat POB jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld en toch zou hebben moeten instemmen met het terugdraaien van de uitruilkeuze, desnoods met toepassing van het bepaling in artikel 7 van hoofdstuk X van het pensioenreglement. De situatie dat een (partner)pensioen niet tot uitkering komt is – zoals ook POB stelt onder randnummer 3.5 bij dupliek – immers geen uitzonderlijke situatie.

4.8.

De situatie in de huidige casus waar het (bijzonder) partnerpensioen in ieder geval voor [naam partner] niet tot uitkering zal komen, is bovendien niet het gevolg van enig handelen of nalaten door POB, maar door de keuze van [eiser] en [naam partner] om over en weer afstand te doen van het bijzonder partnerpensioen. Daar komt bij dat niet valt in te zien op welke wijze deze keuze tot schade voor [eiser] heeft geleid. Hij had op dat moment al een verlaagd ouderdomspensioen en bleef datzelfde ouderdomspensioen houden.

4.9.

[eiser] is in zijn conclusies uitgebreid ingegaan op de tegenstrijdige informatie die POB heeft gegeven over de gevolgen van het doen van afstand van bijzonder partnerpensioen door zijn ex-partner. Op de website van POB staat dat als [eiser] een nieuwe partner krijgt “er voor hem of haar weer een volledig partnerpensioen is” 1, maar in de brief aan de Ombudsman Verzekeringen schreef POB dat een (eventueel) nieuwe partner wel kan worden aangemeld, maar dat nieuwe deze partner alleen een eenmalige uitkering zal ontvangen, zodat het partnerpensioen nooit tot uitkering zal komen. 2

4.10.

De kantonrechter is met [eiser] van oordeel dat deze informatie tegenstrijdig lijkt en stelt ook vast dat POB in deze procedure vaag blijft over de vraag of een eventuele nieuwe partner van [eiser] aanspraak kan maken op het volledig partnerpensioen. Uit hetgeen in de conclusie van antwoord door POB is aangevoerd (onder randnummer 4.5. en 4.20.) lijkt POB terug te komen op de mededeling aan de ombudsman en zich op het standpunt te stellen dat indien [eiser] een nieuwe partner zou krijgen, deze wel weer een volledig partnerpensioen krijgt.

4.11.

Met POB is de kantonrechter echter ook van oordeel dat deze tegenstrijdige informatievoorziening voor de beoordeling van de vordering van [eiser] in deze procedure niet relevant is. [eiser] heeft er immers – om hem moverende redenen – niet voor gekozen om een verklaring voor recht te vorderen dat een (eventuele) nieuwe partner wel aanspraak kan maken op volledig partnerpensioen. Hij kiest ervoor om deze tegenstrijdigheid in de informatie over de gevolgen van het afstand doen van bijzonder partnerpensioen in het convenant in 2021, ten grondslag te leggen aan zijn vordering om de in 2019 gemaakte uitruilkeuze terug te draaien. Echter, deze twee omstandigheden staan naar het oordeel van de kantonrechter in een te ver van elkaar verwijderd verband. Ook als de informatievoorziening over het doen van afstand van bijzonder partnerpensioen wél consequent en volledig was geweest, dan was het enige denkbare gevolg geweest dat de ex-partner van [eiser] géén afstand had gedaan van zijn aanspraak op het bijzonder partnerpensioen. Dat had voor de financiële situatie van [eiser] geen verschil gemaakt. Dat deze tegenstrijdige informatie ook een rol heeft gespeeld bij het maken van de keuze voor de uitruil, is door POB bestreden en is door [eiser] onvoldoende onderbouwd en niet aannemelijk gemaakt, laat staan bewezen.

4.12.

Zoals hiervoor reeds is overwogen, is voor het aannemen van aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad vereist dat er schade is en dat er voldoende causaal verband is tussen de verweten handeling en de schade. Uit het voorgaande volgt dat niet kan worden vastgesteld dat aan deze vereisten is voldaan. Dat betekent dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.

Het beroep op artikel 57 lid 4 Pensioenwet slaagt niet

4.13.

[eiser] heeft nog gesteld dat de handelwijze van POB in strijd is met het bepaalde in artikel 57 lid 4 van de Pensioenwet. Daarin is bepaald dat het afzien van aanspraken op partnerpensioen slechts geldig zijn indien de pensioenuitvoerder zich bereid heeft verklaard hiermee in te stemmen en bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken dan wel het niveau van de uitkering aan te passen. Volgens [eiser] heeft POB wel het afzien van de aanspraak van [naam partner] op bijzonder partnerpensioen administratief verwerkt, maar heeft zij nagelaten het niveau van de uitkering aan te passen.

4.14.

De kantonrechter is – met POB – van oordeel dat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd welke uitkering tot welk niveau en op welke grondslag op basis van dit artikel aangepast had moeten worden. Zonder nadere uitleg – die ontbreekt – is niet te volgen dat op grond van dit artikel POB gehouden zou zijn het ouderdomspensioen van [eiser] te verhogen nadat zijn ex-partner afstand had gedaan van bijzonder partnerpensioen.

Geen strijd met het afkoopverbod

4.15.

[eiser] heeft ook nog aangevoerd dat de handelwijze van POB in strijd is met het afkoopverbod ex artikel 65 Pensioenwet. [eiser] baseert deze stelling wederom op de mededeling van POB aan de Ombudsman dat het partnerpensioen (ook bij een eventuele nieuwe partner) nooit tot uitkering zal kunnen komen. Uit de overige stellingen van [eiser] blijkt vervolgens dat hij het niet eens met deze mededeling van POB, omdat uit het pensioenreglement niet volgt dat een eventuele nieuwe partner geen recht zou hebben op een volledig partnerpensioen. Wat er ook van deze stellingen zij, de conclusie die [eiser] daaraan verbindt, namelijk dat POB het afzien van het bijzonder partnerpensioen niet had mogen verwerken zonder zijn ouderdomspensioen te verhogen, wordt niet gevolgd. Deze verplichting van POB volgt naar het oordeel van de kantonrechter niet uit de wet, en ook niet uit het pensioenreglement.

Geen situatie als bedoeld in artikel 7 van hoofdstuk X van het pensioenreglement

4.16.

Hoewel dit niet expliciet uit de stellingen van [eiser] naar voren komt, lijkt hij POB ook te verwijten dat zij niet met toepassing van “de hardheidclausule” in artikel 7 van hoofdstuk X van het pensioenreglement alsnog de uitruil ongedaan heeft maakt. De kantonrechter is - met POB – van oordeel dat dit artikel, dat luidt “In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur”, geen hardheidsclausule is. Het is immers geen clausule die mogelijk maakt om in gevallen waarin het reglement wèl voorziet, een afwijkende beslissing te nemen. Wat betreft de keuze voor uitruil voorziet het reglement wel: die is eenmalig en onherroepelijk. Daarom is er voor toepassing van dit artikel geen plaats.

Conclusie

4.17.

Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.

4.18.

[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van POB worden begroot op:

- salaris gemachtigde

678,00

(2 punten × € 339,00)

- nakosten

135,00

(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)

Totaal

813,00

4.19.

De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5De beslissing

De kantonrechter

5.1.

wijst de vorderingen van [eiser] af,

5.2.

veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,

5.3.

veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,

5.4.

verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2. en 5.3. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2024.

1

Zie hiervoor onder 2.6.

2

Zie hiervoor onder 2.7.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733