Datum publicatie | 14-01-2025 |
Zaaknummer | 684236 |
Procedure | Beschikking |
Zittingsplaats | Rotterdam |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | Jeugdbescherming / Jeugdwet; Afwijzing verzoek uithuisplaatsing |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie
Verzoek verlenging machtiging uithuisplaatsing afgewezen. Samenwerking tussen vader en Landelijk Expertiseteam ontbreekt. Plan van aanpak bevat onjuiste en onvolledige informatie. Weinig concrete zorgen over de minderjarige. Bereidheid tot mediation.Volledige uitspraak
Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/684236 / JE RK 24-1793
Datum uitspraak: 26 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
ter zitting vertegenwoordigd door:
Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming,
hierna te noemen: het LET JB, gevestigd te Utrecht,
over
[minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum] 2010 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam vader] ,
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 1] ,
[naam moeder] ,
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats 2] .
De kinderrechter merkt als informanten aan:
dhr. en mw. [achternaam] ,
hierna te noemen: de grootouders vz., wonende in [woonplaats 1] .
1Het verloop van de procedure
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
-
het verzoekschrift met bijlagen van het LET JB van 8 augustus 2024, binnengekomen bij de rechtbank op 12 augustus 2024;
-
de e-mails van de vader, ontvangen in de periode van 16 augustus 2024 tot
26 augustus 2024.
De mondelinge behandelingen met gesloten deuren hebben plaatsgevonden op
22 en 26 augustus 2024. Omdat de moeder en het LET JB niet ter zitting aanwezig waren op 22 augustus 2024 en het LET JB die dag op drie verschillende telefoonnummers niet bereikbaar was, heeft de kinderrechter de verdere mondelinge behandeling verplaatst naar 26 augustus 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- twee vertegenwoordigers van het LET JB, dhr. [persoon A] en mw. [persoon B] ;
- de grootouders vz.
De moeder is op 22 augustus 2024 niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen. De moeder heeft voorafgaand aan de zitting op
26 augustus 2024 aan de rechtbank laten weten dat zij niet ter zitting aanwezig zal zijn, onder meer omdat zij geen behoefte heeft haar mening ter zitting te geven.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige] naar haar mening gevraagd. [voornaam minderjarige] heeft hierover op
22 augustus 2024 een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling van 26 augustus 2024 heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
2De feiten
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
[voornaam minderjarige] verblijft afwisselend bij de grootouders vz. en de vader.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 9 februari 2024 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 3 maart 2025.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 12 april 2024 de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in het netwerk, te weten bij de grootouders vz., verlengd tot 3 september 2024.
3Het verzoek
Het LET JB verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de grootouders vz. te verlengen voor de duur van zes maanden. Het LET JB verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het LET JB realiseert zich dat [voornaam minderjarige] al veel bij de vader verblijft. Ondanks dat handhaaft het LET JB het verzoek. Het gaat bij de vader thuis niet altijd goed waardoor het LET JB een machtiging uit voorzorg achter de hand wil hebben voor wanneer het mis gaat. De samenwerking met de vader verloopt zeer moeizaam waardoor er geen zicht is op [voornaam minderjarige] (en haar broer) in de thuissituatie bij de vader. De vader vertoont impulsief en onvoorspelbaar gedrag en er is sprake van stalking; de vader probeert druk uit te oefenen op het LET JB door heel veel en uitgebreide e-mails te sturen. Elke mail van het LET JB levert 4 of 5 mails van de kant van de vader op. Eerder heeft een klachtgesprek plaatsgevonden