Essentie (redactie)
Aan kleinkind 2 is bij levenstestament van oma volmacht gegeven en subs. aan kleinkind 1. Kleinkind 1 geen belanghebbende Art. 798 lid 2 Rv. Ktr heeft mentor benoemd, oa wegens zorgen kk van oma over uitvoering volmacht, zoals belangenverstrengeling en onvoldoende zorgverlening. Hof oordeelt dat levenstestament onvoldoende waarborgen biedt voor niet-vermogensrechtelijke belangen van oma. Mogelijkheid financiële belangenverstrengeling en en gespannen verhoudingen ia door camera's. Benoeming onafhankelijke mentor.
Datum publicatie | 24-02-2025 |
Zaaknummer | 200.343.551/01 en 200.343.551/02 |
Procedure | Hoger beroep |
Zittingsplaats | Den Haag |
Rechtsgebieden | Civiel recht; Personen- en familierecht |
Trefwoorden | Meerderjarigenbescherming; Levenstestament; Mentorschap; Familieprocesrecht; Belanghebbende |
Wetsverwijzingen |
Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl
Mentorschap. Bij levenstestament subsidiair gevolmachtigde belanghebbende in de zin van artikel 798 lid 1 Rv? Onvoldoende (onafhankelijk) toezicht op de uitvoering van de volmacht. Gespannen familieverhoudingen. Levenstestament biedt onvoldoende waarborgen ter bescherming van de niet-vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene. Instelling mentorschap noodzakelijk.Volledige uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Familie
zaaknummers : 200.343.551/01 en 200.343.551/02
zaaknummer rechtbank : 11010606 GZ VERZ 24-3212
beschikking van de meervoudige kamer van 15 januari 2025
inzake
[Kleinkind 1]
en
[kleinkind 2] ,
beiden wonende te [woonplaats]
verzoeksters in hoger beroep,
hierna te noemen: [Kleinkind 1] respectievelijk [kleinkind 2] en gezamenlijk: de verzoeksters,
advocaat mr. M.R. de Kok te Rotterdam.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
1. [de betrokkene]
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de betrokkene,
2. [kind 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [kind 1] ,
advocaat mr. C.J.H. Anker te Rotterdam,
3. [kind 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [kind 2] ,
advocaat mr. C.J.H. Anker te Rotterdam,
4. [kind 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [kind 3] ,
advocaat voorheen mr. M. de Klein te Utrecht, thans mr. C.J.H. Anker te Rotterdam,
5. [kind 4] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [kind 4] ,
advocaat mr. C.J.H. Anker te Rotterdam,
gezamenlijk te noemen: [de kinderen] ,
6. [kind 5] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [kind 5] ,
advocaat mr. J. de Koning te Lisse,
7. [kind 6] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [kind 6] ,
advocaat mr. M.R. de Kok te Rotterdam.
8. Stichting Veritas Mentorschap,
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de mentor.
1. Het verloop van het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 30 mei 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).
2. Het geding in hoger beroep
2.1 De verzoeksters zijn op 10 juli 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2 [kind 5] heeft op 8 november zijn schriftelijke reactie ingediend.
2.3 [de kinderen] hebben gezamenlijk op 12 november 2024 een verweerschrift ingediend.
2.4 Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
-
een journaalbericht van de zijde van [kind 6] van 11 november 2024 met bijlage;
-
een journaalbericht van de zijde van de verzoekers van 30 oktober 2024 met bijlagen;
-
een journaalbericht van de zijde van [de kinderen] op 18 november 2024.
2.5 De mondelinge behandeling heeft op 27 november 2024 plaatsgevonden. Op de mondelinge behandeling is onderhavige zaak samen met de zaken met zaaknummers 200.343.537/01 en 200.343.537/02 behandeld. Verschenen zijn:
-
de verzoeksters, bijgestaan door hun advocaat;
-
[kind 1] , [kind 2] , [kind 3] , bijgestaan door hun advocaat;
-
[kind 5] , bijgestaan door zijn advocaat;
-
Stichting Veritas Mentorschap, vertegenwoordigd door [de mentor] .
