Rechtbank Zeeland-West-Brabant 24-12-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:9214

Datum publicatie21-01-2025
ZaaknummerC/02/411146 FA RK 23-3018 en C/02/421591 FA RK 24-1910
ProcedureRekestprocedure
ZittingsplaatsBreda
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenFamilievermogensrecht; Peildatum ontbinding
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Echtscheiding met nevenvoorzieningen, ipr. Verdeling algehele huwelijksgemeenschap. Door werkgever aan een van de echtgenoten toegekende optierechten die pas na de peildatum uitoefenbaar zijn, vallen niet in de huwelijksgoederengemeenschap.

Volledige uitspraak


RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht

Breda

Zaaknummer: C/02/411146 FA RK 23-3018 (echtscheiding) en C/02/421591 FA RK 24-1910 (verdeling)

datum uitspraak: 24 december 2024

beschikking betreffende echtscheiding

in de zaak van

[de man] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

hierna te noemen de man,

advocaat mr. A.W.M. Mans,

(advocaat was mr. R. Croes-Bleijendaal),

en

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats 2] ( [land] ),

hierna te noemen de vrouw,

advocaat mr. M.J.E.M. Edelmann.

1. Het procesverloop

1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:

- het op 29 juni 2023 ontvangen verzoekschrift, met bijlagen;

- het op 19 september 2023 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek, met bijlagen;

- het op 15 april 2024 ontvangen verweerschrift op zelfstandig verzoek tevens houdende aanvullende en/of gewijzigde verzoeken, met bijlagen;

- de F9-formulieren van mr. Croes-Bleijendaal van 6 september 2023, met bijlage, en 21 september 2023, met bijlage;

- twee brieven van mr. Mans van 22 november 2024, met bijlagen;

- de beschikkingen voorlopige voorzieningen van 14 juli 2023 en 17 november 2023.

1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 3 december 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat.

1.3 Na de mondelinge behandeling is op 20 december 2024 een F9-formulier van mr. Edelman ingekomen, met als bijlage een brief waarin zij zich namens de vrouw uitlaat over het toepasselijke recht op het verzoek over de partneralimentatie.

2De feiten

2.1.

Op grond van de stellingen en overgelegde stukken staat tussen partijen het volgende vast:

- zij zijn op [datum] 2017 in de gemeente Rucphen met elkaar gehuwd in wettelijke algehele gemeenschap van goederen;

- zij hebben de Nederlandse nationaliteit, de vrouw bezit ook de Russische nationaliteit;

- hun huwelijk is duurzaam ontwricht.

3De verzoeken

3.1.

De man verzoekt:

I. echtscheiding;

II. te bepalen dat de gemeenschap zal worden verdeeld conform punt 25 van het verzoek van 27 juni 2023;

III. te verklaren voor recht dat de vrouw ter zake de verdeling van de inboedel is overbedeeld voor een bedrag van € 25.763,49 (grand piano € 20.000,= en muziekapparatuur € 5.763,48) en dat de man gerechtigd is om dit bedrag te verrekenen met het bedrag dat hij aan de vrouw dient te voldoen ter zake overbedeling;

IV. de vrouw te veroordelen om binnen veertien dagen na deze beschikking de navolgende goederen aan de man over te dragen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,= per dag(deel) dat de vrouw hiermee in gebreke blijft:

  • foto’s van de jeugd/tienerjaren van de man;

  • gouden ketting die van de oma van de man is geweest;

V. te verklaren voor recht dat de man in het kader van de verdeling van de tussen partijen bestaande huwelijksgemeenschap reeds een bedrag van € 35.000,= aan de vrouw heeft voldaan en dat hij gerechtigd is om dit bedrag c.q. betaling(en) te verrekenen met het bedrag dat hij aan de vrouw dient te voldoen ter zake overbedeling.

3.2.

De vrouw verzoekt:

I. echtscheiding;

II. de navolgende verdeling vast te leggen:

  • toedelen van de woning gelegen te [woonplaats 1] aan de man, onder uitkering van de helft van de overwaarde aan de vrouw;

  • delen van de banksaldi;

  • verdelen inboedel;

  • delen van de waarde van de opties op aandelen;

III. vaststelling van een door de man aan haar te betalen onderhoudsbijdrage van € 2.755,= bruto per maand.

4De beoordeling

De zaak met nummer C/02/411146 FA RK 23-3018 (echtscheiding)

Echtscheiding

Internationale bevoegdheid

4.1.

