Rechtbank Den Haag 25-02-2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:2546

Essentie (redactie)

Onderscheid tussen enerzijds uitlatingen waarin donor zich niet rechtstreeks tot de donorkinderen en/of hun ouders wendt en zich niet negatief uitlaat over de (opvoedkundige kwaliteiten van de) ouders of informatie deelt die raakt aan de persoonlijke levenssfeer van de donorkinderen en hun ouders en anderzijds uitlatingen waarin donor dat wel doet. Dergelijke uitlatingen zijn onrechtmatig, gezien eerder opgelegde verbod om nog als spermadonor op te treden en de afspraken met ontvangmoeders over op afstand blijven.


Datum publicatie25-02-2025
ZaaknummerC/09/676085 / KG ZA 24-1091
ProcedureKort geding
ZittingsplaatsDen Haag
RechtsgebiedenCiviel recht
TrefwoordenOverig; Social media in het familierecht;
Kinderen; Donorschap / draagmoederschap
Wetsverwijzingen

Inhoudsindicatie Rechtspraak.nl

Veroordeling spermadonor om zich te onthouden van uitlatingen in het openbaar over zijn donorkinderen en de ouders van die kinderen. Hij moet een aantal video’s van zijn YouTube-kanaal verwijderen waarin negatieve uitlatingen worden gedaan over de ouders die hebben meegewerkt aan een Netflixdocumentaire over de spermadonor. Ook video’s waarin het contact tussen hem en zijn donorkinderen en hun ouders aan de orde komt moeten worden verwijderd. Dat geldt ook voor video’s waarin wordt gesproken over het geestelijk welbevinden van donorkinderen in relatie tot het grote verwantschapsnetwerk. Nieuwe video’s over deze onderwerpen mogen niet op het YouTubekanaal worden geplaatst. Uitlatingen in het openbaar over deze onderwerpen op andere wijze dan via video’s, zijn ook verboden. Dergelijke uitlatingen zijn, tegen de achtergrond van het eerder opgelegde verbod om nog als spermadonor op te treden en de afspraken die met de ontvangmoeders zijn gemaakt over het op afstand blijven van de donor ten opzichte van kind en ouders, onrechtmatig.

Volledige uitspraak


Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter

zaak- / rolnummer: C/09/676085 / KG ZA 24-1091

Vonnis in kort geding van 25 februari 2025

in de zaak van

1STICHTING DONORKIND te Den Haag,

2. [eiseres] procederend voor zichzelf en in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [minderjarige] ,

eisers,

advocaat mr. L.M. van Schuylenburch te Amsterdam,

tegen:

[gedaagde] zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland of daarbuiten,

gedaagde,

advocaat mr. K. Ripken te Den Haag.

De eisende partijen worden hierna gezamenlijk aangeduid als ‘de Stichting c.s.’ en ieder afzonderlijk als ‘de Stichting’ en ‘ [eiseres] ’. De gedaagde partij wordt hierna aangeduid als ‘ [gedaagde] ’.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de conceptdagvaarding, met producties 1 tot en met 77;

- de conclusie van antwoord;

- de akte van de Stichting c.s. houdende overlegging producties 78 tot en met 90.

1.2.

[gedaagde] is op basis van de conceptdagvaarding vrijwillig verschenen ter zitting van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 28 januari 2025. Partijen hebben hun standpunten aan de hand van overgelegde pleitnotities toegelicht. Ter zitting is de zaak pro forma aangehouden tot 8 februari 2025 om partijen in de gelegenheid te stellen het geschil in onderling overleg te beëindigen. Bij bericht van 7 februari 2025 heeft mr. Van Schuylenburch mede namens mr. Ripken bericht dat partijen onderling niet tot een oplossing zijn gekomen en heeft zij verzocht vonnis te wijzen. Vonnis is vervolgens bepaald op vandaag.

2De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.

2.1.

[gedaagde] is sinds februari 2007 actief als spermadonor. [gedaagde] heeft zijn sperma zowel gedoneerd bij fertiliteitsklinieken in binnen- en buitenland als in de privésfeer na het leggen van contact via diverse social media kanalen/platforms in binnen- en buitenland. Op dit moment zijn met het door [gedaagde] gedoneerde sperma minimaal 550 kinderen verwekt.

2.2.

[gedaagde] is in 2011 een YouTube-kanaal gestart, waarop hij sinds medio 2011 ruim 700 video’s (voor het overgrote deel vlogs) over uiteenlopende onderwerpen heeft geplaatst.

2.3.

De Stichting is opgericht op 11 februari 2007. Blijkens artikel 2 lid 1 van haar statuten heeft de Stichting ten doel het behartigen van de belangen van donorkinderen en die van hun ouders, wensouders en donoren, voor zover de belangen van laatstgenoemden overeenkomen met die van de donorkinderen. Uit artikel 2 lid 2 van deze statuten volgt dat de Stichting haar doel in het kader van het algemeen belang onder meer tracht te verwezenlijken door het hanteren van verschillende (juridische) instrumenten, zoals het adviseren bij wet- en regelgeving, het voeren van klachtenprocedures, het betrokken zijn bij en voeren van juridische procedures, het stimuleren en bijdragen aan (wetenschappelijk) onderzoek, waarbij procedures en onderzoek onder meer zijn gericht op het voorkomen of beperken van misstanden en risico’s voor donorkinderen en hun ouders, wensouders en donoren.

