Rechtbank Den Haag 30-10-2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:21098

Datum publicatie31-12-2024
ZaaknummerC/09/669161 / FA RK 24-4897
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsDen Haag
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Dwangsom bij omgang;
Familieprocesrecht
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Geen rechtsgrond om in kader gezagsgeschil vader (die in Dubai verblijft) te verbieden te verhuizen of te verplichten terug te verhuizen vanuit Dubai. Kinderen hebben HVP bij moeder en geen situatie waarin gesproken kan worden van co-ouderschap waarbij de kinderen een groot deel van hun tijd bij vader verblijven. Daarmee geen sprake van situatie abi Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19-07-2022, ECLI:NL:GHARL:2022:62091.
Ondanks gewijzigde omstandigheden moet vader de zorgregeling (met kleine wijziging op verzoek moeder)
blijven nakomen. Met schrobbering en dwangsom.

Volledige uitspraak


Rechtbank DEN HAAG

Enkelvoudige kamer

Rekestnummer: FA RK 24-4897

Zaaknummer: C/09/669161

Datum beschikking: 30 oktober 2024

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 5 juli 2024 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

advocaat: mr. N. Groen te Den Haag.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

advocaat: mr. M-J.E. Gilsing te Alphen aan den Rijn.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:

  • het verzoekschrift van 5 juli 2024 met producties 1 tot en met 9 van de zijde van de vader;

  • het verweerschrift van 27 september 2024, met producties 1 tot en met 8, van de zijde van de moeder;

  • het bericht van 30 september 2024 met aanvullende productie 10 van de zijde van de vader;

  • het bericht van 30 september 2024 met aanvullende productie 8 van de zijde van de moeder.

De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben zich in raadkamer uitgelaten over het verzoek.

Op 2 oktober 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:

  • de vader met zijn advocaat;

  • de moeder met haar advocaat;

  • [naam] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad)

Van de zijde van de vader zijn pleitnotities overgelegd.

Feiten

  • De vader en de moeder zijn gehuwd geweest van [huwelijksdag 1] 2008 tot [dag] 2014.

  • Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:

- [minderjarige 1] ( [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedag 1] 2011 te [geboorteplaats] ,

- [minderjarige 2] ( [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedag 2] 2012 te [geboorteplaats] .

  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.

  • De kinderen hebben de hoofdverblijfplaats bij de moeder.

  • Bij beschikking van deze rechtbank van 4 februari 2014 is – voor zover hier relevant – bepaald dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader zijn:

- een weekend per veertien dagen van vrijdag 17:00 uur tot zondag 17:00 uur;

- gedurende de helft van de vakanties en de feestdagen in onderling overleg af te stemmen, waarbij partijen, ondanks dat de kinderen nog niet naar school gaan, aansluiting zullen zoeken bij de schoolvakanties,

waarbij de vader de kinderen ophaalt en weer terugbrengt bij de moeder.

- Bij beschikking van deze rechtbank van 22 juni 2023 is – voor zover hier relevant – bepaald dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader zullen zijn:

- in de oneven weken van vrijdagmiddag uit school tot zondag 17:00 uur;

- de tweede week van de meivakantie, drie weken in de zomervakantie, de herfstvakantie en de tweede week van de kerstvakantie.

Verzoek en verweer

De vader verzoekt – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en voor zover nodig onder wijziging van de beschikking van deze rechtbank d.d. 22 juni 2023 – de rechtbank te bepalen dat:

- de reguliere zorgregeling en vakantieregeling tussen de vader en de kinderen als volgt wordt gewijzigd:

- de kinderen verblijven in de zomervakantie drie weken op een bestemming naar keuze bij de vader;

- de kinderen verblijven in de kerstvakantie twee weken bij de vader op een bestemming naar keuze en in de meivakantie gedurende twee weken bij de moeder;

- de kinderen verblijven in de herfstvakantie en voorjaarsvakantie bij de vader op een bestemming naar keuze;

- overige contactmomenten in weekenden worden flexibel en in onderling overleg afgesproken, waarbij de vader ernaar streeft om de kinderen in elk geval eens per twee maanden een lang weekend bij zich te hebben, zo mogelijk in Nederland, dan wel op een bestemming naar keuze afhankelijk van hun schoolrooster.