De Nederlandse rechter is internationaal bevoegd met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, aangezien zich de laatste gewone verblijfplaats van partijen in Nederland bevond, en één van hen (de man) daar nog verblijft (artikel 3 sub a onder (ii) Brussel IIter Verordening).

Toepasselijk recht

4.2.

De rechtbank zal op het verzoek tot echtscheiding Nederlands recht toepassen ingevolge artikel 10:56, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW).

Inhoudelijke beoordeling

4.3.

Tussen partijen staat vast dat hun huwelijk duurzaam is ontwricht. Het verzoek tot echtscheiding zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.

Partneralimentatie

Internationale bevoegdheid

4.4.

De Nederlandse rechter is op grond van artikel 3 sub c van de Alimentatieverordening (nr. 4/2009 Raad van 18 december 2008) internationaal bevoegd om van het verzoek tot vaststelling van een partnerbijdrage kennis te nemen, nu dit verzoek een nevenvoorziening betreft bij echtscheiding en de Nederlandse rechter ook bevoegd is met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding.

Toepasselijk recht

4.5.

De internationale bevoegdheid en het toepasselijk recht op het verzoek een partnerbijdrage vast te stellen is met partijen op de mondelinge behandeling besproken. Na een korte schorsing van de mondelinge behandeling hebben de advocaten van partijen aangegeven dat zij tot de slotsom zijn gekomen dat het alimentatieverzoek wordt beheerst door het Tsjechische recht, maar dat zij dat niet eerder hebben onderkend. Omdat bij het verzoek en het verweer is uitgegaan van het Nederlandse recht als toepasselijk recht, hebben partijen de gelegenheid gekregen zich nader uit te laten over het verzoek tot partneralimentatie volgens het Tsjechische recht. De rechtbank heeft de advocaat van de vrouw verzocht om zich voor 24 december 2024 hierover uit te laten, waarna de advocaat van de man tot 14 januari 2025 de gelegenheid heeft gekregen daarop te reageren.
Bij brief van 20 december 2023 komt de vrouw terug op het tijdens de mondelinge behandeling ingenomen standpunt. Thans neemt zij primair het standpunt in dat het verzoek wordt beheerst door het Nederlandse recht. De rechtbank is in afwachting van het schriftelijke bericht van de man en houdt iedere verdere beslissing over de partneralimentatie, waaronder die over het toepasselijke recht, aan.

De zaak met nummer C/02/421591 FA RK 24-1910 (verdeling)

Verdeling van de huwelijksgemeenschap

Internationale bevoegdheid

4.6.

Nu de Nederlandse rechter internationaal bevoegd is met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding, is de Nederlandse rechter tevens internationaal bevoegd ten aanzien van de verzoeken op het gebied van het huwelijksvermogensrecht (artikel 5 lid 1 Europese Huwelijksvermogensrecht Verordening, nr. 2016/1103).

Toepasselijk recht

4.7.

Het huwelijk van partijen is gesloten in de periode tussen 1 september 1992 en vóór 29 januari 2019. Daarom moet aan de hand van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 worden beoordeeld welk recht van toepassing is op het huwelijksvermogen van partijen. Niet is gebleken dat partijen voor het huwelijk het toepasselijk recht hebben aangewezen. Ingevolge artikel 4 lid 1 van voornoemd verdrag is dan het recht van het land waar partijen hun eerste gewone gemeenschappelijke verblijfplaats hebben gevestigd van toepassing. Niet is gebleken dat de uitzonderingen onder lid 2 zich hier voordoen. Omdat partijen zich na de huwelijkssluiting hebben gevestigd in Rucphen (Nederland), is het Nederlands recht van toepassing.

Inhoudelijke beoordeling

4.8.

Partijen zijn gehuwd in wettelijke algehele gemeenschap van goederen. Bij de verdeling van deze gemeenschap moet als uitgangspunt worden aangenomen dat partijen in gelijke mate delen in de goederen van de gemeenschap, terwijl ieder de schulden van de gemeenschap voor de helft moet dragen.

