Rechtbank Zeeland-West-Brabant 05-11-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:8135

Datum publicatie04-12-2024
ZaaknummerC/02/404743 / FA RK 22-5864
ProcedureRekestprocedure
ZittingsplaatsBreda
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Zorgregeling / omgang / informatie
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Belangrijk dat ouders hulp gaan zoeken om in toekomst op goede manier met elkaar te communiceren en afspraken te maken in plaats van alleen maar te e-mailen. Oplegging dwangsom of benoeming Parenting Coordinator voor het beslechten van geschilpunten geen goede manier om situatie te verbeteren. Voorstel aan ouders dat zij elkaar gaan helpen en ondersteunen in hun ouderschap. Eentje moet daarmee beginnen. Als ze daar in slagen ontstaat er rust voor ouders en kind en kan kind van beide ouders gaan genieten.

Volledige uitspraak


beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht

Locatie Breda

Zaaknummer: C/02/404743 / FA RK 22-5864

Datum uitspraak: 5 november 2024

Nadere beschikking van de rechtbank over consultatieverplichting en nakoming ouderschapsplan


in de zaak van

[de man] ,

hierna te noemen: de man,

wonende te [woonplaats 1] ,

advocaat: mr. H.J.P.M. van Berckel-van der Rijken te Breda,

tegen

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de vrouw,

wonende te [woonplaats 2] ,

advocaat: mr. F.J.V.H. Stoffels te Zevenbergen,

over de minderjarige:

[de minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2012 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [de minderjarige] .

Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda , hierna te noemen: de Raad, de rechtbank over de verzoeken geadviseerd.

1Het verdere procesverloop

1.1.

Het procesverloop van deze zaak blijkt uit de volgende stukken:

  • de in deze zaak gegeven beschikking van 29 maart 2023 en alle daarin genoemde stukken;

  • het op 5 april 2024 ingekomen e-mailbericht van het loket van de samenwerkende gemeenten in de zorgregio West-Brabant-West, hierna te noemen: het loket, met als bijlage de eindrapportage van [zorgaanbieder] behorende bij het traject uniform hulpaanbod (UHA) van 7 maart 2024;

  • de brief van 21 mei 2024 van de Raad;

  • het F9-formulier van 20 juni 2024 van mr. Van Berckel-Van der Rijken;

  • de brief van 5 juli 2024 van de Raad;

  • het F9-formulier van 5 augustus 2024 van mr. Stoffels;

  • het F9-formulier van 6 augustus 2024 van mr. Van Berckel-Van der Rijken;

  • het F9-formulier van 2 oktober 2024 van mr. Van Berckel-Van der Rijken;

  • het F9-formulier van 2 oktober 2024 van mr. Stoffels;

  • de brief van 2 oktober 2024 van mr. Van Berckel-Van der Rijken, tevens houdende aanvullende verzoeken, met bijlagen;

  • het verweerschrift van 4 oktober 2024 van mr. Stoffels, met bijlagen.

1.2.

Op 8 oktober 2024 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de verzoeken in deze zaak, met gesloten deuren, (nader) mondeling behandeld. Bij die gelegenheid zijn verschenen en gehoord:

  • de man, bijgestaan door mr. Van Berckel-Van der Rijken;

  • de vrouw, bijgestaan door mr. Stoffels;

  • een vertegenwoordigster namens de Raad.

1.3.

Alhoewel de man heeft verzocht om aan zijn huidige partner bijzondere toestemming te verlenen om de mondelinge behandeling bij te wonen, heeft de rechtbank dit verzoek, mede gezien het bezwaar dat namens de vrouw hiertegen is geuit, afgewezen.

1.4.

Voorafgaand aan de mondelinge behandeling, op 7 oktober 2024, heeft [de minderjarige] zijn mening over het verzoek kenbaar gemaakt tijdens een gesprek met de kinderrechter (in de persoon van mr. Combee, die als kinderrechter deel uitmaakt van de meervoudige kamer).

2De nadere beoordeling

2.1.