2.4.

[eiseres] is in 2010 met [gedaagde] in contact gekomen via de website ‘ [website] ’. Tijdens hun eerste ontmoeting heeft [gedaagde] aan [eiseres] te kennen gegeven dat hij voor vijf gezinnen als spermadonor wilde fungeren. [eiseres] en [gedaagde] hebben een donorovereenkomst gesloten, waarin [eiseres] is aangeduid als ‘Partij A’ en [gedaagde] als ‘Partij B’. [gedaagde] heeft met andere wensouders vergelijkbare donorovereenkomsten gesloten. [gedaagde] heeft op grond van de met [eiseres] gesloten donorovereenkomst zijn sperma gedoneerd ten behoeve van kunstmatige (zelf)inseminatie. Dit heeft geresulteerd in de geboorte van [minderjarige] . [gedaagde] heeft in de donorovereenkomst – kort gezegd – afstand gedaan van al zijn ouderlijke rechten. In artikel 4 lid 3 en lid 4 van de donorovereenkomst is over contact tussen [gedaagde] en [minderjarige] het volgende bepaald:

2.5.

Bij vonnis van 28 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank [gedaagde] op vordering van de Stichting en de moeder van een donorkind op straffe van een dwangsom verboden om a) zijn sperma te doneren aan nieuwe wensouders, b) aan nieuwe wensouders te communiceren dat hij de wens of bereidheid heeft om sperma aan hen te doneren en c) online- en offline advertenties te plaatsen die zien op het doneren van sperma en lid te worden of te blijven van besloten en open groepen op sociale media, fora en andere online of offline platforms, die erop gericht zijn of als nevendoel hebben contact tussen donoren en wensouders tot stand te brengen. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter [gedaagde] op straffe van een dwangsom bevolen a) de Stichting te voorzien van een schriftelijke verklaring, waarin hij mededeelt of hij nog aan meer fertiliteitsklinieken en instellingen heeft gedoneerd dan die reeds bij partijen bekend zijn en b) voor zover daarvan sprake is, een geanonimiseerde versie van dat kortgedingvonnis aan die klinieken en instellingen te sturen met daarbij – kort gezegd – het bericht dat het hem verboden is om zijn sperma te doneren en het verzoek om zijn gedoneerde sperma te vernietigen.

2.5.1.

De voorzieningenrechter heeft daartoe overwogen dat de inbreuk die met de toewijzing van het gevorderde wordt gemaakt op het door artikel 8 EVRM beschermde recht van [gedaagde] op eerbiediging van zijn privéleven wordt gerechtvaardigd door de zwaarwegende belangen van zowel de donorkinderen als hun ouders bij eerbiediging van hun privéleven. Daarbij heeft de voorzieningenrechter specifiek ten aanzien van de botsende grondrechten van [gedaagde] en de ouders in aanmerking genomen dat [gedaagde] velen van hen heeft misleid door hen c.q. de door hen bezochte fertiliteitsklinieken bewust verkeerd te informeren over het aantal kinderen dat hij als donor al had verwekt c.q. van plan was te verwekken, terwijl hij wist en in ieder geval had moeten weten dat die informatie doorslaggevend was voor de keuze van die ouders om hem als donor te kiezen. Daarmee handelt [gedaagde] onrechtmatig jegens de ouders, nu hun kinderen onbedoeld deel uitmaken van een enorm groot verwantschapsnetwerk, met alle negatieve psychosociale risico’s van dien. Ook de belangen van de donorkinderen bij toewijzing van de vorderingen wegen naar het oordeel van de voorzieningenrechter zwaarder dan het belang van [gedaagde] om zich als donor te kunnen blijven aanbieden. De voorzieningenrechter is tot dit oordeel gekomen vanwege het belang van de donorkinderen bij het voorkomen van verdere uitbreiding van het grote verwantschapsnetwerk, waarvan zij deel uitmaken. Daarbij heeft de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk geacht dat dit grote verwantschapsnetwerk negatieve psychosociale gevolgen voor de donorkinderen in het leven roept, onder meer vanwege het verhoogde risico op incest/inteelt.

2.6.

In juli 2024 heeft Netflix een documentaire over het donorschap van [gedaagde] uitgebracht onder de naam ‘ [documentaire] ’. In deze documentaire komt een aantal ouders, waaronder [eiseres] , aan het woord. [gedaagde] heeft zijn medewerking aan deze documentaire onthouden. Na het verschijnen van deze documentaire heeft [gedaagde] zich door diverse nationale en internationale media laten interviewen en ook heeft hij een aantal video’s op zijn YouTube-kanaal geplaatst over deze documentaire, waarin hij onder meer reageert op de daarin door de betrokken ouders gedane uitlatingen.

2.7.