Peildatum

4.9.

De gemeenschap van goederen is op grond van artikel 1:99 lid 1 aanhef en sub b BW ontbonden op de datum waarop het verzoekschrift tot echtscheiding is ingediend bij de rechtbank, te weten 29 juni 2023. Die datum is ook bepalend voor de omvang en samenstelling van de gemeenschap.

4.10.

De peildatum voor de waardering van de bestanddelen van de gemeenschap is in beginsel de datum waarop de verdeling plaatsvindt, tenzij partijen anders overeenkomen of op grond van de redelijkheid en billijkheid een andere datum moet worden aangehouden. Van deze peildata zal ook in het onderstaande worden uitgegaan, tenzij daarvan ambtshalve of op verzoek van partijen uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Samenstelling van de gemeenschap

4.11.

De gemeenschap bestond op de peildatum van 29 juni 2023, volgens opgave van partijen zelf, uit de volgende bestanddelen:

a. de echtelijke woning gelegen aan [adres] te [woonplaats 1] , en de daarop rustende hypothecaire geldlening bij Hypotrust Hypotheken ( [leningnummer] );

b. de saldi op de volgende bankrekeningen (met bankrekeningnummers):

- [rekeningnummer 1] (op naam van partijen);

- [rekeningnummer 2] (op naam van de man);

- [rekeningnummer 3] (op naam van de man);

- [rekeningnummer 4] (op naam van de vrouw);

- de rekening bij Raiffeisenbank [land] (op naam van de vrouw);

- de rekening bij Revolut Bank UAP (op naam van de vrouw);

- [rekeningnummer 5] (op naam van de vrouw);

c. de inboedelgoederen en persoonlijke goederen;

d. de huisdieren (kat en konijn).

4.12.

Tussen partijen is in geschil of aan de man uit hoofde van zijn dienstverband toegekende optierechten op aandelen onderdeel zijn van de huwelijksgemeenschap. Deze optierechten worden besproken vanaf rechtsoverweging 4.20.

Ad. a. de echtelijke woning en de daarop rustende hypothecaire geldlening

4.13.

Uit de stukken en het verhandelde op de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen het eens zijn over de wijze van verdeling van de echtelijke woning. De woning wordt toegedeeld aan de man tegen een waarde van € 300.000,=, waarbij hij gehouden is de hypothecaire geldlening (omvang: € 201.376,=) als een eigen schuld te dragen. Daarbij is de man gehouden om te bewerkstelligen dat de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor die lening. Bij deze wijze van verdeling is de man overbedeeld voor een bedrag van € 98.624,=. De vrouw is gelet daarop gerechtigd tot een door de man aan haar te betalen vergoeding wegens overbedeling, die gelijk is aan de helft van dat bedrag, te weten een bedrag van € 49.312,=. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen en zij wijst partijen er volledigheidshalve op dat het aandeel van de vrouw in de woning door middel van een notariële akte aan de man moet worden geleverd.

Ad. b. de saldi op de bankrekeningen

4.14.

Op de mondelinge behandeling is gebleken dat de gemeenschappelijke bankrekening van partijen met rekeningnummer eindigend op 501 inmiddels is opgeheven. Het saldo op die rekening was op peildatum nihil, zodat er geen saldo van die rekening kan worden verdeeld. De rechtbank zal daarover daarom geen verdelingsbeslissing nemen. Partijen zijn het er verder over eens dat de bankrekeningen op naam van de man door hem worden voortgezet en dat hij aan de vrouw een vergoeding zal betalen ter hoogte van de helft van de saldi zoals aanwezig op de peildatum. Ook zijn zij het erover eens dat de bankrekeningen op naam van de vrouw door haar worden voortgezet en dat de vrouw aan de man een vergoeding zal betalen ter hoogte van de saldi zoals aanwezig op de peildatum. Partijen zullen elkaar over en weer inzage verschaffen in de saldi op hun bankrekeningen op de peildatum. De rechtbank beslist dienovereenkomstig.

Ad. c. de inboedelgoederen en persoonlijke goederen

4.15.