De rechtbank verwijst naar de inhoud van voormelde beschikking van 29 maart 2023. Hierbij heeft de rechtbank het verzoek van de man om de vrouw te verbieden om samen met [de minderjarige] naar [woonplaats 2] te verhuizen, dan wel om de vrouw te verplichten om samen met [de minderjarige] naar [plaats] terug te verhuizen, afgewezen. Daarnaast zijn partijen verwezen naar het loket voor het doorlopen van een UHA-zorgtraject. In afwachting van het verloop en het resultaat daarvan, is de definitieve beslissing in deze zaak pro forma aangehouden tot 26 september 2023. Op verzoek van het loket is die termijn nadien meermaals verlengd.

2.2.

Uit voormelde UHA-eindrapportage van [zorgaanbieder] van 7 maart 2024 blijkt dat partijen de resultaten die in het kader van het UHA-traject zijn geformuleerd, deels hebben behaald. Partijen hebben afspraken gemaakt over [de minderjarige] , welke zij hebben neergelegd in een door hen beiden ondertekend en door [de minderjarige] medeondertekend ouderschapsplan. Echter, als reactie op het ouderschapsplan heeft de vrouw aangegeven dat zij het niet eens is met bepaalde afspraken in het ouderschapsplan. Daarnaast lukt het partijen niet om samen afspraken te maken over het vervoer met betrekking tot de contactregeling tussen de man en [de minderjarige] , de kosten hiervan en bijzondere kosten. [zorgaanbieder] adviseert aan de rechtbank om duidelijkheid te creëren over het ouderschapsplan, zodat partijen hierover niet meer met elkaar hoeven te communiceren.

2.3.

De Raad heeft in zijn brief van 5 juli 2024, kort samengevat, aangegeven het naar aanleiding van voormelde UHA-eindrapportage niet nodig te vinden om een raadsonderzoek te verrichten. De Raad acht het wenselijk om een nadere mondelinge behandeling te plannen in deze zaak.

2.4.

Gelet op voormelde brief van de Raad en de reacties van de advocaten van partijen hierop, heeft de rechtbank de verzoeken (nader) mondeling behandeld.

2.5.

Aan de orde is thans nog het verzoek van de man om aan de vrouw een dwangsom op te leggen voor elke keer dat zij zich niet houdt aan de verplichting om met de man te overleggen over belangrijke zaken in het leven van [de minderjarige] .

Daarnaast is namens de man op 2 oktober 2024, bij wijze van aanvullende verzoeken, verzocht:

  • aan de vrouw een dwangsom op te leggen ter hoogte van € 500,00 voor iedere keer dat de vrouw zich niet houdt aan de afspraken zoals partijen hebben neergelegd in het door hen beiden op 5 maart 2024 ondertekende ouderschapsplan;

  • een Parenting Coordinator te benoemen die zal beoordelen of er sprake is van schending van de gemaakte afspraken met als gevolg dat de door de rechtbank op te leggen dwangsom verschuldigd is, waarbij wordt verzocht om mevrouw mr. Chin-A-Fat, dan wel een ander persoon, te benoemen als Parenting Coordinator en de kosten van de inzet van de Parenting Coordinator voor rekening komen voor de ouder die de betreffende afspraak niet nakomt.

2.6.

Namens en door de man is ter onderbouwing van zijn (aanvullende) verzoeken, samengevat, het volgende aangevoerd. Vooropgesteld wordt dat de man deze procedure is gestart om de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag van partijen over [de minderjarige] zeker te stellen en te voorkomen dat de man door de vrouw buitenspel wordt gezet. De man wil bovenal bevestiging en waarborging van zijn vaderrol. Echter, ondanks dat partijen in het kader van het UHA een ouderschapsplan hebben opgesteld en ondertekend, worden de afspraken door de vrouw voortdurend geschonden, met als gevolg dat [de minderjarige] steeds verder klem raakt tussen zijn ouders. De man voelt zich wat dat betreft machteloos. Om te bereiken dat de vrouw de afspraken zoals neergelegd in het ouderschapsplan nakomt, verzoekt de man om de vrouw te veroordelen tot nakoming van die afspraken op straffe van een dwangsom. Eventuele toekomstige geschillen tussen partijen die voortkomen uit het (niet nakomen van het) ouderschapsplan, dienen te worden beslecht door een onafhankelijke derde in de vorm van een Parenting Coordinator. De man stelt in dat verband mr. Chin-A-Fat voor. Zonder sanctionering hebben de afspraken uit het ouderschapsplan, naar de mening van de man, geen nut. Daarnaast acht de man het van belang dat partijen enkel op een zakelijke wijze en via e-mail met elkaar communiceren over [de minderjarige] . Enkel dan kan er, naar de mening van de man, rust ontstaan. De man stelt ten slotte dat elke beslissing die [de minderjarige] aangaat, ook impact heeft op de andere gezinsleden van de man. Hij wil daarom dat zijn huidige partner wordt betrokken bij het verdere verloop van het proces.