De betrokkene, [kind 4] en [kind 6] zijn, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
3. De feiten
3.1 De betrokkene is geboren op [geboortedatum] 1936 in [geboorteplaats] , [land] . De betrokkene is de moeder van de belanghebbenden 2 tot en met 7. De betrokkene is de oma van de verzoeksters.
3.2 De betrokkene heeft op 21 december 2020 bij notariële akte een algemene volmacht/levenstestament laten opstellen. Voor zover van belang is daarin bepaald:
‘(…)
I. VERLENING ALGEMENE VOLMACHT
Aanwijzing gevolmachtigde
Ik wijs aan tot mijn algemeen gevolmachtigde:
Mijn kleindochter: [kleinkind 2] (…).
Volmacht gaat direct in.
De volmacht kan uitgeoefend worden vanaf het moment direct na het ondertekenen van de akte, tot aan het moment dat de volmacht eindigt.
Aanwijzing subsidiaire gevolmachtigde
Voor het geval mijn kleindochter [kleinkind 2] (tijdelijk) niet in staat is deze volmacht te gebruiken, wijs ik mijn kleindochter, mevrouw [Kleinkind 1] (…) aan tot mijn gevolmachtide. De volmacht aan mijn kleindochter [kleinkind 2] blijft bestaan. Derden mogen ervan uitgaan dat beiden bevoegd zijn.’
(…)’
Deze volmacht geeft kort gezegd de bevoegdheid aan de gemachtigde om al de bankzaken en overige financiële zaken van de betrokkene te regelen en haar in rechte te vertegenwoordigen.
Met betrekking tot de niet-vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene houdt het levenstestament nog het volgende in:
‘
Aanwijzing gevolmachtigde
Voor het geval ik naar het oordeel van een hulpverlener in de zin van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst niet meer in staat ben tot een redelijke waardering van mijn eigen belangen ter zake van mijn gezondheid en zorgbehoeften, geef ik volmacht om in mijn plaats op te treden ter zake van de verplichtingen die voor de hulpverlener uit afdeling 7.7.5 Burgerlijk Wetboek voortvloeien, waaronder de beslissingen aangaande het ondergaan van onderzoek en verpleging aan mijn kleindochter [kleinkind 2] (…). In geval [kleinkind 2] niet in staat is als mijn medisch gevolmachtigde op te treden, wijs ik mijn kleindochter [Kleinkind 1] voomoemd aan als mijn medisch gevolmachtigde.
(…)
Overleg over behandelbeslissinqen
Ik verzoek mijn kleindochters [kleinkind 2] dan wel [Kleinkind 1] , beiden voornoemd, ten aanzien van de behandelbeslissingen die zij voor mij moet nemen in overleg te treden met mijn kinderen. Hun toestemming is echter uitdrukkelijk niet vereist.
Rekening en verantwoording
De gevolmachtigde is verplicht op mijn verzoek rekening en verantwoording aan mij af te leggen over de door haar voor mij verrichte handelingen. Als ik niet meer in staat ben om de rekening en verantwoording te vragen, legt de gevolmachtigde per kwartaal rekening en verantwoording aan mijn dochter, mevrouw [kind 6] …).
VIII. BEWIND/MENTORSCHAP/CURATELE
Deze volmacht is erop gericht geen bewind, mentorschap of curatele te hoeven verzoeken. Stelt de rechter desondanks een bewind en/of mentorschap of een curatele in, dan geldt het volgende.
Inzake bewind
Ik spreek de uitdrukkelijke voorkeur uit dat de rechter een door mij in I. aangewezen gevolmachtigde tot bewindvoerder benoemt.
(…)
Inzake mentorschap
Ik spreek de uitdrukkelijke voorkeur uit dat de rechter de door mij onder V. aangewezen medisch gevolmachtigde tot mentor benoemd.