Op de mondelinge behandeling is gebleken dat de inboedelgoederen feitelijk al zijn verdeeld. Partijen zijn het erover eens dat ieder de inboedelgoederen houdt die hij of zij nu onder zich heeft, zonder nadere verrekening van de waarde van deze inboedelgoederen, op de waarde van de vleugelpiano na. Op de mondelinge behandeling heeft de man aangegeven dat hij niet langer aanspraak maakt op een door de vrouw te betalen vergoeding wegens overbedeling omdat aan haar de muziekapparatuur is toegedeeld.

Partijen zijn het erover eens dat de vleugelpiano € 20.000,= waard is. Nu deze vleugel aan de vrouw is toegedeeld, is zij overbedeeld ter zake deze piano en dient zij de helft van de waarde daarvan, oftewel € 10.000,=, aan de man te vergoeden. De rechtbank zal aldus beslissen.

4.16.

De rechtbank wijst de door de man verzochte verklaring voor recht af. Onderdeel van de beslissing die de rechtbank neemt over de wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap is de beslissing tot welke bedragen partijen over en weer gerechtigd zijn uit hoofde van overbedeling. Het recht om te verrekenen volgt uit de wet (6:127 BW) en gesteld noch gebleken is welk belang de man heeft bij het verzochte.

4.17.

Wat betreft de persoonlijke zaken van de vrouw die zij nog van de man wenst te ontvangen, heeft de man aangegeven dat voor zover hij die in zijn bezit heeft, de vrouw deze bij hem kan ophalen. Partijen hebben aangegeven daar een afspraak voor te maken. De rechtbank zal beslissen dat de man de persoonlijke zaken van de vrouw, die hij nog in zijn bezit heeft, aan haar dient af te geven.

4.18.

Wat betreft de persoonlijke zaken van de man die hij nog wenst te ontvangen van de vrouw, heeft de vrouw betwist dat zij die goederen in haar bezit heeft. Gelet op die betwisting kan de rechtbank niet vaststellen dat de goederen waar de man afgifte van verzoekt in het bezit van de vrouw zijn. Het verzoek van de man de vrouw te veroordelen enkele persoonlijke zaken aan de man af te geven zal gelet daarop worden afgewezen.

Ad. d. de huisdieren

4.19.

Uit de stukken en het verhandelde op de mondelinge behandeling is gebleken dat de huisdieren al zijn verdeeld. Gelet daarop is op grond van artikel 3:185 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geen taak meer weggelegd voor de rechter om de (wijze van) verdeling van de huisdieren vast te stellen.

Optierechten op aandelen

4.20.

Uit de overgelegde stukken en het verhandelde op de mondelinge behandeling volgt dat aan de man uit hoofde van zijn dienstverband op 15 augustus 2022 optierechten zijn toegekend om 4.198 aandelen in de vennootschap van zijn werkgever te verwerven voor een aankoopprijs van C$ 164,58 (Canadese dollars). Deze optierechten kan hij verdeeld over vier tijdstippen uitoefenen, namelijk iedere keer 1.049 aandelen vanaf elke hierna genoemde datum: 15 augustus 2023, 15 augustus 2024, 15 augustus 2025 en 15 augustus 2026. De optierechten expireren voor zover zij op 15 augustus 2027 niet zijn uitgeoefend. Als de man (een deel van) de toegekende optierechten uitoefent, dan koopt hij aandelen tegen de vastgestelde aankoopprijs van C$ 164,58, en verkoopt hij deze vervolgens onmiddellijk weer aan de werkgever tegen de actuele (hogere) waarde van de aandelen. Het verschil tussen de aankoopprijs en de actuele waarde wordt dan, onder inhouding van de loonbelasting, door de werkgever aan de man uitgekeerd. Het uitoefenen van de optierechten is niet verplicht, en in financiële zin niet lonend op het moment dat de vastgestelde aankoopprijs hoger is dan de actuele waarde van de aandelen. Het doel van de toekenning van de optierechten is, zo leidt de rechtbank uit de stukken en stellingen af, tweeledig: een beloningsinstrument én een middel om de binding van de werknemer met het bedrijf van de werkgever te bevorderen. Als het dienstverband van de man eindigt, vervalt de mogelijkheid om een eerder toegekend optierecht uit te oefenen.

