Datum publicatie | 18-12-2024 |
Zaaknummer | C/16/542754 / FO RK 22-840 |
Procedure | Beschikking |
Zittingsplaats | Utrecht |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | Kinderen; Zorgregeling / omgang / informatie; Overig; Straatverbod/contactverbod/huiselijk geweld |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie
Dwingende Controle? Raadsonderzoek gelast naar omgangsregeling met toepassing van MASIC of vergelijkbaar risicotaxatie-instrument (rb geeft hierbij expliciet aan dat nieuw klassiek Raadsonderzoek niet de bedoeling is). Ouders hebben totaal tegenstrijdige stellingen over hun verleden. Feitenvaststelling daarover moeilijk, mede gelet op tijdverloop. Nader onderzoek van belang voor beoordeling (on)veiligheid bij (onbegeleide) omgang.
Volledige uitspraak
Familierecht, locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/542754 / FO RK 22-840
Gezag en omgang
Beschikking van 18 november 2024
in de zaak van:
[de vader] ,
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. R.J.C. Silven,
tegen
[de moeder] ,
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. F.A. Rost Onnes.
1De procedure
De rechtbank heeft in deze zaak op 22 februari 2023 en op 21 december 2023 een beslissing genomen. De rechtbank verwijst voor het procesverloop naar die beschikkingen. De rechtbank heeft na 21 december 2023 de volgende stukken ontvangen:
-
een brief met bijlagen van de vader (met aanvullende / gewijzigde verzoeken) van 14 oktober 2024;
-
een brief met bijlagen van de moeder van 13 november 2024;
-
een brief met bijlagen van de moeder van 15 november 2024.
De verzoeken zijn (verder) besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 18 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
-
de vader met zijn advocaat;
-
de moeder met haar advocaat;
-
een vertegenwoordiger van de Raad: [A]
De moeder heeft tijdens de zitting de zaal verlaten omdat de zitting haar teveel stress gaf. De advocaat heeft met instemming van de moeder verder het woord gevoerd.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de [leeftijd] [minderjarige] in de gelegenheid te stellen om aan de rechter te vertellen wat zij van de verzoeken vindt. De rechtbank is daartoe alleen verplicht bij kinderen die twaalf jaar of ouder zijn. Als ze jonger zijn mág de rechtbank dat doen. 1
2Waar de procedure over gaat
De rechtbank heeft bij beschikking van 21 december 2023 vervangende toestemming verleend aan de vader om [minderjarige] te erkennen.
Daarmee zijn de vader en de moeder allebei juridisch ouder van: [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2019 in [geboorteplaats] .
De rechtbank heeft bij beschikking van 21 december 2023 het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag over [minderjarige] afgewezen. De moeder heeft daarmee het eenhoofdig gezag over [minderjarige] behouden. Dat betekent dat de moeder alleen de belangrijke beslissingen over [minderjarige] kan nemen.
De rechtbank heeft verder bij dezelfde beschikking een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, inhoudende dat de vader twee uur per week, onder begeleiding van Konfia, omgang heeft met [minderjarige] . De rechtbank heeft bepaald dat de frequentie en/of duur van de omgang op initiatief van Konfia kan worden uitgebreid zodra [minderjarige] dit aankan (en het praktisch te realiseren is voor Konfia).
De rechtbank heeft al definitief een beslissing genomen over de erkenning, het gezag en de informatieregeling. De vader heeft op 14 oktober 2024 zijn verzoeken aangevuld en gewijzigd.