(…)’
Bij beschikking van 30 mei 2024 heeft de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam, over de goederen die de betrokkene toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld omdat zij als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, met benoeming van Stichting Veritas Vertegenwoordiging tot bewindvoerder. Tegen voormelde beschikking is hoger beroep ingesteld bij dit hof (bekend onder zaaknummer 200.343.537/01).
4. De omvang van het geschil
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter ten behoeve van de betrokkene een mentorschap ingesteld omdat zij als gevolg van haar lichamelijke of geestelijke toestand, niet in staat is haar niet-vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen met benoeming van Stichting Veritas Mentorschap tot mentor.
De verzoeksters verzoeken het hof (in de hoofdzaak met zaaknummer 200.343.551/01), voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen, en opnieuw beschikkende,
I. (primair) het verzoek tot mentorschap af te wijzen, dan wel
II. (subsidiair) de verzoeksters tot mentors te benoemen, dan wel
III. (meer subsidiair) een onafhankelijke, professionele partij, een door het hof in goede justitie te bepalen, te benoemen tot mentor van de betrokkene.
Zij verzoeken het hof voorts (in de voorlopige voorziening met zaaknummer 200.343.551/02) om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende de schorsing van de werking van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking.
[kind 5] meent dat het primaire verzoek van de verzoeksters moet worden gehonoreerd. Als het hof het primaire verzoek van de verzoeksters niet toewijst, dan meent [kind 5] dat de verzoeksters benoemd moeten worden als bewindvoerders en mentors.
[de kinderen] hebben gezamenlijk verweer gevoerd en verzoeken het hof om de door verzoeksters verzochte provisionele voorziening en het door verzoeksters in de hoofdzaak in het hoger beroep verzochte af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
5. De motivering van de beslissing
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Alvorens inhoudelijk in te gaan op deze zaak, dient het hof eerst te beoordelen of de verzoeksters (beiden) kunnen worden ontvangen in hun tegen de bestreden beschikking ingestelde hoger beroep. Het hof overweegt dat zij ontvankelijk zijn als zij belanghebbenden zijn in de zin van artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Het onderwerp van dit hoger beroep is het bij bestreden beschikking over de betrokkene ingestelde mentorschap. De betrokkene heeft in haar levenstestament een algemene volmacht gegeven aan [kleinkind 2] , waardoor deze zaak rechtstreeks betrekking op de rechten en verplichtingen van [kleinkind 2] . Dat maakt haar een belanghebbende bij deze zaak in de zin van artikel 798 lid 1 Rv en zij is derhalve ontvankelijk in haar hoger beroep.
De betrokkene heeft in het levenstestament een subsidiaire volmacht verleend aan [Kleinkind 1] . Zij is gevolmachtigd voor zover [kleinkind 2] niet in staat is om de aan haar verleende volmacht te gebruiken. [kleinkind 2] en [Kleinkind 1] kunnen hun volmacht derhalve niet tegelijk gebruiken. Omdat [kleinkind 2] (nog) in staat is haar volmacht te gebruiken, is [Kleinkind 1] daartoe niet in staat. Het hof volgt de stelling van de verzoeksters niet dat het levenstestament beoogt om aan hen een gelijktijdig te gebruiken volmacht te verlenen. Dat volgt niet uit de tekst van het levenstestament. De slotzin van artikel I van het levenstestament, ‘Derden mogen ervan uitgaan dat beiden bevoegd zijn.’, maakt dat niet anders, nu die zin slechts ziet op derdenbescherming. Dat betekent dat deze zaak niet rechtstreeks betrekking heeft op de rechten en verplichtingen van [Kleinkind 1] . Zij is derhalve geen belanghebbende in de zin van artikel 798 lid 1 Rv.