De man heeft nog geen van de op 15 augustus 2022 toegekende optierechten verzilverd, omdat de waarde van de aandelen sinds 15 augustus 2023 niet hoger is geweest dan de vastgestelde aankoopprijs van C$ 164,58. Aan de man zijn uit hoofde van zijn dienstverband eerder optierechten toegekend, die hij in 2022 heeft uitgeoefend en waarmee hij toen financieel voordeel heeft behaald.

4.21.

Volgens de vrouw vallen de op 15 augustus 2022 toegekende optierechten in de huwelijksgemeenschap. De optierechten worden immers toegekend uit hoofde van het op de peildatum bestaande dienstverband van de man. In het geval de man deze optierechten uitoefent, valt de winst die daaruit voortvloeit in de gemeenschap, dat is dan namelijk een inkomensbestanddeel uit een reeds bestaande arbeidsovereenkomst. De man heeft al eerder optierechten toegekend gekregen en hij heeft deze in 2022 ook verzilverd. De (netto) winst die daaruit voortkwam is destijds als inkomen uitgekeerd en dat inkomen is in de gemeenschap gevallen. De vrouw betwist dat de in augustus 2022 toegekende optierechten kwalificeren als verknochte goederen die naar hun aard buiten de huwelijksgemeenschap vallen. In dat verband voert de vrouw ook nog aan dat de optierechten overdraagbaar zijn aan een echtgeno(o)t(e) van een werknemer. Dit volgt volgens haar uit de interne richtlijnen van het bedrijf waar de man werkt.

4.22.

Volgens de man zijn de optierechten in zodanige mate aan hem verknocht dat deze niet tot de gemeenschap behoren. De mogelijkheid tot uitoefening van deze optierechten is zijn persoonlijke recht, dat uitsluitend bestaat uit hoofde van zijn dienstbetrekking voor zover deze na de peildatum nog voortduurt. Het is aan de man om de beslissing te nemen om de optierechten al dan niet uit te oefenen. Het zijn persoonsgebonden optierechten die niet overdraagbaar zijn.

4.23.

De rechtbank overweegt als volgt. De wettelijke gemeenschap van goederen omvat ingevolge artikel 1:94 (oud) BW in beginsel alle goederen die die bij aanvang van de gemeenschap aanwezig waren en tijdens het huwelijk zijn verkregen, zolang de gemeenschap niet is ontbonden. Ingevolge lid 3 van voornoemd artikel kunnen goederen die aan een van de echtgenoten op enigerlei bijzondere wijze verknocht zijn slechts in de gemeenschap vallen ‘voor zover’ die verknochtheid zich hiertegen niet verzet. Het antwoord op de vragen of een goed (of een schuld) op bijzondere wijze aan één der echtgenoten is verknocht en, zo ja, in hoeverre die verknochtheid zich ertegen verzet dat het goed in de gemeenschap valt, hangt af van de aard van dat goed, zoals deze aard mede door de maatschappelijke opvattingen wordt bepaald.

De rechtbank is van oordeel dat de man voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij uitsluitend door het uitoefenen van een door zijn werkgever toegekend optierecht bij een gunstige prijsontwikkeling van de aandelen, daarmee enig financieel voordeel kan behalen. De optierechten zijn niet verhandelbaar; ze kunnen niet (tegen een verkoopprijs) aan een derde verkocht en geleverd worden. Nog daargelaten dat de vrouw de betwiste stelling dat de optierechten aan een echtgeno(o)t(e) kunnen worden overgedragen, niet heeft onderbouwd, is gesteld noch gebleken dat dit gevolgen heeft voor de voorwaarden waaronder de optierechten te gelde gemaakt kunnen worden. Dat betekent dat de optierechten niet eerder (potentieel) te gelde gemaakt kunnen worden dan op het moment waarop deze ingevolge de optieregeling uitoefenbaar zijn. De op 15 augustus 2022 toegekende optierechten waren op de peildatum – 29 juni 2023 – nog niet uitoefenbaar. Op de peildatum bestond derhalve (nog) geen uit de optierechten voortvloeiende financiële aanspraak jegens de werkgever van de man. De rechtbank is daarom van oordeel dat de aan de man op 15 augustus 2022 toegekende optierechten geen deel uitmaken van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap en dat hetgeen de vrouw daarover in het kader van de verdeling heeft verzocht, wordt afgewezen.