  • de moeder verantwoordelijk is voor het brengen en halen van de kinderen als de zorgregeling in Nederland plaatsvindt;

  • de kinderen in het geval zij naar de vader op een buitenlandse bestemming reizen gebruik kunnen maken van de ‘unaccompanied minor service’ van de betreffende vliegtuigmaatschappij;

  • de kosten van de procedure worden gecompenseerd in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

De moeder voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken, en zij verzoekt zelfstandig, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

  • primair de man te verbieden om naar Dubai te verhuizen dan wel te gebieden om terug te verhuizen naar Nederland;

  • subsidiair de in rechte geldende zorgregeling te wijzigen in die zin dat wordt bepaald dat de kinderen de eerste week van de meivakantie en de eerste week van kerstvakantie bij de vader zijn, in plaats van steeds de tweede week;

  • de vader te veroordelen tot nakoming van de in rechte geldende zorgregeling op straffe van verbeurte van een dwangsom van 250 euro voor iedere dag dat hij in gebreke blijft;

dan wel een zodanige beslissing te nemen die de rechtbank in goede justitie juist acht.

Beoordeling

De rechtbank stelt het volgende voorop.

In het verleden zijn meerdere procedures gevoerd tussen partijen waarbij het onder meer ging over het contact tussen de vader en de kinderen. Rode draad daarin is dat de vader minder tijd met de kinderen doorbrengt dan de moeder in het belang van de kinderen acht.

In 2017 heeft de vader bijvoorbeeld verzocht om wijziging van de in 2014 vastgelegde zorgregeling naar een zorgregeling van viermaal per jaar een weekend en de helft van de zomer- en kerstvakantie. Nu de vader ter zitting ontkende dat hij ooit in Marokko een nieuw leven met een andere partner wilde opbouwen, haalt de rechtbank hier de beschikking van deze rechtbank van 9 oktober 2017 aan:

“Hij [de vader] heeft aangegeven dat hij op dit moment (formeel) nog in Nederland woont, maar zal zich dit jaar volledig, of nagenoeg volledig, in Marokko gaan vestigen. Daar wenst hij zijn bedrijf te runnen en een toekomst met zijn nieuwe partner op te bouwen. Hij is van mening dat derhalve een wijziging van omstandigheden zal ontstaan. Nu het erg vermoeiend en duur zal zijn om iedere maand vanuit Marokko naar Nederland te reizen om de kinderen te zien, heeft de vader verzocht een zorgregeling te bepalen waarbij hij de kinderen éénmaal per kwartaal zal zien. Volgens de vader is het praktisch en geografisch onmogelijk om de kinderen vaker te zien. De moeder dient zich te realiseren dat hij een nieuwe toekomst in Marokko wenst op te bouwen.”

De zorgregeling is ook meerdere keren aangepast.

Op dit moment geldt de in de beschikking van deze rechtbank van 22 juni 2023 neergelegde zorgregeling volgens welke [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader zijn om de week van vrijdagmiddag tot zondag eind van de middag en daarbij in de tweede week van de meivakantie, in de herfstvakantie, in de tweede week van de kerstvakantie en nog gedurende drie weken in de zomervakantie

De vader heeft hoger beroep ingesteld tegen wat in deze beschikking is beslist ten aanzien van de kinderalimentatie, maar ook tegen de beslissing dat hij in de zomervakantie drie weken verantwoordelijk is voor de kinderen; de vader vindt twee weken redelijk. In het appelschrift is onder meer het volgende opgenomen:

Partijen zijn in afwachting van een zitting bij het gerechtshof.

Op [huwelijksdag 2] 2024 is de vader gehuwd met zijn huidige partner die in Dubai woont en werkt. Sindsdien verblijft de vader in Dubai en komt hij de tweewekelijkse zorgregeling niet na. Ook in de meivakantie heeft de vader geen contact gehad met de kinderen. De moeder vond het onverantwoord om de kinderen, gelet op hun leeftijd en onbekendheid met het vliegen naar Dubai, met de Unaccompanied Minor Service (UMS) naar Dubai te laten vliegen en de vader stelt dat het voor hem financieel niet mogelijk was om naar Nederland te komen.