De Stichting c.s. heeft op 1 november 2024 de conceptdagvaarding aan [gedaagde] gestuurd. Daarbij heeft de Stichting c.s. [gedaagde] gesommeerd uiterlijk op 8 november 2024 kenbaar te maken of hij vrijwillig aan het gevorderde zal voldoen. [gedaagde] heeft in reactie op deze sommatiebrief te kennen gegeven dat hij een aantal (fragmenten van/zinnen uit) video’s van zijn YouTube-kanaal heeft verwijderd.

3Het geschil

3.1.

De Stichting c.s. vorderen na wijziging van eis – zakelijk weergegeven – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. primair: [gedaagde] te gebieden zijn YouTube-kanaal binnen 48 uur definitief en wereldwijd te verwijderen en verwijderd te houden en [gedaagde] te verbieden de daarop geplaatste video’s of delen daarvan op enigerlei wijze te delen, te (doen) publiceren en/of te verspreiden;

subsidiair: [gedaagde] te gebieden alle video’s die hij vanaf juli 2021 op zijn YouTube-kanaal heeft geplaatst binnen 48 uur definitief en wereldwijd te verwijderen en verwijderd te houden en [gedaagde] te verbieden deze video’s of delen daarvan op enigerlei wijze te delen, te (doen) publiceren en/of te verspreiden;

meer subsidiair: [gedaagde] te gebieden binnen 48 uur de volgende video’s definitief en wereldwijd van zijn YouTube-kanaal te verwijderen:

a) de video’s waarin hij direct of indirect verwijst naar (donor-)kinderen en/of hun ouders/verzorgers;

b) de video’s waarin hij zich direct of indirect richt tot (donor-)kinderen en/of hun ouders/verzorgers;

c) de video’s die zijn bedoeld als opvoedadviezen, liefdes- en relatieadviezen en/of aanbevelingen met betrekking tot bepaalde levenswijzen/levensstijlen, die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van een kind en waarvan ouders normaal gesproken onderling bepalen hoe zij een kind hierover opvoeden/adviseren c.q. hiermee in aanraking laten komen;

en [gedaagde] te verbieden deze video’s of delen daarvan op enigerlei wijze te delen, te (doen) publiceren en/of te verspreiden althans in goede justitie een voorziening te treffen;

II. [gedaagde] met onmiddellijke ingang te verbieden in woord of geschrift via welk medium dan ook publieke uitlatingen te doen:

a) over het donorschap en/of zijn rol als (massa)donor;

b) over de donorkinderen en/of hun ouders/verzorgers;

c) gericht aan de donorkinderen en/of hun ouders/verzorgers;

d) die bedoeld zijn als opvoedadviezen, liefdes- en relatieadviezen en/of aanbevelingen met betrekking tot bepaalde levenswijzen/levensstijlen, die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van een kind en waarvan ouders normaal gesproken onderling bepalen hoe zij een kind hierover opvoeden/adviseren c.q. hiermee in aanraking laten komen, waaronder maar niet beperkt tot onderwerpen als voeding, persoonlijke verzorging, tandarts- en doktersbezoeken, scholing en/of opleidingen, deelname aan de maatschappij, materialistisch of minimalistisch leven, wantrouwen van de evolutietheorie, wetenschap en/of media, overbevolking, darwinisme, traditioneel leven, ‘trad wife’s worden en/of versieren, geloof in bepaalde godsdiensten, aanbidden van voorouders, de dood en het kijken van porno;

een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.

3.2.

Daartoe voeren de Stichting c.s. – samengevat – het volgende aan. [gedaagde] richt zich via zijn YouTube-kanaal direct en indirect tot zijn donorkinderen en hun ouders. Hij probeert zijn donorkinderen via dit kanaal buiten hun ouders om te benaderen en te beïnvloeden met diverse adviezen op het gebied van opvoeding en levensstijl en radicaliserende visies en complottheorieën. Daarbij wijst de Stichting c.s. erop dat uit de door [gedaagde] in zijn video’s gedane uitlatingen en zijn reacties op door derden geplaatste ‘comments’ onder die video’s blijkt dat [gedaagde] de onderwerpen die hij in zijn video’s behandelt relevant acht voor zijn donorkinderen en dat hij weet dat zijn video’s door veel van zijn donorkinderen worden bekeken. [gedaagde] doet via dit kanaal aan ‘ouderschap op afstand’. Daarnaast plaatst [gedaagde] video’s op zijn kanaal over zijn rol als spermadonor, zijn donorkinderen en hun ouders en zijn relatie/contact met de donorkinderen en hun ouders. In zijn video’s naar aanleiding van de Netflix-documentaire komen afbeeldingen van een aantal ouders voor en laat [gedaagde] zich negatief uit over (de opvoedkundige kwaliteiten van) deze ouders, waaronder [eiseres] . Ook in de interviews die hij geeft doet [gedaagde] volgens de Stichting c.s. uitlatingen die schadelijk (kunnen) zijn voor de donorkinderen en hun ouders. Contact tussen [gedaagde] en de donorkinderen en hun ouders dient op grond van de tussen [gedaagde] en de ouders gesloten donorovereenkomsten uitsluitend in de privésfeer plaats te vinden op initiatief van en na afstemming met de ouders. [gedaagde] handelt in strijd met deze gemaakte afspraken door de donorkinderen aan te sporen contact met hem op te nemen. Daarnaast maakt [gedaagde] volgens de Stichting c.s. met het delen van privacygevoelige informatie in zijn video’s en zijn uitlatingen in interviews inbreuk op het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van zowel de donorkinderen als hun ouders, waaronder het door artikel 8 EVRM beschermde recht op family life en het recht op bescherming van de eer en goede naam. Zijn handelen is niet in overeenstemming met wat maatschappelijk aanvaardbaar wordt geacht en is daarom onrechtmatig. Op [gedaagde] rust als massa-spermadonor een morele verplichting om zich te onthouden van uitlatingen en gedragingen, die de donorkinderen kunnen beïnvloeden en de (band tussen) donorkinderen en hun ouders kan/kunnen schaden. [gedaagde] heeft naar aanleiding van de sommatie slechts een beperkt aantal (fragmenten uit) zijn video’s ‘op privé gezet’ c.q. verwijderd, hetgeen hij eenvoudig ongedaan kan maken, en heeft vervolgens weer nieuwe video’s geplaatst en interviews gegeven, die volgens de Stichting c.s. evenmin door de beugel kunnen.