2.7.

Namens en door de vrouw is, samengevat, aangevoerd dat [de minderjarige] opgroeit in twee gescheiden opvoedsituaties en dat partijen enkel via e-mail contact met elkaar hebben over zaken die [de minderjarige] aangaan. Bij het opstellen van het ouderschapsplan heeft de vrouw aangegeven dat het voor haar vooral van belang is dat partijen zich niet bemoeien met de opvoedsituatie van de andere ouder en dat de regels die bij de ene ouder gelden, dus niet bij de andere ouder gelden. Ondanks dat de man hier niet in mee wilde gaan, heeft de vrouw haar handtekening gezet onder het ouderschapsplan. Dit omdat meerdere personen die bij het opstellen van het ouderschapsplan betrokken waren al meermaals hun agenda’s hadden verzet hiervoor. De vrouw stelt dat zij de afspraken uit het ouderschapsplan nakomt. De verzochte dwangsom dient daarom te worden afgewezen. De vrouw stelt daarnaast dat zij de man structureel per e-mail informeert over [de minderjarige] . Partijen hebben daarnaast geen fysiek contact met elkaar. Om discussies te voorkomen, acht zij het niet wenselijk om gedetailleerde afspraken te maken over zaken die [de minderjarige] aangaan. Bovendien grijpt de man voortdurend terug op gebeurtenissen uit het verleden. De vrouw denkt dat de man vooral controle wil houden over de wijze waarop zij [de minderjarige] opvoedt. [de minderjarige] en de vrouw hebben hier last van. De vrouw vindt daarom dat partijen alsnog moeten inzetten op het verbeteren van de onderlinge fysieke communicatie en samenwerking. De vrouw kan ten slotte instemmen met het aanstellen van een Parenting Coordinator mits de kosten daarvan (deels) vergoed kunnen worden op basis van een toevoeging vanuit de Raad voor Rechtsbijstand.

2.8.

De Raad heeft, samengevat, aangegeven dat beide ouders andere verwachtingen hebben bij het ouderschapsplan. De Raad twijfelt dan ook niet óf partijen de afspraken zullen nakomen, maar verwacht dat er vooral discussie zal (blijven) ontstaan over de wijze waarop er wordt nagekomen. De Raad verwacht dan ook dat partijen veelvuldig een beroep zullen doen op de Parenting Coordinator, terwijl het juist belangrijk is dat zij zich niet met de andere ouder bemoeien en dat zij de afscheiding tussen beide opvoedsituaties respecteren.

2.9.

[de minderjarige] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter, samengevat, aangegeven dat hij bij zijn moeder in [woonplaats 2] woont en dat hij eenmaal per twee weken in het weekend bij zijn vader verblijft. Dit verloopt volgens [de minderjarige] goed. Hij is ervan op de hoogte dat zijn ouders weliswaar afspraken hebben gemaakt welke zij hebben neergelegd in een ouderschapsplan, maar dat zij het niet over alles eens zijn. Het is niet zo dat hij daar erg mee zit, maar hij vindt het wel jammer.

2.10.

Naar aanleiding van de overgelegde stukken en wat er tijdens de mondelinge behandeling is besproken, overweegt de rechtbank als volgt.

Nakoming consultatieverplichting en ouderschapsplan op straffe van een dwangsom

2.11.

