Gerechtshof 's-Hertogenbosch 11-04-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:1230

Datum publicatie09-12-2024
Zaaknummer200.332.392/01
ProcedureHoger beroep
Zittingsplaats's-Hertogenbosch
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Gezag; Geen omgang (een van) ouders
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Voorlopige omgangsregeling met in buitenland wonende moeder. Belmoment 2x per week en verschillende contactmomenten op camping in Nederland. Gezagsbeslissing aangehouden zodat hof in zijn beslissing kan meenemen in hoeverre partijen er in zijn geslaagd om met elkaar over kind te communiceren (social media-account geen geschikt middel) en afspraken te maken en in hoeverre het moeder lukt om aansluiting te vinden bij wat er in het dagelijkse leven van kind speelt. Ook van belang hoe het contactherstel gaat verlopen.

Volledige uitspraak


GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht

Uitspraak: 11 april 2024

Zaaknummer: 200.332.392/01

Zaaknummer eerste aanleg: C/01/385518 / FA RK 22-3936

in de zaak in hoger beroep van:

[de moeder] ,

wonende op een onbekend adres in het buitenland,

verzoekster in hoger beroep,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat: mr. H. Hassan,

tegen

[de vader] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerder in hoger beroep,

hierna te noemen: de vader,

advocaat: mr. C.E. Willemsen.

Deze zaak gaat over [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .

In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de Raad voor de Kinderbescherming,

regio Zuidoost-Nederland, hierna te noemen: de raad.

1Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 20 juni 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2Het geding in hoger beroep

2.1.

Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 15 september 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de beslissing over het gezag en - opnieuw rechtdoende - het inleidend verzoek van de vader om te bepalen dat het gezag over [minderjarige] voortaan alleen aan de vader toekomt alsnog af te wijzen en te bepalen dat er een omgangsregeling zal gelden tussen de moeder en [minderjarige] , waarbij [minderjarige] de gehele zomervakantie bij de moeder zal verblijven en waarbij de moeder drie keer per week telefonisch contact zal hebben met [minderjarige] .

2.2.

Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 13 december 2023, heeft de vader verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen en de verzoeken van de moeder in hoger beroep af te wijzen. Voorts verzoekt de vader een regeling vast te stellen inhoudende dat de moeder [minderjarige] iedere week op een vast tijdstip zal bellen, dan wel een andere regeling vast te stellen die het hof juist acht.

2.3.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 maart 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:

- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. Hassan en een tolk, T. Slimane;

-de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. Willemsen en een tolk, I. Abu Renneh;

- [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.

2.4.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:

- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 23 mei 2023;

- het V6-formulier met bijlagen van 14 november 2023 van de advocaat van de vader;

- het V6-formulier met bijlagen van 20 november 2023 van de advocaat van de moeder;

- het V6-formulier met bijlage van 19 maart 2024 van de advocaat van de vader;

- het emailbericht van de advocaat van de vader van 19 maart 2024;

- het emailbericht van de advocaat van de moeder van 19 maart 2024.

3De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht

3.1.

Deze zaak heeft internationale aspecten, aangezien de moeder in het buitenland woont.

Het hof zal de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter beoordelen op grond van artikel 7 lid 1 van Verordening (EU) 2019/1111 van 25 juni 2019 (hierna: Brussel II-ter).

Op grond van de hoofdregel van artikel 7 Brussel II-ter zijn in zaken van ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waar het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig is gemaakt. Het hof zal daarom moeten beoordelen in welke lidstaat de minderjarige zijn gewone verblijfplaats had op het moment van de procesinleiding.

Aangezien de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd en wordt op grond van artikel 17 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 het Nederlands recht toegepast.

De feiten

3.2.

Partijen zijn op 30 april 2018 te [plaats] met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk van partijen is de minderjarige [minderjarige] geboren.

3.3.

Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. Deze beschikking is op 8 december 2023 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

Bij deze beschikking heeft de rechtbank voorts, voor zover thans van belang, het gezamenlijk gezag over [minderjarige] beëindigd en bepaald dat het gezag over [minderjarige] voortaan alleen aan de vader toekomt.

3.4.

De moeder kan zich met deze beschikking niet verenigen en zij is hiervan, voor wat betreft de beslissing ten aanzien van het gezag, in hoger beroep gekomen.

De standpunten

3.5.

De moeder voert, zakelijk weergegeven, het volgende aan.

Zij wil graag in het leven van [minderjarige] betrokken blijven. Het is voor de moeder niet makkelijk geweest om [minderjarige] bij de vader achter te laten en Nederland te verlaten. De moeder is begin juli 2022 weggegaan, omdat er binnen het huwelijk van partijen veel problemen waren. De moeder had op dat moment geen andere keuze. Ook voelde zij zich door de vader bedreigd.

De moeder betreurt het dat ze niet op tijd op de hoogte is gesteld door de vader over de procedure in eerste aanleg. De vader heeft de beschikking over gegevens als het emailadres, telefoonnummer en social media accounts van de moeder. Hij had in ieder geval kunnen proberen om tot een ouderschapsplan te komen. De moeder heeft recht op contact met [minderjarige] en voor [minderjarige] is het van belang dat zij een beeld van haar moeder kan vormen. De moeder is niet van plan om zich op korte termijn weer in Nederland te vestigen. De moeder stelt voor dat [minderjarige] tijdens delen van de schoolvakanties bij de moeder zal verblijven. Daarnaast wil de moeder twee keer per week telefonisch contact met [minderjarige] . De moeder begrijpt dat er eerst sprake moet zijn van een vorm van contactherstel waarbij [minderjarige] de moeder weer leert kennen.

De moeder wil ook graag het gezag over [minderjarige] behouden en dit samen met de vader uitoefenen. Dat de moeder op afstand woont hoeft geen probleem te vormen. De vader kan 24 uur per dag contact opnemen en de moeder zal in beginsel overal haar toestemming aan verlenen. Er heeft zich nooit een situatie voorgedaan waarbij de vader de toestemming van de moeder nodig had en deze niet heeft gekregen. Er is bovendien geen sprake van een situatie waarbij [minderjarige] tussen de ouders klem of verloren zal raken dan wel dat communicatie tussen de ouders niet mogelijk zou zijn.

3.6.

De vader voert, zakelijk weergeven, het volgende aan.

De moeder heeft [minderjarige] bij de ouders van de vader achtergelaten en heeft vervolgens een bericht gestuurd dat zij niet zou terugkeren. Er is alleen via Instagram nog sporadisch contact geweest tussen de vader en de moeder. De vader heeft geen telefoonnummer of emailadres van de moeder. De moeder is één keer teruggekomen, in mei 2023, en plotseling bij de school van [minderjarige] verschenen.

De vader is er in beginsel niet op tegen dat er contactregeling komt. Hij vindt het wel belangrijk dat het contact op een zorgvuldige wijze wordt hersteld. Er is anderhalf jaar geen contact geweest en [minderjarige] was slechts drie jaar oud toen de moeder vertrok. De vader wil ook dat het contact in Nederland plaatsvindt. Nu de moeder geen band heeft met Nederland, beangstigt dit de vader. De vader merkt verder op dat hij in de zomervakantie zelf ook tijd met [minderjarige] wil doorbrengen. De vader kan instemmen met de voorgestelde telefoonmomenten en hij is bereid om de moeder te informeren. Dit dient echter niet via social media als Instagram te verlopen.