Afgelopen zomervakantie hebben de kinderen drie weken met de vader en zijn huidige partner doorgebracht. Dat is goed verlopen en de kinderen zeggen dat ze een fijne tijd hebben gehad. De ouders beamen dat.

De kinderen gingen sinds het vertrek van de vader naar Dubai tot voor kort, in de weekenden dat de zorg volgens de zorgregeling bij de vader ligt, wel naar de woning van de vader. Daar werden zij opgevangen door de ouders van de vader of zij gingen met hen naar de woning van de grootouders die verder weg is gelegen. Volgens de moeder wilden de kinderen graag naar opa en oma omdat ze zich dan dichter bij hun vader voelden en ook omdat zij ongerust zijn over hun oma die borstkanker heeft. Inmiddels wordt de zorg voor de kinderen oma te zwaar en [minderjarige 1] heeft behoefte aan hulp bij haar huiswerk die haar ouders wel, maar haar opa en oma niet kunnen geven. De kinderen gaan nu dus minder vaak naar opa en oma.

De kinderen hebben in het gesprek bij de kinderrechter aangeven zich gelukkig te voelen, maar hun vader wel te missen. Ze vinden het leuk om een keer naar Dubai te gaan, maar willen graag hun vader vaker zien.

verzoeken vader zorgregeling

De vader stelt dat sprake is van een wijziging van omstandigheden en wil wijziging van de zorgregeling, in die zin dat de reguliere zorgregeling komt te vervallen en de kinderen in plaats daarvan een groot deel van de vakanties bij hem (in Dubai of elders) verblijven.

Op grond van artikel 1:253a, lid 4 BW in verbinding met artikel 1:377e BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing over de zorgregeling kan wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. De rechtbank is gebleken dat na de beschikking van 22 juni 2023 de omstandigheden zijn gewijzigd. De vader is immers verhuisd naar Dubai waardoor de huidige zorgregeling niet langer eenvoudig haalbaar is voor hem. De vader is daarom ontvankelijk in zijn verzoek tot wijziging van de zorgregeling.

Op basis van het verhandelde ter zitting en de overgelegde stukken wijst de rechtbank het verzoek van de vader af. De rechtbank oordeelt daartoe het volgende.

Beide ouders zijn het erover eens dat de reguliere regeling die is vastgelegd in de beschikking van 22 juni 2023, naar tevredenheid verliep. De kinderen waren blij met deze regeling en dat gold ook voor de ouders. Desondanks heeft de vader een half jaar later besloten om zich in Dubai te vestigen. Niet gebleken is dat hij zich enige rekenschap heeft gegeven van wat dat voor de kinderen zou betekenen. Er heeft geen overleg plaatsgevonden met de moeder. Dat de moeder overleg weigerde omdat de vader zijn betalingsverplichtingen op grond van de kinderalimentatie niet nakwam, komt voor zijn rekening en risico en is bovendien door de vrouw betwist. Niet is gebleken dat de vader een redelijk voorstel heeft gedaan voor compensatie van de tijd die de kinderen nu missen. De rechtbank kan zich voorstellen dat een regeling waarbij de vader regelmatig, bijvoorbeeld eens per maand, een langere periode naar Nederland komt om bij de kinderen te zijn, meer in het belang is van de kinderen dan het concentreren van het contact in de vakanties. In het voorstel van de vader brengen de kinderen die vakanties nauwelijks door met hun moeder, andere familie of vrienden in Nederland. Ook heeft de vader geen enkel begrip getoond voor de zorgen van de moeder met betrekking tot het reizen van de kinderen naar Dubai. De moeder wilde dat de kinderen de reis tenminste één maal met vader samen zouden maken. Daartoe was de vader niet bereid. Bovendien legt hij alle lasten van het halen en brengen naar het vliegveld, inclusief alle wachttijd, ook bij de moeder. Zijn standpunt dat het halen en brengen van de kinderen voor hem financieel niet haalbaar is, staat bovendien in schril contrast met de reizen die hij afgelopen zomer met de kinderen heeft gemaakt naar Londen, Keulen en Turkije. Tot slot is het de rechtbank niet gebleken dat de partner van de vader niet in Nederland kan wonen en werken.