3.3.

[gedaagde] voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4De beoordeling van het geschil

Ontvankelijkheid Stichting

4.1.

De voorzieningenrechter dient allereerst ambtshalve te beoordelen of de Stichting kan worden ontvangen in de door haar ingestelde collectieve actie.

4.2.

In dat verband constateert de voorzieningenrechter in de eerste plaats dat de dagvaarding waarmee de collectieve actie is ingesteld voldoet aan de vereisten van artikel 1018c lid 1 Rv. De dagvaarding bevat een omschrijving van a) de gebeurtenissen waarop de collectieve vordering betrekking heeft, b) de personen tot bescherming van wier belangen de collectieve vordering strekt en c) de mate waarin de beantwoorden feitelijke en rechtsvragen gemeenschappelijk zijn. Daarnaast omschrijft de Stichting in de dagvaarding de wijze waarop door haar wordt voldaan aan de vereisten van artikel 3:305a lid 1 en 3 BW en maakt zij inzichtelijk op welke gronden lid 6 van dit artikel van toepassing is. Ook is in de dagvaarding melding gemaakt van de in artikel 1018c lid 1 sub f neergelegde verplichting om van de dagvaarding aantekening te maken in het centraal register voor collectieve acties als bedoeld in artikel 3:305a lid 7 BW.

4.3.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoet de Stichting aan de ontvankelijkheidseisen die op grond van artikel 3:305a BW voor haar gelden. De vorderingen die de Stichting in deze kortgedingprocedure instelt, strekken tot het beëindigen van vermeend onrechtmatig handelen van [gedaagde] jegens de donorkinderen en hun ouders. Dit onrechtmatig handelen bestaat volgens de Stichting uit door [gedaagde] gedane uitlatingen, die hij dient te staken en/of te verwijderen vanwege de schadelijke gevolgen die zij hebben voor zowel de donorkinderen als hun ouders. De Stichting stelt daarmee rechtsvorderingen in met een ideëel doel en zij komt daarmee op voor belangen die zij krachtens haar statuten behartigt. Gelet op dit ideële doel en het feit dat de Stichting een non-profitorganisatie is, die geen commerciële doelen nastreeft en geen financieel belang heeft bij deze procedure, behoeft de Stichting op grond van artikel 3:305a lid 6 BW niet aan de vereisten van artikel 3:305 lid 2, sub a tot en met e, en lid 5 te voldoen. De belangen van de donorkinderen en de ouders die de Stichting beoogt te beschermen lenen zich in voldoende mate voor bundeling en met die bundeling wordt een efficiënte en effectieve rechtsbescherming ten behoeve van de donorkinderen en hun ouders bevorderd. Daarmee is voldaan aan het vereiste van gelijksoortigheid. De groep personen voor wier belangen de Stichting in deze procedure opkomt, vormt daarnaast een voldoende homogene en van andere personen te onderscheiden groep. De omstandigheid dat – zoals [gedaagde] ter zitting heeft aangevoerd – er ook (ouders van) donorkinderen zijn die hem wel volledig steunen, staat aan het instellen van een collectieve vordering door de Stichting niet in de weg. Voor het instellen van collectieve actie is immers niet vereist dat alle personen binnen het collectief (in dit geval: alle ouders van de donorkinderen van [gedaagde] ) de mening zijn toegedaan dat [gedaagde] jegens hen onrechtmatig handelt. Dit betekent dat de Stichting voldoende representatief is en daarmee zijn de belangen van de personen tot bescherming van wier belangen de vorderingen strekken, voldoende gewaarborgd. Voorts is voldaan aan de vereisten van artikel 3:305a lid 3 BW. Niet gebleken is dat de bestuurders van de Stichting een winstoogmerk hebben, dat via de Stichting wordt gerealiseerd. Daarnaast hebben de door de Stichting ingestelde vorderingen een voldoende nauwe band met de Nederlandse rechtssfeer reeds vanwege het feit dat veel van zijn donorkinderen en hun ouders hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. Ook heeft de Stichting, getuige haar sommatiebrief, voldoende getracht om het gevorderde eerst in overleg met [gedaagde] te bereiken.

