Rechtbank Midden-Nederland 19-12-2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:6964

Datum publicatie16-01-2025
ZaaknummerC/16/581851 / FO RK 24-1172
ProcedureBeschikking
ZittingsplaatsUtrecht
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenKinderen; Verhuizing met kind;
Familieprocesrecht
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Geen vervangende toestemming aan moeder om met kinderen naar andere regio te verhuizen waar ze 41 jaar heeft gewoond. Geen noodzaak en niet in belang kinderen. Evenmin reden om HVP kinderen vooruitlopend op OSP bij moeder te bepalen. Dit is iets waar partijen het in het kader van het OSP over zullen moeten hebben. Scheidingsprocedure loopt nog maar net en te vroeg om te bepalen dat ouders daartoe redelijkerwijs niet in staat zijn en vereiste OSP terzijde te schuiven. Moeder niet-ontvankelijk in dit verzoek.

Volledige uitspraak


RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht

Locatie Utrecht

Zaaknummer: C/16/581851 / FO RK 24-1172

Verhuizing

Beschikking van 19 december 2024

in de zaak van:

[de moeder] ,

wonende in [woonplaats] ,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat mr. M. van Riet-Holst,

tegen

[de vader] ,

wonende in [woonplaats] ,

hierna te noemen: de vader,

advocaat mr. M-J.E. Gilsing.

1De procedure

1.1.

De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het verzoekschrift van de moeder (met bijlagen) binnengekomen op 30 september 2024;

  • het verweerschrift van de vader (met bijlagen) met daarin een voorwaardelijk zelfstandig verzoek, binnengekomen op 15 november 2024;

  • het bericht van de vrouw (met bijlagen) van 20 november 2024.

1.2.

Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van de meervoudige kamer van 21 november 2024. Daarbij waren aanwezig: de ouders, bijgestaan door hun advocaten, en [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming.

1.3.

Op de zitting heeft de advocaat van de moeder een pleitnotitie voorgedragen en overgelegd.

1.4.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , de dochters van de ouders, in de gelegenheid te stellen om aan de rechter te vertellen wat zij van het verzoek vinden. De rechtbank is daartoe alleen verplicht bij kinderen die twaalf jaar of ouder zijn. Als ze jonger zijn mág de rechtbank dat doen. 1

1.5

Aan het einde van de zitting heeft de rechtbank de uitspraak op heden bepaald.


2Waar de procedure over gaat

2.1.

De ouders zijn op [2014] met elkaar getrouwd.

2.2.

Zij hebben samen twee kinderen:

  • [minderjarige 1] , geboren op [2015] in [geboorteplaats] ;

  • [minderjarige 2] , geboren op [2018] in [geboorteplaats] .

2.3.

De ouders zijn sinds september 2023 uit elkaar. De moeder heeft in oktober 2024 een verzoek tot echtscheiding ingediend bij deze rechtbank. 2

2.4.

De kinderen zijn volgens een tussen de ouders afgesproken co-ouderschapsregeling bij beide ouders. De kinderen staan ingeschreven op het adres van de moeder.

2.5.

De ouders hebben samen het gezag over de kinderen. Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over de kinderen nemen.

2.6.

De moeder vraagt de rechtbank om vervangende toestemming om met de kinderen naar [plaats] en omgeving te verhuizen en te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar wordt bepaald.

2.7.

De vader is het hier niet mee eens. Hij heeft om een Raadsonderzoek gevraagd in het geval de rechtbank de verzoeken van de moeder niet afwijst.


3De beoordeling

De beslissing
3.1. De rechtbank verklaart de moeder niet-ontvankelijk in het verzoek over de hoofdverblijfplaats en wijst het verzoek van de moeder over de verhuizing af. Dat betekent dat zij niet met de kinderen naar [plaats] mag verhuizen. De rechtbank zal verder geen inhoudelijke beslissing nemen over de hoofdverblijfplaats van de kinderen. Gelet hierop komt de rechtbank aan de beoordeling van het verzoek van de vader ten aanzien van een onderzoek door de Raad niet toe. De rechtbank zal hieronder uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.

De verhuizing

3.2.

Iedere ouder heeft het recht om zijn of haar leven met de kinderen in te richten op een manier die hem of haar goed lijkt. Daaronder valt in beginsel ook de vrijheid om op een andere plek met de kinderen te gaan wonen. Als de ene ouder het niet eens is met de verhuisplannen van de andere ouder, dan moet de rechtbank alle omstandigheden in kaart brengen en een belangenafweging maken. Het belang van het kind staat hierbij voorop, maar afhankelijk van de omstandigheden kunnen andere belangen zwaarder wegen.

3.3.

Omstandigheden die volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad een rol kunnen spelen zijn:

  • de noodzaak om te verhuizen;

  • hoe goed de moeder de verhuizing heeft voorbereid en doordacht;

  • de voorstellen die de moeder heeft gedaan om de gevolgen van de verhuizing te verzachten;

  • hoe goed de ouders met elkaar kunnen overleggen;

  • hoe vaak er contact plaatsvindt tussen het kind en de vader voor en na de verhuizing;

  • de leeftijd van het kind, zijn mening en in hoeverre hij gewend is aan zijn omgeving of juist aan verhuizingen;

  • de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.

3.4.