Voor zover de vader zijn verzoeken ten aanzien van het halen en brengen van de kinderen en het reizen met UMS ook bedoeld heeft in het geval de rechtbank de zorgregeling niet op de door de man gewenste wijze aanpast, overweegt de rechtbank als volgt.

Zolang de zorgregeling in Nederland plaats vindt, is het in het belang van de kinderen als de ouder bij wie de kinderen zijn, ze naar de andere ouder toebrengt. Daarmee geeft de brengende ouder de kinderen het signaal het contact met de andere ouder goed te keuren. Niet valt in te zien waarom dat met betrekking tot [minderjarige 1] en [minderjarige 2] anders zou zijn. Of de kinderen bij een reis naar het buitenland gebruik kunnen maken van de UMS van de betrokken vliegtuigmaatschappij, moet beoordeeld worden aan de hand van een concrete reis. De rechtbank kan daar in zijn algemeenheid geen oordeel over geven. Deze verzoeken van de vader worden dan ook eveneens afgewezen.

zelfstandige verzoeken van de moeder

De rechtbank ziet geen rechtsgrond om in het kader van een gezagsgeschil de vader te verbieden om te verhuizen of te verplichten om terug te verhuizen vanuit Dubai. De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder en de zorgregeling is niet dusdanig dat gesproken kan worden van co-ouderschap waarbij de kinderen een groot deel van hun tijd bij de vader verblijven. Daarmee is geen sprake van een situatie als bedoeld in de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 juli 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:6209).

De rechtbank ziet wel aanleiding om het subsidiaire verzoek van de moeder toe te wijzen en de bij beschikking van 22 juni 2023 opgenomen zorgregeling te wijzigen zoals door haar verzocht, nu de vader daar geen verweer tegen heeft gevoerd. Die wijziging betreft uitsluitend de week in de mei- en kerstvakantie die de kinderen met hun vader doorbrengen. Dat was de tweede week, maar dat wordt nu op verzoek van de moeder – in verband met de toetsen op school kort na de vakantie – de eerste week.

Het verzoek van de moeder om een dwangsom aan de nakoming van de zorgregeling te verbinden wordt toewezen. De vader heeft op grond van artikel 1:247 BW niet alleen het recht op maar ook de plicht tot het verzorgen en opvoeden van zijn kinderen. Die verantwoordelijkheid dient hij niet slechts te nemen wanneer dat hem goed uitkomt. Uit de eerdere procedures is gebleken dat het steeds de moeder is die zich moet aanpassen aan de vader. De vader dient zich te realiseren dat dat niet eindeloos van haar gevraagd kan en mag worden. De rechtbank legt daarom een dwangsom op van € 100,00 per dag dat de vader de zorgregeling niet nakomt tot een maximum van €10.000,00. De rechtbank zal bepalen dat deze dwangsom pas gaat lopen met ingang van 1 januari 2025 zodat de vader tijd heeft om te organiseren dat hij de zorgregeling ook daadwerkelijk kan nakomen.

proceskosten

Gelet op het feit dat het een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank

* bepaalt dat, in zoverre met wijziging van de beschikking van deze rechtbank van 22 juni 2023, de minderjarigen:

  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2011 te [geboorteplaats] , en

  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2012 te [geboorteplaats] ,

bij de vader zullen zijn:

- in de oneven weken van vrijdagmiddag uit school tot zondag 17:00 uur;

- de eerste week van de meivakantie, drie weken in de zomervakantie, de herfstvakantie en de eerste week van de kerstvakantie;

* bepaalt deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

* bepaalt dat de vader met ingang van 1 januari 2025 aan de moeder een dwangsom verbeurt van € 100,00 per dag of gedeelte daarvan, dat hij voormelde regeling niet nakomt, met een maximum van € 10.000,00;

* wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Brakel, kinderrechter, bijgestaan door mr. H.S.S. Isfour als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2024.



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733