tussen de vader en het LET JB, maar dit gesprek moest vroegtijdig gestopt worden. Vervolgens heeft op 26 april 2024 een goed gesprek plaatsgevonden met de vader en was het een aantal dagen rustig. Echter, een paar dagen later heeft de vader opnieuw meerdere klachten ingediend. Hierna is een nieuwe jeugdbeschermer betrokken geraakt, maar dit heeft geen verschil gemaakt. Het LET JB zou graag opnieuw, en niet per e-mail, met de vader in gesprek gaan en naar de toekomst kijken. Het LET JB wil niet bij de vader thuis komen, omdat men gehoord heeft dat hij camera’s heeft hangen. Het LET JB erkent dat bepaalde informatie in het plan van aanpak ontbreekt, maar dit komt doordat de samenwerking met de ouders niet van de grond is gekomen en daardoor ook de hulpverlening zoals ONS niet. Het LET JB heeft geen informatie van Enver opgevraagd omdat dit niet relevant werd geacht. Ook heeft het LET JB de informatie naar aanleiding van het verweerschrift van de vader niet aangepast, omdat LET JB uitgaat van de aangeleverde rapportage door de GI. Wel wil het LET JB de vader complimenteren met het feit dat hij ervoor heeft gezorgd dat [voornaam minderjarige] en haar broer weer naar school gaan. [voornaam minderjarige] gaat op dit moment nog maar twee dagen per week naar school. Zij gaat op een nieuwe school beginnen waar zij vijf dagen per week naartoe zal gaan. Het LET JB wil de schoolgang van [voornaam minderjarige] op de nieuwe school in het kader van de ondertoezichtstelling blijven monitoren. Ook wil het LET JB de komende periode op school met [voornaam minderjarige] spreken om te zien hoe het daadwerkelijk met haar gaat. Desgevraagd laat het LET JB weten bereid te zijn met de vader in mediation via de rechtspraak te gaan.
4De standpunten
De vader voert verweer tegen het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. [voornaam minderjarige] verblijft nu al enige tijd meerdere dagen per week bij de vader thuis en dit verloopt goed. Ook is [voornaam minderjarige] de afgelopen maanden in overleg met de Leerplicht twee dagen per week naar school gegaan in Barendrecht. Dit omdat zij niet meer terug kon keren naar haar oude school, maar dit lag niet aan [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] bleef dan de dag voordat zij naar school ging bij de vader slapen en hij bracht haar naar school. Na school haalde hij haar op en aten zij samen bij de grootouders vz. Naast de dagen door de week is [voornaam minderjarige] bijna ieder weekend bij de vader thuis, tenzij [voornaam minderjarige] naar de moeder gaat. Dit is gemiddeld één weekend per drie weken. De vader deelt de zorgen van het LET JB over de ruzies in de thuissituatie niet. De eerdere machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] was gebaseerd op een time-out en zag niet op een ruzie tussen de vader en [voornaam minderjarige] . De vader vindt het vervelend dat hij belangrijke stukken erg laat ontvangt. Hij vertelt dat hij een groot aantal mails naar het LET JB en de rechtbank stuurt omdat hij stukken met foutieve informatie ontvangt en hij graag per e-mail op een rijtje wil zetten wat de waarheid is. Zo begrijpt hij niet dat LET JB in het plan van aanpak schrijft dat de broer van [voornaam minderjarige] haar halfbroer zou zijn. Ook veel andere zaken kloppen niet in het plan van aanpak. Verder ontkent de vader de jeugdbeschermer een foto van een wapen te hebben gestuurd en de vader is in beroep gegaan tegen de strafrechtelijke veroordeling, om zijn naam te zuiveren. Een zittingsdatum bij het gerechtshof is nog niet bekend. De vader ontkent dat er camera’s bij hem thuis hangen. Daarnaast vertelt de vader dat hij wel degelijk in contact is met de moeder over [voornaam minderjarige] . Zo hebben zij via Whatsapp contact over financiële zaken en over de omgang tussen de moeder en [voornaam minderjarige] . De ouders hebben samen geregeld dat er een fatbike voor [voornaam minderjarige] gekocht kon worden. De vader kan helaas niet meer de kosten voor een advocaat dragen. De vader is wel bereid om in mediation naast rechtspraak te gaan met het LET JB.