Conclusie

4.24.

De rechtbank zal de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap vaststellen overeenkomstig het bepaalde in de rechtsoverwegingen 4.13., 4.14., 4.15. en 4.17. Hoewel partijen wat betreft de verdeling van de woning, de saldi op de bankrekeningen en de inboedelgoederen op de mondelinge behandeling volledige overeenstemming hebben bereikt en gelet daarop eigenlijk geen taak meer is weggelegd voor de rechter, zal de rechtbank op verzoek van partijen de daarover bereikte overeenstemming opnemen in het dictum.

Verklaring voor recht over het reeds door de man betaalde voorschot op de verdeling

4.25.

De man heeft bij wijze van voorschot op de door hem aan de vrouw te betalen vergoeding wegens overbedeling reeds een bedrag van € 35.000,= aan de vrouw voldaan. Dit betekent dat de man nog slechts het verschil tussen dit voorschot en de door hem verschuldigde vergoeding wegens overbedeling aan de vrouw dient te voldoen. Dit staat tussen partijen vast en kan in zoverre voor recht worden verklaard. Hetgeen meer of anders is verzocht wordt als ongegrond afgewezen.

5De beslissing

De rechtbank

in de zaak met nummer: C/02/411146 FA RK 23-3018 (echtscheiding):

5.1.

spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, op [datum] 2017 in de gemeente Rucphen met elkaar gehuwd;

5.2.

stelt de (advocaat van de) man in de gelegenheid om voor 14 januari 2025 schriftelijk zijn standpunt te geven als bedoeld in rechtsoverweging 4.5.;

5.3

houdt iedere verdere beslissing op het verzoek over de partneralimentatie aan;

in de zaak met nummer C/02/421591 FA RK 24-1910 (verdeling):

5.3.

gelast, uitvoerbaar bij voorraad, de verdeling van de gemeenschappelijke goederen van partijen op de wijze als volgt:

5.3.1.

de echtelijke woning gelegen aan [adres] te [woonplaats 1] wordt aan de man toegedeeld voor een waarde van € 300.000,=, waarbij de man gehouden is de op de woning rustende hypothecaire geldlening als eigen schuld te dragen, onder de verplichting ervoor zorg te dragen dat de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor die lening. Uit hoofde van overbedeling ter zake de woning dient de man een bedrag van € 49.312,= aan de vrouw te voldoen;

5.3.2.

de op 29 juni 2023 op de bankrekeningen van partijen aanwezige saldi worden bij helfte verdeeld. Partijen zullen elkaar gelet daarop over en weer inzage verschaffen in de saldi op hun bankrekeningen. De bankrekeningen op naam van de man zullen door hem worden voortgezet en de bankrekeningen op naam van de vrouw zullen door de vrouw worden voortgezet;

5.3.3.

ieder van partijen houdt de inboedelgoederen die hij of zij nu onder zich heeft, zonder nadere verrekening van de waarde van deze inboedelgoederen, op de waarde van de vleugelpiano na. Deze vleugelpiano is aan de vrouw toegedeeld. Uit hoofde van overbedeling ter zake de vleugelpiano dient zij een bedrag van € 10.000,= aan de man te vergoeden. De man is gehouden de persoonlijke zaken van de vrouw die hij in zijn bezit heeft, aan de vrouw af te geven;

5.4.

verklaart voor recht dat de man in het kader van de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap als voorschot op de door hem te betalen vergoeding wegens overbedeling reeds een bedrag van € 35.000,= aan de vrouw heeft voldaan, en dat de man nog slechts het verschil tussen dit voorschot en de door hem verschuldigde vergoeding wegens overbedeling aan de vrouw dient te voldoen;

5.5.

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. Bollen, en, in tegenwoordigheid van mr. Reijerse, griffier, in het openbaar uitgesproken op 24 december 2024.

Mededeling van de griffier:

Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:

  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het

gerechtshof ’s-Hertogenbosch.



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733