Het is de rechtbank gebleken dat de man vooral gehoord en gezien wil worden als volwaardig ouder van [de minderjarige] , terwijl de vrouw de opvoedsituaties van beide ouders gescheiden wenst te houden. Onderliggend wensen beide partijen echter hetzelfde, namelijk rust en duidelijkheid voor [de minderjarige] en voor zichzelf. De rechtbank overweegt dat de contactregeling op basis waarvan de man en [de minderjarige] eenmaal per twee weken in het weekend en tijdens een deel van de vakanties contact met elkaar hebben, positief verloopt. De discussies tussen partijen ontstaan over zaken die niet zwart of wit zijn en waarvoor onderling overleg nodig is. Dit terwijl partijen momenteel enkel via e-mail communiceren met elkaar over zaken die [de minderjarige] aangaan en zij geen fysiek contact met elkaar hebben. Op die manier is een volwaardig overleg tussen partijen, waarbij zij zaken op een goede manier bespreekbaar kunnen maken en zij direct op elkaar kunnen reageren, niet mogelijk. Daarnaast is er, naar het oordeel van de rechtbank, bij partijen sprake van een dynamiek waarbij er sprake is van dwingen en terugtrekken, waarbij in geval van een discussiepunt tussen partijen de man zijn wil doordrukt en de vrouw naar het lijkt instemt, maar het eigenlijk niet met de man eens is en zich terugtrekt. De man ervaart vervolgens dat gemaakte afspraken niet worden nagekomen en spreekt de vrouw daarop aan, daarbij verwijzend naar het verleden, terwijl de vrouw zich steeds verdergaand gecontroleerd voelt op punten waarover zij anders denkt dan de man, zich niet opgewassen voelt tegen de man en zich verder terugtrekt. Kenmerkend hierbij is dat, vanuit professioneel oogpunt bezien, niet de verwachting bestaat dat deze dynamiek wordt doorbroken zonder passende (zorg)interventies vanuit derden.

2.12.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het van belang, zoals zij tijdens de mondelinge behandeling ook heeft aangegeven, dat partijen (nogmaals) een zorgtraject zullen doorlopen gericht op het verbeteren van de onderlinge oudercommunicatie en samenwerking. Het belang van [de minderjarige] staat hierbij voorop. Tijdens de mondelinge behandeling is echter gebleken dat partijen daartoe niet bereid zijn.

2.13.

Aangezien de dynamiek tussen partijen zonder het inzetten van een passende (zorg)interventie naar verwachting zal blijven voortduren en partijen enkel via e-mail met elkaar blijven communiceren, acht de rechtbank het niet passend om aan de vrouw een dwangsom op te leggen voor iedere keer dat zij - in de ogen van de man - niet voldoet aan de verplichting om met de man te overleggen over belangrijke zaken in het leven van [de minderjarige] en/of aan de afspraken zoals neergelegd in het ouderschapsplan. De rechtbank betrekt hierbij dat in familiezaken, onder meer met het oog op het belang van het kind, in beginsel terughoudend wordt omgegaan met het opleggen van een dwangsom. De rechtbank zal daarom de daartoe strekkende verzoeken van de man afwijzen.

Benoeming Parenting Coordinator

2.14.

Gebleken is dat de man verzoekt om een Parenting Coordinator aan te stellen met een beperkte taakomschrijving, namelijk het beslechten van belangrijke geschilpunten tussen partijen over zaken die [de minderjarige] aangaan zonder tegelijkertijd te investeren in het verbeteren van de onderlinge (ouder)communicatie en samenwerking tussen partijen. Indien er een Parenting Coordinator wordt ingezet met een dergelijk beperkte taakopvatting, wordt er dus niet toegewerkt naar een situatie waarin partijen op termijn weer in staat zullen zijn om zelfstandig met elkaar te communiceren en samen te werken over zaken die [de minderjarige] aangaan. De betrokkenheid van de Parenting Coordinator zal daardoor niet tijdelijk van aard zijn. Daarnaast hebben beide partijen geen algehele instemming over het inzetten van een Parenting Coordinator nu de vrouw hierbij een financieel voorbehoud heeft gemaakt. Gelet hierop bestaat er, naar het oordeel van de rechtbank, onvoldoende basis om een Parenting Coordinator te benoemen. De rechtbank zal daarom het daartoe strekkende verzoek van de man afwijzen.