De grootouders vz. zijn het niet eens met het verzoek van het LET JB. De grootouders vz. zien graag dat [voornaam minderjarige] weer bij de vader gaat wonen aangezien zij daar al het merendeel van de tijd verblijft. De grootouders zien dat de vader en [voornaam minderjarige] de afgelopen tijd stappen hebben gemaakt. Zo heeft de vader een school voor [voornaam minderjarige] in Barendrecht geregeld waar zij al ongeveer vijf maanden twee keer per week naartoe is geweest. Aangezien dit ver van huis was, is zij elke keer door de vader of door de grootouders gehaald en gebracht. [voornaam minderjarige] gaat na de zomervakantie op een nieuwe school beginnen en de grootouders hebben er vertrouwen in dat zij hier vijf dagen per week naar school zal gaan. Dat [voornaam minderjarige] eerder niet naar school ging, lag niet aan [voornaam minderjarige] zelf maar aan de omstandigheden waarin zij verkeerde. De grootvader vz is zelfs naar de wethouder van Lansingerland geweest om te bespreken hoe het verder moest met de schoolgang van [voornaam minderjarige] . De grootouders geven aan dat indien het nodig is, [voornaam minderjarige] altijd bij hen terecht kan. De grootouders betreuren het dat de situatie, ondanks of misschien wel juist door de begeleiding van de jeugdzorg, alleen maar erger lijkt te zijn geworden. De grootouders vinden dat het LET JB te weinig contact met hen en [voornaam minderjarige] heeft gehad om te weten hoe het echt met de kinderen gaat. De grootouders vinden het voor dit moment belangrijk dat de vader en het LET JB proberen om via mediation naast rechtspraak nader tot elkaar te komen.
5De beoordeling
Op basis van de stukken en de mondelinge behandelingen is de kinderrechter van oordeel dat niet is voldaan aan de wettelijke criteria zoals genoemd in artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ter onderbouwing van haar verzoek heeft het LET JB het plan van aanpak ondertoezichtstelling aan de kinderrechter gestuurd en ter zitting een toelichting gegeven. De door LET JB overgelegde tijdlijn loopt niet verder dan begin april 2024. De vader heeft de stellingen van het LET JB weersproken. De grootouders vz. ondersteunen het standpunt van de vader op relevante onderdelen.
Gebleken is dat [voornaam minderjarige] al langere tijd wordt belast met de gevolgen van de complexe echtscheiding van haar ouders en de grote spanningen tussen de vader en de GI/LET JB. De situatie heeft er onder meer toe geleid dat er schoolverzuim is ontstaan en in stand gebleven en dat [voornaam minderjarige] in januari 2023 bij de grootouders vz. is gaan verblijven. Daar ervaart [voornaam minderjarige] rust, steun en regelmaat. [voornaam minderjarige] heeft het afgelopen jaar haar schoolgang weer opgepakt door twee dagen per week naar school in Barendrecht te gaan. Deze positieve ontwikkeling heeft [voornaam minderjarige] vastgehouden en na de zomervakantie start zij op een school (2e klas Mavo) dichterbij de woningen van de vader en de grootouders vz. In het kindgesprek heeft zij aangegeven dat zij graag weer vijf dagen per week naar school wil gaan. Ook heeft zij aangegeven dat zij bij de vader wil wonen waar zij al een groot deel van de week verblijft. [voornaam minderjarige] heeft bevestigd dat haar grootouders een belangrijke rol in haar leven spelen.