Ontvankelijkheid [eiseres]

4.4.

[eiseres] heeft haar vorderingen ingesteld voor zichzelf en namens haar minderjarige zoon [minderjarige] . In deze WAMCA- (Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie) procedure in kort geding kunnen individuele eisers geen partij zijn Het doel van de WAMCA is om massazaken op een efficiëntere en effectievere manier collectief af te wikkelen, door de gelijksoortige belangen van grote groepen gedupeerden door één organisatie te laten behartigen. Daarbij past niet dat naast de collectieve belangenbehartiger tevens een of meer individuele eisers optreden. De voorzieningenrechter verwijst hierbij naar de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 19 februari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:2062. [eiseres] zal dan ook, zowel procederend voor zichzelf als in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [minderjarige] , in haar vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard.

Inhoudelijke beoordeling

4.5.

De vraag die in deze procedure moet worden beantwoord is of er aanleiding bestaat om het door artikel 7 van de Grondwet en artikel 10 EVRM beschermde recht op vrijheid van meningsuiting van [gedaagde] te beperken. Zo’n beperking is op grond van artikel 10 lid 2 EVRM slechts toegestaan, indien deze bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving ter bescherming van de in dat artikel genoemde belangen, waaronder de bescherming van de goede naam of rechten van anderen. Daarnaast dient een beperking proportioneel te zijn. Van een beperking die bij wet is voorzien is sprake als uitlatingen onrechtmatig (zullen) zijn in de zin van artikel 6:162 BW. Als onrechtmatige daad worden op grond van lid 2 van dit artikel aangemerkt een inbreuk op een recht en een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.

4.6.

De Stichting stelt zich op het standpunt dat de uitlatingen van [gedaagde] een schending opleveren van het door artikel 8 EVRM beschermde recht van de donorkinderen en hun ouders op eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer, waaronder begrepen het recht van de ouders op bescherming van de eer en de goede naam. Daarbij wijst de Stichting ook op de inhoud van de tussen de ouders en [gedaagde] gesloten donorovereenkomsten, die mede zijn opgesteld ter bescherming van dat recht. Ook stelt zij dat de uitlatingen van [gedaagde] strijdig zijn met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat zijn video’s en in interviews gedane uitlatingen vallen binnen de grenzen van de vrijheid van meningsuiting. Voor het antwoord op de vraag welk van de door partijen ingeroepen rechten in dit concrete geval zwaarder weegt, moeten de hiervoor geschetste belangen van partijen worden afgewogen. Welk van deze belangen, die in beginsel gelijkwaardig zijn, de doorslag behoort te geven, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.

4.7.

Vaststaat dat [gedaagde] vanaf 2007 zowel in de privésfeer als via fertiliteitsklinieken op grote schaal sperma heeft gedoneerd. Eveneens staat vast dat met het sperma van [gedaagde] minstens 550 kinderen zijn verwekt, die op dit moment (vrijwel) allemaal nog minderjarig zijn. Bij vonnis van 28 april 2023 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank geoordeeld dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door zowel de wensouders als de fertiliteitsklinieken bewust verkeerd te informeren over het aantal kinderen dat hij als donor al had verwekt en/of voornemens was te verwekken, terwijl hij wist of in ieder geval had kunnen en moeten begrijpen dat dit essentiële informatie was voor zowel de wensouders als de fertiliteitsklinieken bij hun keuze voor hem als donor. Daarmee heeft [gedaagde] een ernstige inbreuk gemaakt op het recht van zowel de donorkinderen als hun ouders op bescherming van hun persoonlijke levenssfeer. De donorkinderen van [gedaagde] maken door zijn toedoen ongewenst deel uit van een enorm groot verwantschapsnetwerk en dit raakt aan de persoonlijke levenssfeer van zowel de donorkinderen als hun ouders. De voorzieningenrechter heeft op 28 april 2023 geoordeeld daardoor een reële kans op schade bestaat in de vorm van een verhoogd risico op negatieve psychosociale gevolgen en een verhoogd risico op inteelt. [gedaagde] heeft tegen het vonnis van 28 april 2023 geen hoger beroep ingesteld, waardoor dit vonnis onherroepelijk is geworden.

4.8.

Ter discussie staat evenmin dat het donorschap van [gedaagde] zowel nationaal als internationaal tot veel media-aandacht heeft geleid. Daardoor staan ook de donorkinderen en hun ouders in de belangstelling. Die media-aandacht is uiteindelijk te herleiden tot de keuze van [gedaagde] om zijn sperma op grote schaal te doneren en daarover tegen de ouders en fertiliteitsklinieken niet eerlijk c.q. open te zijn. Als gevolg van die media-aandacht liggen de publieke uitlatingen van [gedaagde] onder een vergrootglas.

