Rechtbank Zeeland-West-Brabant 27-11-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:8776

Datum publicatie08-01-2025
Zaaknummer10915919 CV EXPL 24-597
ProcedureBodemzaak
ZittingsplaatsTilburg
RechtsgebiedenCiviel recht; Verbintenissenrecht
TrefwoordenFamilievermogensrecht; Vergoedingsrechten;
Familieprocesrecht; Proceskosten
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Partijen hebben een relatie met elkaar gehad en samengewoond. Eiser heeft in die periode de zorgkosten en de abonnementskosten van de telefoon van gedaagde betaald. Na beëindiging van de relatie vordert eiser dat gedaagde deze kosten aan hem (terug) betaalt. Kantonrechter wijst dit af. Partijen hebben geen afspraken gemaakt over een terugbetaling. Als mensen samenwonen, en met name als zij een affectieve relatie hebben, dan is het gebruikelijk (en niet onredelijk) dat je wat voor elkaar betaalt. Met proceskostenveroordeling.

Volledige uitspraak


RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht

Kantonrechter

Zittingsplaats Tilburg

Zaaknummer: 10915919 \ CV EXPL 24-597

Vonnis van 27 november 2024

in de zaak van

[eiser] ,

te [plaats] ,

eisende partij,

hierna te noemen: [eiser] ,

gemachtigde: In-Kas Intermediair B.V.,

tegen

[bewindvoerder] B.V. in haar hoedanigheid van bewindvoerder over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan

[gedaagde] ,

te [plaats] ,

gedaagde partij,

hierna te noemen: [gedaagde] ,

gemachtigde: mr. T. Möller.

De zaak in het kort

Partijen hebben samengewoond en een relatie met elkaar gehad. Eiser heeft in die periode de zorgkosten en de abonnementskosten van de telefoon van gedaagde betaald. De relatie tussen partijen is geëindigd en eiser wil nu dat gedaagde deze kosten aan hem (terug) betaalt. Deze vordering wordt niet toegewezen. Partijen hebben geen afspraken gemaakt over een terugbetaling. Als mensen samenwonen, en met name als zij een affectieve relatie hebben, dan is het gebruikelijk (en niet onredelijk) dat je wat voor elkaar betaalt.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • het tussenvonnis van 20 maart 2024 met de daarin genoemde stukken,

  • de mondelinge behandeling van 9 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,

  • de mondelinge behandeling van 31 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,

  • de spreekaantekeningen van [eiser] .

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2De feiten

2.1.

Partijen hebben vanaf eind maart 2020 tot augustus 2023 samengewoond. Tussen partijen heeft een affectieve relatie bestaan die op begin augustus 2023 is geëindigd.

2.2.

Partijen hadden een gezamenlijke polis voor de ziektekostenverzekering, waarbij [eiser] de premie en het eigen risico van [gedaagde] heeft betaald in de periode januari 2021 t/m augustus 2023. Dit is in totaal een bedrag € 5.800,56.

2.3.

[eiser] heeft de abonnementsgelden voor de mobiele telefoon van [gedaagde] betaald in de periode 2 juni 2020 t/m 3 juli 2023. Dit is in totaal een bedrag van € 2.414,27.

2.4.

Bij beschikking van 11 juni 2024 zijn de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [gedaagde] onder bewind gesteld waarbij [bewindvoerder] B.V. tot bewindvoerder is benoemd.

3Het geschil

3.1.

[eiser] vordert - samengevat – uitvoerbaar bij voorraad, om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 8.214,83, vermeerderd met rente en kosten en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

3.2.

[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] ongerechtvaardigd is verrijkt.

[eiser] heeft de premie en het eigen risico van de ziektekostenverzekering van [gedaagde] betaald en ook de abonnementsgelden van haar telefoon. Hiermee is [eiser] verarmd en [gedaagde] verrijkt. Het is niet rechtvaardig en niet redelijk dat [eiser] deze persoonlijke uitgaven van [gedaagde] moet betalen en met name niet vanaf het moment dat [gedaagde] zelf weer inkomsten had uit werk. Er was geen sprake van een huwelijk of samenlevingscontract, zodat dan geldt dat ieder zijn eigen kosten draagt. Ook was geen sprake van een klassieke rolverdeling, want [gedaagde] had op een bepaald moment ook een baan. [eiser] heeft de kosten voor [gedaagde] voorgeschoten en hij was daartoe niet verplicht. Het is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet terecht dat [eiser] moet opdraaien voor uitgaven van [gedaagde] die persoonlijk van aard zijn. Daarnaast stelt [eiser] dat partijen hebben afgesproken dat zij niets meer van elkaar te vorderen hebben, maar toen [gedaagde] vervolgens nog een bedrag van € 2.500,00 van [eiser] wilde hebben heeft [eiser] een tegeneis ingesteld en dat is de vordering in deze procedure.

3.3.

[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.

3.4.