In zaken van curatele, onderbewindstelling of mentorschap worden op grond van artikel 798 lid 2 Rv onder belanghebbenden ook verstaan de echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel en de kinderen of, bij gebreke van dezen, de ouders, broers en zusters van degene wiens curatele, goederen of mentorschap het betreft. [Kleinkind 1] is de kleindochter van de betrokkene. Zij is daarom ook geen belanghebbende in de zin van artikel 798 lid 2 Rv. Het hof zal [Kleinkind 1] niet ontvankelijk verklaren in haar hoger beroep.
Schorsingsverzoek (zaaknummer 200.343.551/02)
Ten aanzien van het verzoek van [kleinkind 2] in de voorlopige voorziening, strekkende tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking, overweegt het hof als volgt. Het hof is van oordeel dat [kleinkind 2] bij dit verzoek geen belang meer heeft, omdat het hof in deze beschikking een inhoudelijke beslissing in de hoofdzaak geeft over het hoger beroep van [kleinkind 2] . Het hof zal [kleinkind 2] niet-ontvankelijk verklaren in haar schorsingsverzoek.
Verzoek in de hoofdzaak (zaaknummer 200.343.551/01)
Het hof overweegt op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling nog naar voren is gebracht als volgt.
Op grond van artikel 1:450 lid 1 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter ten behoeve van een meerderjarige een mentorschap instellen indien de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
Tussen partijen is niet in geschil is dat de betrokkene lijdt aan dementie en dat zij in ieder geval sinds 14 oktober 2023 wilsonbekwaam is. Vast staat daarmee zij wegens haar geestelijke toestand niet in staat is haar vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen en dit zal dus voor haar gedaan moeten worden. De vraag die in dit hoger beroep voor ligt, is of de
niet-vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene voldoende worden beschermd door het levenstestament of dat mentorschap daarvoor nodig is.
Het levenstestament
Op 21 december 2020 heeft de betrokkene bij notariële akte een levenstestament laten opstellen, waarin is opgenomen dat het levenstestament en de daarin gegeven volmachten erop zijn gericht om geen mentorschap te hoeven aanvragen. In het levenstestament is [kleinkind 2] per direct gevolmachtigd om de in het levenstestament genoemde bevoegdheden met betrekking tot de vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene uit te oefenen.
Verder is opgenomen dat indien de betrokkene kort gezegd daartoe niet meer in staat is de volmacht ook geldt voor het behartigen van de niet-vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene, daaronder begrepen alle paramedische aangelegenheden en beslissingen over plaatsing in en overplaatsing van en naar medische en/of verzorgingsinstellingen.
Daarbij is ook bepaald dat de gevolmachtigde rekening en verantwoording dient af te leggen aan de betrokkene over de door haar voor de betrokkene verrichte handelingen. Er is in dit kader bepaald dat wanneer de betrokkene hiertoe niet in staat is, er rekening en verantwoording dient te worden afgelegd aan [kind 6] (een van de dochters van de betrokkene en de moeder van [kleinkind 2] ). De volmacht eindigt (onder meer) door de instelling van mentorschap.
Voor zover in het levenstestament uitdrukkelijk is opgenomen dat het levenstestament erop gericht is om geen bewind en mentorschap aan te vragen, maakt dit niet dat bewind of mentorschap niet kan worden ingesteld. Weliswaar heeft een levenstestament in beginsel voorrang op de wettelijke beschermingsmaatregelen, maar de rechter kan hieraan voorbij gaan, indien er feiten en omstandigheden bekend zijn die maken dat het levenstestament onvoldoende bescherming biedt en niet in het belang van de betrokkene wordt geacht. Dit hangt af van de omstandigheden van het geval.
Het mentorschap is destijds door [kind 1] en de betrokkene aangevraagd, omdat [kind 1] zich zorgen maakte. Die zorgen kwamen voort uit: (1) een aantal incidenten dat heeft plaatsgevonden in de familie, (2) het feit dat de vanuit het persoonsgebonden-budget (PGB) betaalde zorg werd geleverd door een bedrijf van [kleinkind 2] en een bedrijf van [Kleinkind 1] , en (3) het ontbreken van controle op de uitvoering daarvan.