De kinderrechter stelt op basis van de stukken en dat wat tijdens de mondelinge behandelingen is besproken vast dat de samenwerking tussen de vader en het LET JB (nog steeds) ontbreekt. Er bestaat een groot wantrouwen over en weer. De kinderrechter constateert dat onder meer de inhoud van het plan van aanpak het wantrouwen van de vader in het LET JB verder heeft vergroot. Zo staat er in dat het LET JB het plan van aanpak kan gebruiken om anderen te informeren, zoals de kinderrechter en de Raad voor de Kinderbescherming, terwijl ter zitting is komen vast te staan dat het plan onvolledig is en onjuiste informatie bevat. Op pagina 9 van het plan is vermeld dat het plan is voortgekomen uit het plan van de GI en dat er geen gelegenheid is geweest om het plan te bespreken met de ouders of de jeugdige vanwege de moeizame verhoudingen. Als dat al zo is, is het juist onder die omstandigheden extra belangrijk dat het LET JB bij derden (school, Enver, leerplicht, grootouders vz.) informatie inwint, zodat een actueler beeld van de situatie van [voornaam minderjarige] in het plan van aanpak vermeld had kunnen worden. Enver begeleidt het gezin al anderhalf jaar en er bestaat een stevige vertrouwensband tussen de medewerkster van Enver en de vader. Het had voor de hand gelegen om bij deze betrokken instelling informatie in te winnen om dit in het plan van aanpak op te nemen.
In het plan van aanpak is vermeld dat de school van [voornaam minderjarige] nog moet starten. Echter, gebleken is dat [voornaam minderjarige] al vijf maanden lang wekelijks naar school gaat. Dit maakt dat de school en de leerplichtambtenaar ook belangrijke informatiebronnen zouden zijn geweest. LET JB is voornemens op haar school met [voornaam minderjarige] te gaan praten; niet is duidelijk geworden waarom het LET JB dat tot nu toe niet heeft gedaan.
Met de grootouders vz. lijkt ook (te) weinig contact te zijn geweest. Daarnaast had het LET JB aandacht moeten schenken aan de inhoud van een eerder door de advocaat van de vader ingediend verweerschrift met op- en aanmerkingen over de rapportages van de GI. Zeker nu de vader zich niet gehoord voelt door de instanties, had het LET JB zeer zorgvuldig om moeten gaan met de inhoud van nieuw op te stellen rapportages. Tot slot kan de kinderrechter zich voorstellen dat de vermelding van 13 risicofactoren, waaronder lichamelijk en psychisch geweld tegen een kind, verwaarlozing van een kind, psychiatrische of verslavingsproblematiek, onrechtvaardig opvoedgedrag, verstandelijke beperking etc. voor nog meer onbegrip en weerstand bij de vader heeft gezorgd. Dit alles maakt dat de toch al slechte verhouding tussen de vader en het LET JB nog verder op scherp komt te staan.
Uit de stukken en dat wat op de zittingen is besproken blijken weinig concrete zorgen over [voornaam minderjarige] in het dagelijks leven. De vader en de grootouders vz. vormen een stevig netwerk dat in gezamenlijkheid voor [voornaam minderjarige] zorgt. [voornaam minderjarige] heeft daarbij een inbreng die bij haar leeftijd past. De grootouders vz. zien geen bezwaren tegen het verblijf van [voornaam minderjarige] bij de vader. Er is omgang tussen [voornaam minderjarige] en de moeder.
Op grond van het vorenstaande is de kinderrechter van oordeel dat het LET JB onvoldoende heeft onderbouwd dat het in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] of tot onderzoek van haar geestelijke of lichamelijke gesteldheid noodzakelijk is dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij grootouders v.z., wordt verlengd (art. 1:265b en 1:265c BW) . De kinderrechter zal het verzoek daarom afwijzen.
De kinderrechter acht het een zeer positieve stap dat de vader en het LET JB ter zitting de bereidheid hebben uitgesproken om mee te werken aan mediation naast rechtspraak. Direct na de zitting gaan zij in overleg met de mediation-functionaris een afspraak maken. De grootouders vz. ondersteunen dit. De kinderrechter spreekt de hoop uit dat de vader en LET JB (via de mediation) nader tot elkaar komen. Het sturen van tientallen e-mail-berichten (door de vader) en het weigeren op een huisbezoek te gaan (door het LET JB), zijn niet helpend bij het herwinnen van vertrouwen in elkaar; persoonlijke gesprekken (onder leiding van een mediator) zijn dat wel.
6De beslissing
De kinderrechter wijst het verzoek van LET JB af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2024 door
mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in aanwezigheid van R. Spaans als griffier, en op schrift gesteld op 25 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
-
door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
-
door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733