Voor wat betreft het gezamenlijk gezag ontbreekt een goede basis. De moeder is niet in staat om dit uit te oefenen, omdat ze niet op de hoogte is van het dagelijkse leven van [minderjarige] en zij niet goed bekend is met de Nederlandse maatschappij en de Nederlandse taal. Er dient bovendien sprake te zijn van een (goede) communicatie. De vader weet nog steeds niet waar de moeder verblijft en de moeder heeft nog steeds geen contact gezocht met de vader. De vader loopt nu al tegen problemen aan, omdat hij niet met [minderjarige] naar het buitenland kan gaan. Hij wil haar ook kunnen aanmelden voor (sport)activiteiten.

3.7.

De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling, zakelijk weergegeven, het volgende advies uitgebracht.

Het is voor [minderjarige] belangrijk dat het contactherstel op zorgvuldige wijze zal plaatsvinden en zal worden opgebouwd. Zij heeft de moeder bijna twee jaar lang niet gezien, dus dan kan je haar niet uit het niets drie weken achter elkaar bij de moeder laten verblijven. De raad heeft in zoverre vraagtekens bij het verzoek van de moeder. De moeder zal een inhaalslag moeten maken. De vraag is verder hoe zij op de hoogte gaat blijven. Het is onduidelijk of het de ouders gaat lukken om nader tot elkaar te komen en of zij in staat zullen zijn om contact met elkaar te onderhouden en met elkaar te overleggen. Zij zullen hier beiden hun weg in moeten vinden. Voor de vader is het belangrijk dat hij in staat is om beslissingen voor [minderjarige] te nemen. Het is nu wellicht te vroeg om het gezag van de moeder te beëindigen.

Het wettelijk kader

3.8.

Ingevolge artikel 1:251 van het Burgerlijk Wetboek (BW) blijven de ouders die gezamenlijk het gezag hebben na ontbinding van het huwelijk dit gezag gezamenlijk uitoefenen.

Ingevolge artikel 1:251a lid 1 BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:

  1. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of

  2. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

De overwegingen van het hof

Gezag

3.9.

Het hof acht zich op grond van de stukken en hetgeen partijen tijdens de mondelinge behandeling naar voren hebben gebracht onvoldoende voorgelicht om een beslissing over het gezag te nemen en overweegt hiertoe het volgende.

3.10.

Het uitgangspunt van de wetgever is dat het gezag over kinderen door de ouders gezamenlijk wordt uitgeoefend. Om het gezag gezamenlijk te kunnen uitoefenen is het op zijn minst noodzakelijk dat de ouder die verantwoordelijk is voor de dagelijkse zorg en veiligheid van de minderjarige de andere, niet-verzorgende ouder te allen tijde kan bereiken en dat gezamenlijk overleg mogelijk is. Er zal op zijn minst enige vorm van communicatie moeten zijn. Het hof acht een social media account hiervoor niet het geschikte middel. Verder is het in ieder geval van belang dat de andere, niet-verzorgende ouder in voldoende mate op de hoogte is van het leven van de minderjarige en dat deze ouder belangrijke beslissingen niet blokkeert.

Door de langdurige afwezigheid van de moeder is vooralsnog niet gebleken dat van een dergelijke situatie sprake is. De vader is dan ook op dit moment niet in staat om het gezag over [minderjarige] samen met de moeder uit te oefenen.

Er zijn echter prille, positieve ontwikkelingen gaande. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep hebben partijen hun telefoon- en emailgegevens uitgewisseld en is een start gemaakt met het maken van afspraken in het kader van het contactherstel tussen de moeder en [minderjarige] . Na sluiting van de mondelinge behandeling hebben zij nadere afspraken met elkaar gemaakt en het hof verzocht om deze afspraken vast te leggen in de te geven beschikking.

3.11.

Om een goede beslissing over het gezag te kunnen nemen, die aansluit bij de belangen van [minderjarige] , vindt het hof het noodzakelijk om de zaak enige tijd aan zich te houden zodat het hof in zijn beslissing kan meenemen in hoeverre partijen er in zijn geslaagd om met elkaar over [minderjarige] te communiceren en afspraken te maken en in hoeverre het de moeder lukt om aansluiting te vinden bij hetgeen er in het dagelijkse leven van [minderjarige] speelt.