Hij wil:
Omgangsregeling
-
in ongeveer tien maanden stapsgewijs opbouwen naar een tweewekelijkse weekendregeling waarbij [minderjarige] van vrijdag uit school tot zondag 18.30 uur bij de vader verblijft, waarbij de vader [minderjarige] van school ophaalt en de moeder (of iemand uit haar netwerk) [minderjarige] aan het einde van de regeling bij het adres van de vader ophaalt;
-
dat de vakanties en feestdagen vanaf dat moment bij helfte worden verdeeld conform een, door de vader, uitgewerkt schema;
Dwangsom aan omgangsregeling
- dat de rechtbank een dwangsom verbindt aan de door Konfia en door de rechtbank bepaalde omgangsregeling te verbinden van € 250,- per dag, of dagdeel dat de moeder de regeling niet nakomt tot ene maximum van € 10.000,-;
Informatieregeling
- dat de moeder, voor zover mogelijk, verplicht wordt om de vader, met stukken onderbouwd, te informeren over de duur dat [minderjarige] speltherapie ontvangt en de voortgang daarvan;
Dwangsom aan omgangsregeling
- dat de rechtbank een dwangsom verbindt aan voornoemde informatieverplichting van € 250,- per dag of dagdeel dat de moeder de informatieverplichting niet nakomt, met een maximum van € 10.00,-.
Overige verzoeken
-
voor zover mogelijk, dat de moeder veroordeeld wordt om [minderjarige] via Konfia in te schrijven voor speltherapie;
-
dat er, voor zover mogelijk, vervangende toestemming wordt verleend opdat Konfia inhoudelijk kan overleggen met de speltherapeute van [minderjarige] voor zover Konfia dat noodzakelijk acht;
De moeder is het niet eens met de verzoeken van de vader en vraagt om afwijzing daarvan.
3. De beoordeling
Nog geen definitieve beslissing
De rechtbank zal nog geen definitieve beslissing nemen over de omgang en de verzochte dwangsommen, maar de beslissing nog twee maanden uitstellen. De rechtbank vraagt de Raad in de tussentijd onderzoek te doen in de vorm van de MASIC (Mediator's Assessment of Safety Issues and Concerns) dan wel een vergelijkbaar risicotaxatie-instrument. Als voorlopige omgangsregeling stelt te rechtbank vast dat [minderjarige] één keer per week tweeëneenhalf uur omgang zal hebben met de vader bij Konfia. De rechtbank stelt verder een informatieregeling vast die inhoudt dat de moeder de vader een keer per maand uitgebreid moet informeren. De rechtbank houdt de verzoeken over de dwangsommen aan en wijst de overige verzoeken af. Zij legt hierna uit waarom zij deze beslissingen neemt.
De MASIC
De wijze waarop de ouders hun geschiedenis met elkaar beschrijven is totaal verschillend. Volgens de moeder heeft de vader haar verkracht en heeft hij fysiek en mentaal geweld tegen haar gebruikt tijdens de relatie. Vroeger en ook nu is volgens de moeder sprake van dwingende controle van de vader naar de moeder. Dit alles trekt een zware wissel op de moeder en haar welzijn. Zij volgt intensieve traumatherapie om de gebeurtenissen te verwerken. De moeder herkent signalen van zichzelf bij [minderjarige] . Mede hierdoor vindt de moeder het moeilijk om [minderjarige] naar de omgangsmomenten met de vader te brengen. Daar komt bij dat er tijdens een omgangsmoment iets is gebeurd bij de wc’s van Konfia: volgens de moeder heeft de vader zijn geslachtsdeel laten zien aan [minderjarige] . Hierdoor is moeders angst nog groter geworden.
Vader herkent dat wat de moeder vertelt in het geheel niet. Hij ontkent stellig dat hij de moeder (en [minderjarige] ) geweld heeft aangedaan. Volgens hem maakt de moeder zich dan ook schuldig aan smaad en laster. Haar onwaarheden hebben een grote impact op hem, privé en ook zakelijk, vanwege zijn werk bij de politie. De vader voelt zich al jarenlang buitenspel gezet door de moeder. Dat, terwijl de omgang tussen hem en [minderjarige] heel goed verloopt en er geen enkele reden is om de omgang nog langer begeleid te laten plaatsvinden. De vader betwist dat hij zijn geslachtsdeel aan [minderjarige] heeft laten zien. Konfia ondersteunt die betwisting.