[gedaagde] betwist dat zij ongerechtvaardigd is verrijkt. Zij voert aan dat zij haar uitkering op grond van de Participatiewet zou verliezen op het moment dat zij met [eiser] zou gaan samenwonen, waardoor zij niet langer in staat was om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. In de relatie werd daarom over en weer voor elkaar gezorgd. Er was sprake van een klassieke rolverdeling waarbij [eiser] de kostwinner was en [gedaagde] nam het merendeel van de zorgtaken op zich. Er is nooit gesproken over het voorschieten van bedragen of dat er nog moest worden terugbetaald. [gedaagde] heeft in 2022 inkomen gekregen uit werk, maar deze inkomsten hebben [eiser] en [gedaagde] gebruikt om een gezamenlijke lening bij haar oom af te betalen waarmee ze meubels hebben gekocht. Verder voert zij aan dat ze inderdaad met [eiser] heeft afgesproken om niets meer van elkaar te vorderen en dat is de reden waarom zij in deze procedure geen eis in reconventie heeft ingesteld.

3.5.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

[eiser] heeft zorgkosten en abonnementskosten voor [gedaagde] betaald tijdens hun relatie en toen ze nog samenwoonden. [eiser] vordert nu betaling van deze bedragen van [gedaagde] op grond van ongerechtvaardigde verrijking en omdat het niet redelijk is dat hij deze persoonlijke uitgaven van [gedaagde] heeft betaald. De vraag is of [gedaagde] nog aan [eiser] moet betalen.

Geen ongerechtvaardigde verrijking

4.2.

Als de één wordt verrijkt ten koste van de ander dan kan dat ongerechtvaardigd zijn als daarvoor geen redelijke grond aanwezig was. In dat geval bestaat er een verplichting om schade te vergoeden tot het bedrag van de verrijking (artikel 6:212 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek) . Als er voor de verrijking wel een redelijke grond aanwezig was, dan is van ongerechtvaardigde verrijking dus geen sprake.

4.3.

De kantonrechter overweegt dat het in een affectieve relatie niet ongebruikelijk dat partners kosten voor elkaar betalen. Als de relatie vervolgens wordt verbroken dan bestaat er geen vergoedingsrecht op grond van ongerechtvaardigde verrijking (behalve bij bijzondere omstandigheden). Voor zover er namelijk sprake is van een verrijking, dan wordt deze gerechtvaardigd door wat partijen in hun relatie over en weer voor elkaar doen.

4.4.

Naar het oordeel van de kantonrechter is niet gebleken dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat het onrechtvaardig is dat er betaald is voor de ander. Het feit dat het gaat om persoonlijke uitgaven van [gedaagde] is niet zo’n bijzondere omstandigheid. Ook het feit dat [gedaagde] op een bepaald moment zelf inkomen uit werk had is niet zo’n bijzondere omstandigheid. Dit geldt temeer omdat [gedaagde] dit inkomen heeft gebruikt om een gezamenlijke lening af te betalen. De kantonrechter oordeelt dat er een redelijke grond aanwezig was voor de verrijking en concludeert dat [gedaagde] niet ongerechtvaardigd is verrijkt.

Redelijkheid en billijkheid

4.5.

[eiser] heeft ook nog aangevoerd dat het niet redelijk is dat hij deze kosten voor [gedaagde] moet betalen, omdat deze van persoonlijke aard zijn, waarmee hij een beroep doet op de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:2 BW) . De kantonrechter overweegt dat de afspraak om te gaan samenwonen hoe dan ook invloed heeft op het vermogen van beide partijen. Als je gaat samenwonen dan is het gebruikelijk dat je dingen voor elkaar betaalt en dit geldt nog meer in een affectieve relatie. Dat het hier gaat om zorgkosten en een abonnement waar alleen [gedaagde] persoonlijk voordeel van heeft gehad, zoals [eiser] heeft aangevoerd ter zitting, maakt dit niet anders. Naar het oordeel van de kantonrechter is het niet onredelijk dat [eiser] deze kosten binnen de relatie voor [gedaagde] heeft betaald.

4.6.

Tijdens de zitting hebben partijen ook nog besproken dat zij op enig moment samen om de tafel hebben gezeten en hebben afgesproken om niets meer van elkaar te vorderen. Zij hebben elkaar hierbij verweten dat zij zich niet aan deze afspraken hebben gehouden met deze procedure als gevolg. De kantonrechter oordeelt dat deze discussie verder niet van belang is in het kader van deze procedure, omdat dit niet leidt tot een andere uitkomst in deze zaak.

Conclusie

4.7.

De kantonrechter concludeert dat geen sprake is van ongerechtvaardigde verrijking en ook het beroep op de redelijkheid en billijkheid slaagt niet. Dit betekent dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen.

Proceskosten

4.8.

[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [gedaagde] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [eiser] niet worden veroordeeld tot betaling van de betekeningskosten. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:

- salaris gemachtigde

678,00

(2 punten × € 339,00)

- nakosten

135,00

Totaal

813,00

5De beslissing

De kantonrechter

5.1.

wijst de vorderingen van [eiser] af,

5.2.

veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,

5.3.

verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op
27 november 2024.



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733