4.9.

Voorts heeft [gedaagde] in deze procedure niet weersproken dat hij met alle ouders een donorovereenkomst met vergelijkbare inhoud heeft gesloten. In deze overeenkomsten heeft [gedaagde] – kort gezegd – afstand gedaan van al zijn ouderlijke rechten en heeft hij met de ouders afspraken gemaakt over het tijdstip en de wijze waarop contact met zijn donorkinderen bij het bereiken van de leeftijd van zestien jaar tot stand kan worden gebracht. Uit deze afspraken volgt dat het initiatief tot contact volledig bij de donorkinderen en hun ouders ligt en dat in dat verband voor [gedaagde] geen actieve rol is weggelegd.

4.10.

Onder deze omstandigheden is [gedaagde] naar het oordeel van de voorzieningenrechter gehouden zich bij zijn publieke uitlatingen rekenschap te geven van de consequenties die zijn uitlatingen en de media-aandacht die daardoor wordt gegeneerd, voor zowel zijn donorkinderen als hun ouders (kunnen) hebben. Die plicht vloeit voort uit hetgeen volgens ongeschreven regels in het maatschappelijk verkeer betaamt in het licht van hun recht op privacy. Ten aanzien van de donorkinderen geldt dat zij zich door toedoen van [gedaagde] in een kwetsbare positie bevinden en zij een reëel risico op psychsociale schade lopen. Van [gedaagde] mag mede in het licht van de inhoud van de donorovereenkomsten dan ook worden verlangd dat hij het verwezenlijken van dit risico niet (verder) actief in de hand werkt.

4.11.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat een bodemrechter tot de conclusie zal komen dat [gedaagde] uitlatingen heeft gedaan die onrechtmatig zijn jegens de donorkinderen en/of hun ouders, en er een reëel risico aanwezig is dat [gedaagde] zich daaraan in de toekomst wederom schuldig zal maken. Om die reden is er aanleiding de vrijheid van meningsuiting van [gedaagde] ten behoeve van de donorkinderen en hun ouders te beperken op de wijze als hierna zal worden beschreven ter bescherming van hun recht op eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer.

Video’s met uitlatingen over ouders Netflix-documentaire

4.12.

[gedaagde] heeft naar aanleiding van het verschijnen van de Netflix-documentaire in 2024 een aantal video’s op zijn YouTube-kanaal geplaatst, waarin hij zich negatief uitlaat over de ouders, die aan deze documentaire hebben meegewerkt. Dat [gedaagde] zich behalve over deze ouders ook negatief over andere ouders heeft uitgelaten, is door de Stichting niet aannemelijk gemaakt. In zijn video’s zegt [gedaagde] dat de ouders die aan de Netflix-documentaire hebben meegewerkt waanideeën hebben, noemt hij ze bully moms, suggereert hij dat ze geld hebben ontvangen voor hun bijdrage aan de documentaire, kwalificeert hij de ouders als belachelijk slechte ouders die de donorkinderen beschadigen, noemt hij een specifieke ouder vreemd en een narcist en beschuldigt hij deze ouder van slecht gedrag jegens haar ex-partner. In zijn video’s toont [gedaagde] tevens foto’s van deze ouders. Met deze uitlatingen, die voorshands geen dan wel onvoldoende steun vinden in de feiten, schendt [gedaagde] de eer en goede naam van deze ouders en maakt hij inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van zowel deze ouders als hun kinderen. Voldoende aannemelijk is dat deze uitlatingen, waarmee [gedaagde] de desbetreffende ouders als opvoeders diskwalificeert, bij kennisneming door hun kinderen een verstorend effect kunnen hebben op de band tussen die kinderen en hun ouders. Een verstoorde gezinsrelatie is evident niet in het belang van de donorkinderen en hun ouders. Daarbij weegt zwaar dat het hier gaat om uitlatingen die zijn gedaan door een persoon die ruime bekendheid geniet, op een medium dat in beginsel voor een ieder toegankelijk is en dat daardoor een groot bereik heeft. Hierdoor de is de kans groot dat, ook als de kinderen de YouTube-video’s niet zelf bekijken, zij via derden met de inhoud van die video’s worden geconfronteerd.

4.13.