[kleinkind 2] is door de kantonrechter in eerste aanleg niet gehoord. Aangezien zij in hoger beroep alsnog is gehoord en zij voldoende gelegenheid heeft gehad om haar zienswijze naar voren te brengen, is deze omissie hersteld.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat er gronden aanwezig zijn om aan het levenstestament voorbij te gaan, omdat mentorschap de betrokkene meer bescherming biedt en het hof acht een betere bescherming voor betrokkene onder de gegeven omstandigheden in haar belang. Dit wordt hierna nader toegelicht.
Toezicht
Het hof is van oordeel dat in het levenstestament onvoldoende (onafhankelijk) toezicht op de uitvoering van de volmacht is geregeld. Op grond van artikel VII van het levenstestament is de gevolmachtigde verplicht om rekening en verantwoording - over de door de gevolmachtigde voor de betrokkene verrichte handelingen - af te leggen aan de betrokkene, dan wel ieder kwartaal aan [kind 6] . Het is het hof niet gebleken dat [kleinkind 2] rekening en verantwoording heeft afgelegd aan een van hen. Daarnaast overweegt het hof dat [kind 6] een van de dochters is van de betrokkene, tevens de moeder van [kleinkind 2] . Hoewel de betrokkene er in het levenstestament voor heeft gekozen om de volmacht niet aan haar kinderen maar aan haar kleinkinderen te verlenen, betekent dat niet dat [kleinkind 2] de (andere dan [kind 6] ) kinderen van de betrokkene niet behoeft te informeren. Dit heeft zij wel nagelaten, door aan hen geen afschrift van het levenstestament te verstrekken en geen van hen op de hoogte te houden van de wijze waarop zij de volmacht gebruikte. Dat heeft ertoe geleid dat de familieverhoudingen op gespannen voet zijn geraakt. In het licht van de afwezigheid van onafhankelijk toezicht op het gebruik van de volmacht is voor de kinderen onduidelijk hoe [kleinkind 2] de volmacht heeft gebruikt, ook in het kader van de niet-vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene zoals het inschakelen van zorg voor de betrokkene. Het hof acht dat onwenselijk, met name gelet op een aantal incidenten dat heeft plaatsgevonden in de familie en de door [de kinderen] geuite zorgen, waarop het hof hieronder nader ingaat.
Gebruikte volmacht
[de kinderen] hebben zorgen geuit over de wijze waarop de zorgverlening van de betrokkene is georganiseerd door [kleinkind 2] gedurende de volmacht. Vanwege het ziektebeeld van de betrokkene heeft zij intensieve zorgverlening nodig en zij krijgt daarvoor een persoonsgebonden budget (PGB). [kleinkind 2] heeft het PGB aangewend om de zorgverlening van de betrokkene te organiseren via [naam b.v.] (bestuurder en enig aandeelhouder: [Kleinkind 1] ) en [naam eenmanszaak] (eenmanszaak van [kleinkind 2] ). [de kinderen] verklaren dat de door voornoemde ondernemingen verleende zorg niet toereikend was. Er is volgens hen meer dan eens beschimmeld eten aangetroffen in de koelkast van de betrokkene en het huishoudelijk werk werd niet dan wel onvoldoende voor haar gedaan, waardoor [de kinderen] vermoedden dat er onvoldoende tijd werd besteed aan de zorgverlening. [de kinderen] hebben hiervoor desgevraagd geen verklaring gekregen van [kleinkind 2] . De mentor heeft ter zitting verklaard dat het PGB is omgezet naar Zorg in Natura (ZIN) omdat zij dat noodzakelijk en de beste oplossing voor de betrokkene vond. Dat houdt in dat alle zorg nu wordt verleend door één onafhankelijke partij: Stichting Humanitas.