De moeder heeft de wens om met de kinderen naar [plaats] te verhuizen. Sinds de ouders getrouwd zijn hebben zij eerst een aantal jaren samen in [woonplaats] en [woonplaats] gewoond. Vervolgens zijn zij in april 2021 samen met de kinderen naar [land] verhuisd. Daarna zijn de ouders in juli 2022 in [woonplaats] gaan wonen. De moeder wil nu graag terug naar de regio [regio] . De moeder heeft daar 41 jaar lang, nagenoeg haar hele leven, gewoond en haar moeder, haar broer en haar vriendinnen wonen daar nog steeds.
De vader is het daar niet mee eens en stelt dat de ouders na de terugkeer vanuit [land] zich bewust gevestigd hebben in het midden van het land. Daar was meer kans op het vinden van werk en zij waren op zoek naar meer groen en rust.
De ouders komen hier samen niet uit en daarom zal de rechtbank de knoop hierover doorhakken.

3.5.

De rechtbank begrijpt de wens van de moeder om in [plaats] te gaan wonen, maar vindt dat de moeder de noodzaak hiervoor onvoldoende heeft onderbouwd. Dat zij met [woonplaats] weinig binding voelt waar zij minder dan drie jaar woont, in vergelijking met [plaats] waar haar wortels liggen en haar moeder en beste vriendin wonen, zal maken dat zij [plaats] meer als een thuisbasis ervaart. In de echtscheidingssituatie waarin zij nu verkeert, heeft zij daar mogelijk ook extra behoefte aan. Maar dit maakt niet dat er sprake is van een noodzaak om te verhuizen.
Dat geldt ook voor de stelling van de moeder dat de kinderen behoefte hebben aan meer contact met hun oma en zij zich vertrouwd voelen in [plaats] . De kinderen hebben inmiddels hun draai gevonden in [woonplaats] waar zij aan hun derde schooljaar zijn begonnen, contacten hebben in de buurt en op buitenschoolse activiteiten zitten. Het is fijn dat zij daarnaast in [plaats] ook waardevolle contacten hebben, maar die maken niet dat er een noodzaak bestaat om hen uit [woonplaats] weg te halen.

3.6.

Sterker, voor de kinderen heeft een verhuizing naar [plaats] een ongewenste impact.
Ten eerste is een verhuizing voor hen op dit moment te belastend. De afgelopen periode was voor de kinderen erg onrustig. Om te beginnen zijn zij in hun jonge leven al meerdere keren verhuisd. Eerst van [woonplaats] naar [woonplaats] en toen naar [land] en daarna naar [woonplaats] . Ook zijn zij in [woonplaats] al een keer van basisschool gewisseld. Dat betekent dat de kinderen zich al meerdere keren hebben moeten losmaken van de plek waaraan zij gewend waren geraakt. Kort daarna zijn de ouders uit elkaar gegaan en sindsdien wonen de kinderen in twee huizen binnen de gemeente [woonplaats] . Ook dat heeft van de kinderen weer een nieuwe aanpassing gevraagd.

3.7.

Ten tweede hebben de kinderen contact met de ouders volgens een co-ouderschaps-regeling die de ouders hebben afgesproken, waar zij al ruim een jaar uitvoering aan geven. Daarbij zijn de kinderen de helft van de week en het weekend om en om bij de ene of de andere ouder. Dat betekent dat zij twee keer per week een wisseling meemaken.
Het is gebruikelijk dat het even duurt voordat de kinderen goed aan deze regeling gewend zijn, en daarvoor moeten de kinderen de rust en de tijd krijgen. Als de moeder nu met de kinderen naar [plaats] zou verhuizen, zou de co-ouderschapsregeling niet meer uitvoerbaar zijn. Voor een goed lopende co-ouderschapsregeling is het immers noodzakelijk dat de ouders binnen dezelfde regio wonen. Dat zou betekenen dat naast de woonsituatie ook de zorgregeling voor de kinderen weer zal gaan veranderen.

Dit alles vindt de rechtbank niet in hun belang. De moeder lijkt dit ook niet voldoende doordacht te hebben. De rechtbank vindt het voor de kinderen belangrijk dat er rust en stabiliteit komt in hun woon- en leefsituatie. Er moet niet nog meer onnodige onrust bij komen in hun leven.

3.8.

De rechtbank stelt vast dat de echtscheidingsprocedure nog maar net loopt. Het is nu aan de ouders om in het kader van de echtscheiding in een ouderschapsplan verdere afspraken te maken over de kinderen. Als het nodig is kunnen zij hiervoor hulp vragen bij de gemeente.

De hoofdverblijfplaats

3.9.

De rechtbank zal de moeder niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen. Dit is iets waar partijen het in het kader van de echtscheidingsprocedure over zullen moeten hebben. Uit de wet volgt namelijk dat de ouders in een ouderschapsplan afspraken moeten opnemen over de wijze waarop de echtgenoten de zorg- en opvoedingstaken verdelen. 3 De echtscheidingsprocedure loopt en partijen moeten daarvoor nog een ouderschapsplan opstellen. De rechtbank ziet geen aanleiding om nu al te bepalen dat ouders daartoe redelijkerwijs niet in staat zijn en dit vereiste terzijde te schuiven.

Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4De beslissing

De rechtbank:

4.1.

verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar vast te stellen;

4.2.

wijst het verzoek van de moeder om vervangende toestemming om met de kinderen naar [plaats] te verhuizen af.

Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. R.R. Everaars-Katerberg (voorzitter), mr. M.C. Oostendorp en mr. N.W. Verbruggen-van Heijst, (kinder)rechters in samenwerking met mr. S. Clement, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2024.

Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

2

Zaak- en rekestnummer C/16/581822 FA RK 24-1731.



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733