[gedaagde] heeft zich verweerd met de stelling dat hij zich moet kunnen verdedigen tegen hetgeen in de Netflix-documentaire door de deelnemende ouders over hem wordt gezegd. Dat belang van [gedaagde] weegt echter niet op tegen het belang van de desbetreffende ouders en hun kinderen bij verwijdering van dergelijke voor hen schadelijke uitlatingen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat de bewuste video’s al enige tijd online staan en [gedaagde] zich via die weg, maar ook door middel van andere uitingen in het publieke domein (zoals in een praatprogramma van [presentator] ), voldoende heeft kunnen verweren tegen in zijn ogen onwelgevallige uitlatingen van deze ouders. [gedaagde] zal dan ook worden veroordeeld om de video’s waarin hij zich negatief uitlaat over de ouders, die hebben meegewerkt aan de Netflix-documentaire te verwijderen en verwijderd te houden. De termijn daarvoor zal worden bepaald op 48 uur na de betekening van dit vonnis. Daarnaast zal het [gedaagde] worden verboden om zich in de toekomst publiekelijk negatief uit te laten over de ouders van zijn donorkinderen die hebben meegewerkt aan de Netflix-documentaire. [gedaagde] heeft weliswaar verklaard dat hij inmiddels een aantal video’s, die naar zijn mening niet door de beugel kunnen, offline heeft gehaald c.q. een aantal volgens hem grievende passages uit video’s heeft verwijderd, maar de juistheid van die stelling laat zich in dit kort geding vanwege het grote aantal video’s op het YouTube-kanaal van [gedaagde] moeilijk toetsen en de Stichting heeft terecht opgemerkt dat zij geen garantie heeft dat [gedaagde] de bewuste video’s c.q. de bewuste passages uit deze video’s, voor zover hij deze al heeft verwijderd, niet zal terugplaatsen. Bovendien is voorshands onvoldoende aannemelijk dat [gedaagde] zich zonder verbod in de toekomst vrijwillig van het doen van negatieve uitlatingen over deze ouders zal onthouden. De Stichting heeft een voldoende spoedeisend belang bij deze voorzieningen.

Video’s met uitlatingen over de waarde, de mogelijkheden en het verloop van contact met donorkinderen en hun ouders en video’s waarin [gedaagde] zich uitlaat over het geestelijk welbevinden van donorkinderen in relatie tot het grote verwantschapsnetwerk waarvan zij deel uitmaken

4.14.

Daarnaast zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter onrechtmatig zowel de video’s en interviews van [gedaagde] , waarin hij zich uitlaat over de waarde, de mogelijkheden en het verloop van contact tussen hem en zijn donorkinderen en hun ouders als de video’s waarin [gedaagde] zich uitlaat over het geestelijk welbevinden van zijn donorkinderen in relatie tot het grote verwantschapsnetwerk waarvan zij deel uitmaken. In een video van 31 oktober 2024 meldt [gedaagde] dat een aantal van zijn donorkinderen zijn video’s bekijkt of zal bekijken. In zijn video van 3 augustus 2024 zegt [gedaagde] dat hij openstaat voor ontmoetingen met zijn donorkinderen, ook als zij nog jong zijn. In een op 6 augustus 2024 geplaatste video bespreekt [gedaagde] het verloop van zijn eerste ontmoeting met een donorkind. In zijn video van 5 juli 2024 wijst [gedaagde] erop dat donorkinderen hem via YouTube kunnen volgen en daarop kunnen zien waar hij zich mee bezig houdt. Ook benadrukt hij dat het goed is dat een biologische vader onderdeel is van het leven van donorkinderen en dat donorkinderen hem altijd kunnen bereiken/bellen. In een op 3 juli 2024 geplaatste video zegt [gedaagde] dat de biologische vader een onderdeel is van de identiteit van donorkinderen en dat kinderen aan de hand van zijn YouTube-video’s kunnen zien welke ideeën hij heeft. Met zijn video van 22 mei 2024 richt [gedaagde] zich direct tot zijn donorkinderen en benadrukt hij dat ze altijd contact met hem kunnen opnemen via sociale media, ook als hun ouders geen contact meer met hem hebben. In zijn video van 23 oktober 2023 bespreekt [gedaagde] op welke wijze hij contact onderhoudt met zijn donorkinderen en hun ouders. Ten slotte benoemt [gedaagde] ook in interviews hoe het contact tussen hem en een aantal donorkinderen plaatsvindt. Met de hiervoor genoemde uitlatingen schendt [gedaagde] de met de ouders gemaakte afspraak in de donorovereenkomsten over het hebben van contact met de donorkinderen en betracht hij niet de zorgvuldigheid en terughoudendheid die hem als publiekelijk bekende massadonor past. [gedaagde] en de ouders zijn immers overeengekomen dat contact tussen [gedaagde] en zijn donorkinderen uitsluitend op initiatief van de ouders zal plaatsvinden, nadat een donorkind dat de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt de wens daartoe richting zijn ouders heeft geuit. Hoewel dat kennelijk niet met zoveel woorden is bepaald in de donorovereenkomsten, ligt het wel in het verlengde daarvan dat iedere vorm van communicatie over contact met de donorkinderen niet in het publieke domein maar in de privésfeer dient plaats te vinden.

4.15.