Het hof stelt voorop dat de ondernemingen waarmee de zorg wordt georganiseerd en waaraan het PGB wordt uitgegeven van [Kleinkind 1] en [kleinkind 2] zijn, waardoor (in ieder geval de schijn van) een belangenverstrengeling tot de mogelijkheden behoort.. Gelet op de afwezigheid van onafhankelijk toezicht op de wijze waarop [kleinkind 2] de volmacht gebruikte en de door [de kinderen] geuite zorgen, had het op de weg van [kleinkind 2] gelegen op verzoek volledig transparant te zijn in de keuzes die zij maakte en hierover verantwoording af te leggen. Het hof voegt hieraan nog toe dat [de kinderen] hebben verklaard dat zij zich al lange tijd niet meer vrij voelen om bij de betrokkene langs te gaan omdat [kleinkind 2] (en [Kleinkind 1] ) een aantal camera’s heeft opgehangen bij de betrokkene thuis. Die camera’s heeft zij opgehangen zodat zij op elk moment van de dag kan controleren of de betrokkene al dan niet in direct noodzakelijk hulpbehoevende staat verkeerd, wat het geval zou zijn als zij bijvoorbeeld uit bed is gevallen, aldus [kleinkind 2] . Hoewel die verklaring niet onbegrijpelijk is, overweegt het hof dat de camera’s een verregaande inbreuk leveren op het familiebezoek en deze volgende de verklaring van de mentor ter zitting niet noodzakelijk zijn.
Al deze omstandigheden tezamen maakt dat het hof van oordeel is dat het levenstestament onvoldoende waarborgen biedt ter bescherming van de niet-vermogensrechtelijke belangen van de betrokkene en dat de instelling van mentorschap noodzakelijk wordt geacht.
Persoon van de bewindvoerder
Het hof overweegt over de persoon van de mentor als volgt. [kleinkind 2] heeft subsidiair verzocht – indien het hof het mentorschap in stand laat – om [kleinkind 2] en [Kleinkind 1] tot mentors te benoemen, dan wel (meer subsidiair) om een onafhankelijke, professionele partij te benoemen tot mentor van de betrokkene in plaats van de huidige mentor. Het hof overweegt hierover als volgt.
Op grond van artikel 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
Uit het levenstestament van de betrokkene blijkt dat, indien ondanks het levenstestament mentorschap wordt uitgesproken, het haar uitdrukkelijke voorkeur heeft dat [kleinkind 2] wordt benoemd tot mentor. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, verzetten gegronde redenen zich naar het oordeel van het hof tegen deze benoeming. In de huidige omstandigheden acht het hof de benoeming van een onafhankelijke, professionele mentor aangewezen en ziet het hof aanleiding om de benoeming van de mentor te handhaven. Niet is gebleken dat de mentor de belangen van de betrokkene onvoldoende heeft behartigd. Evenmin is uit de stukken en wat ter zitting is besproken gebleken dat er enig ander inhoudelijk bezwaar is tegen de huidige mentor. [kleinkind 2] heeft verklaard een andere mentor te willen omdat de huidige mentor door [de kinderen] is aangedragen. Dat rechtvaardigt naar het oordeel van het hof geen wijziging van de persoon van de mentor.
Dit betekent dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen.
6. De beslissing
Het hof:
in het schorsingsverzoek (zaaknummer 200.343.551/02)
verklaart [Kleinkind 1] niet ontvankelijk in haar verzoek;
verklaart [kleinkind 2] niet-ontvankelijk in haar verzoek;
in de hoofdzaak (zaaknummer 200.343.551/01)
verklaart [Kleinkind 1] niet ontvankelijk in haar verzoek;
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.M. Warnaar, L. Koper en K.T.J.M. Pijls-olde Scheper, bijgestaan door mr. P.J. Salomons als griffier en is op 15 januari 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.
© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733