2.15.

De rechtbank overweegt ten overvloede dat een Parenting Coordinator niet via de rechtbank hoeft te worden benoemd. Partijen kunnen, indien gewenst, alsnog in onderling overleg een Parenting Coordinator inzetten.

2.16.

Wat ouders kan helpen indien zij op eigen kracht uit de situatie willen geraken waarin zij gevangen zitten: ga in elkaar investeren, help elkaar. Laat het verleden rusten en richt de blik op de toekomst. Eén ouder zal daarin de eerste moeten zijn en zich ondersteunend dienen te gaan opstellen zonder daar direct iets voor terug te willen. Geleidelijk kan dan de andere ouder aansluiten. De negatieve dynamiek kan zo worden verbroken en plaats maken voor een positief te ervaren ouderschap op enige afstand.

Verdeling proceskosten

2.17.

Gelet op het familierechtelijke karakter van deze procedure, zal de rechtbank de kosten van partijen in deze procedure tussen hen compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Brief aan [de minderjarige]

2.18.

[de minderjarige] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat hij de beslissing in deze zaak graag per brief wil ontvangen. De griffier van de rechtbank heeft daarom gelijktijdig met het versturen van deze beschikking aan partijen, uit naam van de kinderrechter met wie [de minderjarige] gesproken heeft, een brief verstuurd aan [de minderjarige] met de volgende inhoud:

Beste [de minderjarige] ,

Op 7 oktober 2024 ben je in de rechtbank geweest en hebben wij met elkaar gesproken over hoe het met jou en jouw ouders gaat. Jij hebt verteld dat het goed met je gaat nu je samen met je moeder in [woonplaats 2] woont en je eenmaal per twee weken in het weekend bij je vader verblijft. Hoewel je ouders afspraken hebben gemaakt in een ouderschapsplan, vind je het wel jammer dat zij het over bepaalde zaken niet altijd met elkaar eens zijn.

Op 8 oktober 2024 heb ik samen met twee andere rechters gesproken met jouw ouders, hun advocaten en een mevrouw van de Raad voor de Kinderbescherming. Wij hebben alle stukken gelezen en goed naar iedereen geluisterd. Wij vinden het belangrijk dat jouw ouders hulp gaan zoeken om in de toekomst op een goede manier met elkaar te communiceren en afspraken te maken. Maar dit zullen jouw ouders zelf moeten doen. Het opleggen van een dwangsom of het benoemen van een Parenting Coordinator voor het beslechten van geschilpunten tussen jouw ouders, vinden wij geen goede manier om jouw situatie te verbeteren. Dit hebben we daarom niet gedaan. We hebben jouw ouders voorgesteld dat zij elkaar gaan helpen en ondersteunen waar dat mogelijk is in hun ouderschap voor jou. Als ze daar in slagen ontstaat er voor jou en jouw ouders rust. Je kunt dan, meer dan nu het geval is, van het ouder zijn van jouw moeder en vader gelijktijdig genieten.

Ik hoop dat onze beslissing duidelijk is. Als je nog vragen hebt, dan kun je die stellen aan je ouders of een e-mail sturen aan de rechtbank via het e-mailadres: [e-mailadres] , onder vermelding van het zaaknummer van deze zaak C/02/404743 / FA RK 22-5864.

Met vriendelijke groeten,

mr. Combee, kinderrechter.

2.19.

Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

3De beslissing

De rechtbank:

3.1.

wijst de (aanvullende) verzoeken van de man af;

3.2.

compenseert de kosten van partijen in deze zaak tussen hen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2024 door mr. Van Leuven, voorzitter, mr. Combee en mr. Skrotzki, allen kinderrechters, in aanwezigheid van mr. Wallerbos als griffier.

Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:

  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het

gerechtshof ’s-Hertogenbosch.



© Copyright 2009 - 2024 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733