Rechtbank Gelderland 09-12-2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:9690

Datum publicatie23-01-2025
ZaaknummerC/05/444240 / ZJ RK 24-862
ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsZutphen
RechtsgebiedenCiviel recht; Personen- en familierecht
TrefwoordenJeugdbescherming / Jeugdwet; Uithuisplaatsing 1:265a e.v. BW
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie

Vrijwillige uithuisplaatsing tijdens ondertoezichtstelling niet mogelijk.

Volledige uitspraak


RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht

Locatie Zutphen

Zaaknummer: C/05/444240 / ZJ RK 24-862

Datum uitspraak: 9 december 2024

Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam,

hierna te noemen de GI,

over

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats] ,

hierna te noemen [minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder,

wonende in [woonplaats] ,

advocaat mr. F. Pool te Rotterdam.

1Het verloop van de procedure

1.1.

De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:

- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 22 november 2024;

- het verweerschrift van de moeder met bijlagen van 3 december 2024.

1.2.

De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 december 2024. Daarbij waren aanwezig:

- de moeder, bijgestaan door mr. J. Brouwer die waarnam voor mr. Pool;

- twee vertegenwoordigers van de GI.

2De feiten

2.1.

De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .

2.2.

Bij beschikking van 10 september 2024 heeft de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 10 september 2024 tot 10 september 2025.

2.3.

Bij dezelfde beschikking heeft de kinderrechter een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinsgerichte voorziening met ingang van 10 september 2024 tot 10 november 2025. Bij herstelbeschikking van 4 oktober 2024 is de machtiging uithuisplaatsing verleend met ingang van 10 september 2024 tot 10 november 2024.

2.4.

[minderjarige] verblijft in een pleeggezin in [plaats] .

3Het verzoek

3.1.

De GI verzocht in eerste instantie een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van zes maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Op de zitting heeft de GI dit verzoek gewijzigd in een verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg.

4Het verweer

4.1.

De moeder vroeg de kinderrechter in eerst instantie het verzoek van de GI om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een pleeggezin, voor de duur van zes maanden af te wijzen. Op de zitting heeft zij ingestemd met de wijziging van het verzoek door de GI. Ook heeft zij verteld dat zij op donderdag 12 december 2024 voor 12 weken wordt opgenomen in [plaats] , voor een klinische opname bij Tactus. Zij kan dan niet voor [minderjarige] zorgen. Wel kan hij in het weekend op bezoek komen. De moeder heeft op de zitting aangegeven dat zij nu wil dat [minderjarige] die 12 weken in het pleeggezin blijft waar hij nu woont. Daarna zou hij dan eerst in het weekend (van zaterdagochtend tot zondagmiddag) naar de moeder kunnen komen, waarbij rustig wordt opgebouwd naar uiteindelijk een thuisplaatsing bij de moeder. De moeder wil wel dat de machtiging tot uithuisplaatsing in duur wordt bekort, alsmede dat in deze periode door middel van intensieve hulpverlening wordt gewerkt aan de thuisplaatsing van [minderjarige] . Zij vraagt de kinderrechter het verzoek voor vier maanden toe te wijzen, het verzoek met betrekking tot de overige twee maanden aan te houden en in april weer een zitting te plannen.

5De beoordeling

5.1.

Allereerst merkt de kinderrechter op dat een kind dat onder toezicht is gesteld uitsluitend met een machtiging tot uithuisplaatsing uit huis kan worden geplaatst (voor dag en nacht). Dit staat in artikel 1:265a van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het plan van de GI om [minderjarige] na 10 november 2024 weer twee dagen en nachten per week bij [naam accommodatie] onder te brengen, was dus in strijd met de wet. Dit geldt al helemaal voor het onderbrengen van [minderjarige] in het pleeggezin in [plaats] . De GI heeft gezegd dat dit in samenwerking met de moeder is gedaan, maar de moeder voelde zich onder druk gezet. De afhankelijkheidspositie die de moeder bij een ondertoezichtstelling ten opzichte van de GI heeft, is ook precies de reden dat een ‘vrijwillige’ uithuisplaatsing tijdens een ondertoezichtstelling verboden is.

5.2.

Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter wel van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding. 1 Daar is iedereen het ook over eens. De GI heeft opgemerkt dat het verblijf van de moeder in [plaats] kan uitlopen tot maximaal vier maanden. Nadat de moeder uit [plaats] is teruggekeerd naar huis moet door middel van intensieve hulpverlening worden gewerkt aan de thuisplaatsing van [minderjarige] . Het verblijf van [minderjarige] bij de moeder moet echter rustig worden opgebouwd, zoals de moeder zelf ook aangeeft. Omdat [minderjarige] dan nog het grootste deel van de tijd in het pleeggezin zal verblijven, is het nodig dat er ook voor de periode dat de moeder weer thuis is, een machtiging tot uithuisplaatsing is (zie 5.1.). De kinderrechter wijst het verzoek van de GI daarom voor de volledige duur toe.

5.3.

Op de zitting is besproken dat het van belang is dat [minderjarige] in de periode dat de moeder is opgenomen in [plaats] regelmatig contact heeft met de moeder. De GI heeft gezegd dat Curess deze contactmomenten zou kunnen begeleiden. De GI heeft de moeder verzocht haar hoofdbehandelaar te vragen hierover contact op te nemen met de GI.

6De beslissing

De kinderrechter:

6.1.

verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin met ingang van 9 december 2024 tot 9 juni 2025;

6.2.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2024 door

mr. A.E. Grosscurt, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. T.A. Rutgers als griffier, en op schrift gesteld op 13 december 2024.

Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:

  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;

  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733