De rechtbank kan niet vaststellen wat zich heeft afgespeeld tussen de vader en de moeder. Gelet op het tijdverloop sinds de breuk is de kans klein dat het nog zal lukken om dat vast te kunnen stellen. Ook de Raad heeft in een eerder onderzoek geconstateerd dat moeilijk is om te duiden wat er tussen de ouders nu wel of niet is gebeurd. Daarbij heeft de Raad bijvoorbeeld geconstateerd dat de moeder vanuit haar jeugd hechtingsproblematiek heeft, en dat moeilijk vast te stellen is of haar angsten (ook) daarvan het gevolg kunnen zijn.
Tegelijkertijd is duiding van het verleden wel van belang voor de beslissingen die nu voor liggen. Immers, als de rechtbank bepaalt dat er onbegeleide omgang zal zijn tussen [minderjarige] en de vader, terwijl de feiten waar de moeder de vader van beschuldigt waar zijn, dan ontstaat daarmee mogelijk een onveilige situatie voor [minderjarige] . Dat is te meer het geval indien er sprake is van geweld dat nog doorloopt (dwingende controle). De vraag is dan of en zo ja, in hoeverre, onbegeleide omgang mogelijk is. Ook in het geval het geweld wel heeft plaatsgevonden maar inmiddels is gestopt, is de vader aan zet om de moeder, en mogelijk ook [minderjarige] , erkenning te geven voor wat hij hen heeft aangedaan. Het verwerken van trauma’s door de moeder (en mogelijk ook door [minderjarige] ) is voorliggend in de situatie waarin sprake is (geweest) van geweld.
Er wordt ook geen recht gedaan aan het belang van [minderjarige] in de spiegelbeeldige situatie. Dat is de situatie waarin de rechtbank de omgang begeleid laat voortduren vanwege de beschuldigingen van de moeder, terwijl die beschuldigingen niet terecht en ongefundeerd zijn. Dan is er immers geen reden om de omgang nog langer onbegeleid te laten voortduren en om die niet verder uit te breiden. Die uitbreiding is dan in [minderjarige] ’s belang. In dat geval is het aan de moeder om de vader, en mogelijk ook [minderjarige] , erkenning te geven voor wat zij hen heeft aangedaan. Van haar wordt dan verwacht dat zij de hulp zoekt die zij nodig heeft om de onbegeleide omgang tussen [minderjarige] en de vader te faciliteren en om [minderjarige] niet te belasten met haar eigen angsten.
Hoewel het vaststellen van feiten over het verleden als gezegd moeilijk is, kan er naar het oordeel van de rechtbank wel meer worden gedaan om te onderzoeken wat zich tussen de ouders heeft afgespeeld, nu dat dus ook van belang is voor de nu te nemen beslissingen. De rechtbank vindt daarom dat de MASIC (of een vergelijkbaar risicotaxatie-instrument) ingezet moet worden. De MASIC bestaat uit een gestructureerd interview dat bij elke ouder apart wordt afgenomen. Met de MASIC worden gedetailleerde vragen gesteld over verschillende vormen van partnergeweld, zoals emotionele mishandeling, dwingende controle, lichamelijk geweld, seksueel geweld en stalking. Vervolgens wordt op basis van de informatie uit de twee interviews, eventueel aangevuld met informatie uit andere bronnen (bijvoorbeeld politiegegevens en medische gegevens) een beoordeling gemaakt of er (ex-)partnergeweld aanwezig is (geweest). Tijdens de zitting heeft de Raadsvertegenwoordiger aangegeven dat de Raad onderzoek kan doen in de vorm van de MASIC dan wel een vergelijkbaar risicotaxatie-instrument.
