Datum publicatie | 09-01-2025 |
Zaaknummer | 11378075 VV EXPL 24-173 |
Procedure | Kort geding |
Zittingsplaats | Haarlem |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Verbintenissenrecht |
Trefwoorden | Overig; Huisdier in het familierecht; Familieprocesrecht; Kort geding art. 254 Rv |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie
Afwijzing vordering tot afgifte hond in kort geding. Eiseres was weliswaar samen met haar ex-partner eigenaar van hond Woezel, het beroep van gedaagde heeft op (derden)bescherming naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter kans van slagen. Gedaagde heeft (net als de politie) op grond van de mededelingen van eiseres in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mogen aannemen dat haar ex-partner bevoegd was om (ook namens eiseres) over Woezel te beslissen. Hij heeft toestemming gegeven om Woezel af te geven aan gedaagde.
Volledige uitspraak
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 11378075 \ VV EXPL 24-173
Vonnis in kort geding van 19 december 2024
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [plaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. H. Sala,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [plaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.
1De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- nadere stukken van [gedaagde], ter zitting overgelegd
- de mondelinge behandeling van 5 december 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2De feiten
[eiser] is gehuwd in algehele gemeenschap van goederen met [betrokkene] (verder: [betrokkene]). Onder de gemeenschappelijke eigendom van [eiser] en [betrokkene] vallen honden, waaronder hond Woezel (verder: Woezel), een Boomertje uit Roemenië. [eiser] en [betrokkene] zijn thans verwikkeld in een echtscheidingsprocedure waarbij nog geen inboedelverdeling (onder andere over de honden) is geweest. [eiser] staat geregistreerd in de chipgegevens van Woezel.
[eiser] heeft samen met haar kinderen de echtelijke woning verlaten. Woezel bleef, samen met de andere honden, bij [betrokkene]. [betrokkene] zorgt inmiddels een jaar voor Woezel.
Op vrijdagavond 13 september 2024 heeft de broer van [gedaagde] Woezel op straat aangetroffen, niet ver van de woning van [betrokkene]. De broer van [gedaagde] heeft contact met de politie opgenomen. De politie heeft de chip van Woezel uitgelezen en contact opgenomen met [eiser].
[agent], brigadier van de politie, verklaart in een brief van 5 november 2024 aan [gedaagde] als volgt over het gesprek met [eiser] en de verdere gang van zaken:
“Op vrijdag 13 september 2024 deed uw broer melding bij de politie van een hond die hij gevonden had. Ik, brigadier [agent], ben bij het adres langs gegaan en heb
de chip van de hond uitgelezen. Daarna heb ik het telefoonnummer van de chip gebeld.
Ik hoorde de vrouw aan de telefoon zeggen dat de hond Woezel heet, en dat zij
gescheiden is van haar man. Ik hoorde haar zeggen dat zij de hond al twee jaar (partijen zijn het erover eens dat dit één jaar moet zijn) niet gezien had en ook niet wist hoe het met de hond ging. Ik hoorde haar zeggen dat zij ver weg woonde en de hond niet in huis kon nemen wegens een andere grote hond.
Omdat de vrouw vertelde dat zij al geruim twee jaar (partijen zijn het erover eens dat dit één jaar moet zijn) niet voor de hond zorgde, is een politiecollega naar de woning van de ex-partner van de eerder genoemde vrouw gegaan
Daar is met hem gesproken en deed de man vrijwillig afstand van de hond. Aangezien de man de zorg draagt is hij juridisch ook de eigenaar. De afstandsverklaring is getekend ingeleverd bij de politie en de zorg is over gedragen aan u.
(…)”
[gedaagde] heeft op zaterdag 14 september 2024 telefonisch contact opgenomen met [eiser] en aan [eiser] meegedeeld dat zij de hond kon ophalen.
Op zondag 15 september 2024 (in de afstandsverklaring staat abusievelijk 14 september 2023) heeft [betrokkene] een afstandsverklaring, opgesteld door de politie, ondertekend. [betrokkene] verklaart in hoedanigheid van eigenaar vrijwillig afstand te doen van Woezel.
Nadien zijn de gegevens op de chip van Woezel veranderd van [eiser] naar [gedaagde].
Na ongeveer twee weken na 13 september 2024 heeft [eiser] geprobeerd om contact op te nemen met [gedaagde] om een afspraak te maken om Woezel op te halen. [gedaagde] heeft hierop niet gereageerd omdat de politie had meegedeeld dat de eigendom al was overgedragen.