Daarbij vindt het hof het in het kader van de beslissing over het gezag ook van belang om te vernemen hoe het contactherstel tussen de moeder en [minderjarige] gaat verlopen en wat de bevindingen daarbij zijn.

3.12.

Het hof zal om de hiervoor genoemde redenen de procedure aanhouden tot 1 september 2024 pro forma.

Omgang

3.13.

Zoals hiervoor is overwogen hebben partijen overeenstemming bereikt, in die zin, dat zij enkele afspraken hebben gemaakt over de contacten tussen de moeder en [minderjarige] . Zij hebben het hof verzocht deze afspraken in de te gegeven beschikking op te nemen.

3.14.

Partijen zijn het navolgende overeengekomen:

Iedere zondag om 17.00 uur en iedere woensdag om 18.30 uur Nederlandse tijd vindt er een belmoment plaats tussen de moeder en [minderjarige] .

Daarnaast hebben de ouders de volgende afspraken gemaakt over de zomervakantie:

  • Zij zullen samen met [minderjarige] op 9 juli 2024 van 12.00 tot 17.00 uur afspreken bij [locatie 1] .

  • De vader brengt [minderjarige] op 10 juli 2024 naar de camping in [woonplaats] , waar de moeder een chalet zal huren. [minderjarige] zal tot 11 juli 2024 bij de moeder overnachten.

  • [minderjarige] zal van 14 juli 2024 t/m 16 juli 2024 tot na het eten bij de moeder verblijven.

  • Van 20 juli 2024 t/m 28 juli 2024 zal [minderjarige] eveneens bij de moeder op de camping in [woonplaats] verblijven.

  • De vader zal [minderjarige] naar de moeder brengen en de moeder brengt [minderjarige] terug naar de vader.

  • Partijen zullen nog nadere afspraken maken over de kerstvakantie van 23 december 2024 t/m 7 januari 2025, waarbij [minderjarige] enkele nog nader af te spreken dagen met de moeder in [locatie 2] zal verblijven.

  • Ieder jaar zullen partijen in onderling overleg afspraken maken over de zomervakantie en kerstvakantie.

3.15.

Het hof stelt voorop dat het een positieve ontwikkeling is dat het contact tussen [minderjarige] en de moeder wordt hersteld en dat partijen in staat zijn gebleken om hier samen afspraken over te maken. Dit laat onverlet dat het hof het belangrijk vindt om over het verloop van deze contacten te worden geïnformeerd, zodat een zodanige beslissing kan worden genomen die in het belang van [minderjarige] wenselijk wordt geacht.

Het hof zal om die reden de afspraken die partijen over de belcontacten en de zomervakantie hebben gemaakt vastleggen in een voorlopige contactregeling en de definitieve beslissing over de omgangsregeling, dan wel over een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, aanhouden totdat het hof beslist over het verzoek ten aanzien van het gezag.

3.16.

Afhankelijk van de nadere berichten van partijen zal het hof bepalen of zij een nieuwe mondelinge behandeling zal gelasten.

3.17.

Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4De beslissing

Het hof:

stelt een voorlopige omgangsregeling vast tussen de moeder en [minderjarige] waarbij:

  • er wekelijks telefonisch contact is, iedere zondag om 17.00 uur Nederlandse tijd en iedere woensdag om 18.30 uur Nederlandse tijd;

  • er meerdere contactmomenten plaatsvinden tussen 9 juli 2024 en 29 juli 2024, conform de door de ouders overeengekomen regeling, zoals hiervoor in rov. 3.14 omschreven;

bepaalt dat partijen het hof uiterlijk 1 september 2024 zullen informeren over het verloop van deze contacten;

houdt iedere overige beslissing aan tot 1 september 2024 pro forma.

Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.D.M. van der Linden, J.C.E. Ackermans-Wijn en M.J.C. van Leeuwen en is op 11 april 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733