De rechtbank vraagt de Raad dan ook om onderzoek te doen naar de vraag, welke omgangsregeling het meest in het belang is van [minderjarige] , met behulp van de MASIC of een vergelijkbaar risicotaxatie-instrument. De rechtbank vraagt de Raad daarbij in kaart te brengen of, en zo ja welk patroon van geweld er tussen partijen heeft gespeeld, en/of nog steeds speelt. Is er sprake geweest van situationeel geweld? Is sprake van een patroon van (psychisch) geweld dat ook nadat partijen uit elkaar zijn gegaan doorloopt, en zo ja, wie doet dan wat tegen wie, en met welke impact? En wat betekenen de antwoorden op het voorgaande voor de veiligheid van [minderjarige] bij de vader en voor (de begeleiding van) de omgang?
Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat van de Raad niet (ook) wordt gevraagd om een nieuw ‘klassiek’ Raadsonderzoek te doen naar de omgangsregeling. Gelet op de korte duur van de aanhouding verzoekt de rechtbank de Raad verder om de rechtbank tijdig te informeren als het onderzoek onverhoopt niet op tijd gereed is, in verband met het eventueel verzetten van de zittingsdatum.
De omgang
De rechtbank vindt het van belang dat er in de tussentijd wel omgang plaatsvindt. Zij stelt daarom vast dat er wekelijks begeleide omgang is tussen de vader en [minderjarige] gedurende tweeëneenhalf uur. De rechtbank vindt, anders dan de moeder, dat Konfia daarvoor nu de geschikte plek is. Konfia kan namelijk een huiselijke setting creëren en dat is van belang vanwege de duur van de omgang. [minderjarige] is daarnaast al bekend met Konfia en ook is het voor de continuïteit van de omgang niet wenselijk dat nu moet worden gezocht naar andere omgangsbegeleiding.
De informatieregeling
De moeder is verplicht om de vader te informeren over [minderjarige] en hem te consulteren bij te nemen beslissingen over haar. 2 De vader heeft gevraagd om informatie over de speltherapie van [minderjarige] . De rechtbank vindt het van belang dat de moeder de vader inderdaad informeert over behandelingen, maar ook over andere dingen, zoals: hoe het op school gaat, of ze op zwemles zit, met welke kinderen ze omgaat. Dat is niet alleen het recht van de vader, maar het is ook van belang voor de omgang. Op die manier kan de vader imemrs gerichter aan [minderjarige] vragen stellen en zo beter bij haar aansluiten. De rechtbank vindt dat de moeder daarom maandelijks een A4 (vol) moet schrijven met informatie over [minderjarige] , met daarbij een goede en recente foto.
De dwangsommen
De rechtbank houdt zowel het verzoek tot een dwangsom voor de omgangsregeling als voor de informatieregeling aan, mede in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek van de Raad.
De overige verzoeken
De vader heeft verder verzoeken gedaan over speltherapie en overleg tussen Konfia en een speltherapeute. Voor deze verzoeken bestaat geen grondslag in de wet. Om die reden zal de rechtbank de verzoeken van de vader afwijzen.
De uitvoerbaarverklaring bij voorraad
De rechtbank verklaart de beslissing over de informatieregeling en de tijdelijke omgangsregeling uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. De rechtbank vindt het namelijk van groot belang dat de omgang niet opnieuw stagneert. De informatieregeling is daarnaast van belang voor de kwaliteit van de omgang. Dat betekent dat die regelingen moeten worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.
4De beslissing
De rechtbank:
bepaalt dat de moeder een keer per maand een A4 zal sturen aan de vader met informatie over [minderjarige] , met daarbij een duidelijke en recente foto van [minderjarige] ;
stelt een voorlopige omgangregeling vast die inhoudt dat [minderjarige] een keer per week tweeëneenhalf uur begeleide omgang met de vader heeft bij Konfia;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de (verdere) beslissing over de omgang en de verzochte dwangsommen aan tot 18 januari 2025, in afwachting van de uitkomst van het Raadsonderzoek (in de vorm van de MASIC of een vergelijkbaar risicotaxatie-instrument);
wijst de verzoeken voor het overige af.
Deze beschikking is op 18 november 2024 mondeling gegeven door mr. T. Dopheide, rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. L.N. van Oostveen als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 6 december 2024. |
||
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden. |
||
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733