3Het geschil
[eiser] vordert – samengevat – [gedaagde] te veroordelen tot afgifte van Woezel onder verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag, met een maximum van
€ 7.500,00. Tevens vordert [eiser] buitengerechtelijke kosten, rente en proceskosten.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat Woezel gemeenschappelijk eigendom is van haar en [betrokkene], zodat [betrokkene] niet alleen afstand kon doen. [gedaagde] houdt Woezel ten onrechte onder zich.
[gedaagde] voert verweer. Zij voert aan dat zij van de politie te horen heeft gekregen dat afstand van Woezel is gedaan en zij eigenaar is geworden. Voor het geval de vordering van [eiser] toegewezen wordt, heeft [gedaagde] als tegenvordering vergoeding van de door haar gemaakte kosten gevorderd. [eiser] heeft meegedeeld niet bereid te zijn om die kosten te betalen. Zij heeft daarvoor naar [betrokkene] verwezen.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4De beoordeling
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Dit is het geval omdat als sprake is van inbreuk op een eigendomsrecht die onrechtmatige toestand zo spoedig mogelijk moet worden beëindigd.
Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Het is niet betwist dat [eiser] en [betrokkene] gemeenschappelijk eigendom hadden over Woezel. Op grond van artikel 5:2 BW is [eiser] bevoegd iedereen die Woezel zonder recht onder zich houdt, op te eisen. Op grond van artikel 3:171 BW is [eiser], als deelgenoot, (zonder [betrokkene]) bevoegd tot het instellen van een rechtsvordering ten behoeve van de gemeenschap. In zoverre heeft zij het recht om haar eigendom op te eisen.
[gedaagde] verklaart dat de politie heeft meegedeeld dat Woezel niet terug kon en dat er daarom twee opties waren: Woezel naar het asiel of een afstandsverklaring. Omdat zij het zielig vond voor Woezel als hij naar het asiel zou moeten, heeft zij meegedeeld dat zij de hond wel wilde nemen. [gedaagde] voert aan dat zij te goeder trouw was en mocht vertrouwen op de verklaringen van de politie en de afstandsverklaring van [betrokkene].
[gedaagde] heeft nog meegedeeld dat [betrokkene] haar een email van [eiser] heeft gegeven waaruit blijkt dat [eiser] eerder dit jaar aan [betrokkene] had meegedeeld dat zij de honden niet kon hebben en dat zij had voorgesteld om Woezel naar de stichting (waarmee hij uit Roemenië was gekomen) terug te doen. [eiser] erkent deze email te hebben gestuurd, maar stelt daarna een email met een andere strekking te hebben gestuurd. [betrokkene] heeft ter zitting verklaard dat hij vaker heeft voorgesteld dat [eiser] de honden zou ophalen, maar dat zij heeft meegedeeld dat dat niet kon.
Nog afgezien van het antwoord op de vraag of [eiser] al eerder afstand heeft gedaan van Woezel of dat [betrokkene] een beroep op rechtsverwerking toekomt, heeft het beroep van [gedaagde] op (derden)bescherming naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter kans van slagen. [eiser] doet een beroep op onbevoegde vertegenwoordiging door [betrokkene]. [eiser] heeft echter, op het moment dat zij over Woezel werd gebeld aan de politie meegedeeld dat zij voor Woezel niet bij haar moesten zijn. Zij heeft immers meegedeeld: dat ze gescheiden was, dat ze Woezel al een jaar niet had gezien en verzorgd en dat hij niet bij haar kon in verband met een andere hond. Haar ex-partner was degene die al een jaar voor Woezel zorgde. De politie heeft daarop contact opgenomen met [betrokkene]. De politie en daarmee [gedaagde] hebben op grond van de mededelingen van [eiser] in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mogen aannemen dat [betrokkene] bevoegd was om (ook namens [eiser]) over Woezel te beslissen. [eiser] kan [gedaagde] de onjuistheid van deze veronderstelling niet tegenwerpen. Het gesprek tussen [eiser] en [gedaagde] op 14 september 2024 geeft geen ander licht op voornoemde omstandigheden. Partijen hebben ter zitting meegedeeld dat een afstandsverklaring in het gesprek aan de orde is geweest en dat [eiser] heeft meegedeeld dat zij een en ander moest overleggen.
[eiser] heeft nog gesteld dat zij in het gesprek met de politie andere mededelingen heeft gedaan. De kantonrechter gaat echter van de schriftelijk vastgelegde verklaring van de politie uit.
De conclusie is dat de vordering van [eiser] zal worden afgewezen. Daarom wordt er niet toegekomen aan de (voorwaardelijke) tegenvordering vordering van [gedaagde].
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [gedaagde] in persoon procedeert, worden de kosten geschat op nihil.
5De beslissing
De kantonrechter
wijst de vorderingen van [eiser],
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten die geschat worden op nihil,
Dit vonnis is gewezen door mr. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2024.
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733