Door zich niettemin publiekelijk uit te laten over de wenselijkheid en mogelijkheden van contact tussen hem en de donorkinderen, beïnvloedt [gedaagde] direct dan wel indirect zijn donorkinderen in het keuzeproces om al dan niet met hem contact te hebben. Meer in het bijzonder miskent [gedaagde] hiermee de kwetsbare positie, waarin zowel de donorkinderen als de ouders door uitsluitend zijn toedoen verkeren en vergroot hij het risico op psychosociale schade voor de donorkinderen. Daarmee schendt [gedaagde] de persoonlijke levenssfeer van zowel de donorkinderen als hun ouders, aangezien het hiervoor genoemde keuzeproces in het belang van de donorkinderen en hun ouders uitsluitend binnen de kaders van het eigen gezin dient plaats te vinden. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat [gedaagde] in deze video’s erkent dat hij ermee bekend is dat donorkinderen zijn video’s bekijken dan wel zullen bekijken en dat hij die video’s (mede) voor hen heeft gemaakt. Zijn verweer dat met het activeren van een kinderfilter kan worden voorkomen dat donorkinderen zijn YouTube-video’s bekijken, overtuigt niet. [gedaagde] heeft niet weersproken het verweer van de Stichting dat dit kinderfilter geen adequate maatregel is, omdat deze eenvoudig te omzeilen is. Evenmin staat het [gedaagde] vrij om zich via YouTube dan wel anderszins publiekelijk uit te laten over het contact dat hij inmiddels heeft met een aantal van zijn donorkinderen (en hun ouders). Ook die informatie behoort tot de persoonlijke levenssfeer van de donorkinderen en hun ouders en behoort niet publiekelijk door [gedaagde] te worden gedeeld. Hetzelfde geldt voor informatie die [gedaagde] deelt over het geestelijk welbevinden van de donorkinderen in relatie tot het grote verwantschapsnetwerk waarvan zij deel uitmaken. Het is bovendien niet aan [gedaagde] om in video’s te verkondigen dat zijn kinderen gelukkig zijn met zoveel halfbroers- en zussen; hij laat zich ook hiermee op onaanvaardbare mate in met de persoonlijke levenssfeer van de donorkinderen en hun ouders. [gedaagde] zal dan ook worden veroordeeld tot het verwijderen van alle video’s, waarin hij zich uitlaat over de waarde, de mogelijkheden en het verloop van contact tussen hem en zijn donorkinderen en hun ouders en het welbevinden van de donorkinderen in relatie tot het grote verwantschapsnetwerk waarvan zij deel uitmaken. De termijn daarvoor zal worden bepaald op 48 uur na de betekening van dit vonnis. Ook zal het [gedaagde] worden verboden om hierover in de toekomst op enigerlei wijze in het openbaar uitlatingen te doen. De Stichting heeft bij deze voorlopige voorzieningen eveneens een voldoende spoedeisend belang.

Geen aanleiding voor opleggen van verderstrekkende geboden/verboden

4.16.

Voor het opleggen aan [gedaagde] van verderstrekkende geboden en/of verboden, zoals de Stichting heeft gevorderd, bestaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen grond.

4.17.

Volgens de Stichting handelt [gedaagde] met zijn op YouTube gedane uitlatingen over het donorschap en over zijn rol als massadonor eveneens onrechtmatig. De voorzieningenrechter deelt dat standpunt van de Stichting niet. In zijn YouTube-video’s noemt [gedaagde] zich een van de beste spermadonoren, geeft hij tips aan potentiële spermadonoren, licht hij toe dat het grote aantal donorkinderen hem er juist bij heeft geholpen om donor te worden stelt hij dat de kans op incest nihil is. Met deze uitlatingen richt [gedaagde] zich niet rechtstreeks tot de donorkinderen en/of hun ouders en laat hij zich niet negatief uit over de (opvoedkundige kwaliteiten van de) ouders. Evenmin deelt [gedaagde] met zijn uitlatingen informatie die raakt aan de persoonlijke levenssfeer van de donorkinderen en hun ouders. [gedaagde] verkondigt met zijn uitlatingen zijn mening over zijn donorschap en voor het verkondigen van een mening is het niet zonder meer noodzakelijk dat de daarmee verspreide informatie waarheidsgetrouw is. De omstandigheid dat wellicht de nodige vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de feitelijke juistheid van de in dat verband door [gedaagde] verspreide informatie rechtvaardigt dus geen beperking van zijn recht op vrijheid van meningsuiting.

4.18.

Evenmin onrechtmatig jegens de donorkinderen en hun ouders zijn tenslotte de video’s die [gedaagde] op YouTube heeft geplaatst over de in vordering II onder d genoemde onderwerpen, waaronder modern ouderschap, respect voor ouders en andere voorvaderen, de voordelen van grote familieverbanden (leven in tribe-verband), het eten van rauw orgaanvlees, het vinden van een passende partner, traditional life/wife, geloof in God, de evolutietheorie, overbevolking, wetenschap, het gebruik van shampoo, tandpasta en zonnebrand en teruggaan naar de natuur. Deze in bepaalde opzichten wat onorthodoxe of wellicht bizarre opvattingen van [gedaagde] zijn niet specifiek ter beïnvloeding van de donorkinderen en/of de ouders geplaatst. De Stichting heeft dit in deze procedure in ieder geval onvoldoende aannemelijk gemaakt. In deze video’s richt [gedaagde] zich niet expliciet tot de donorkinderen en/of hun ouders en evenmin oefent [gedaagde] in deze video’s druk uit om overeenkomstig zijn video’s te handelen/leven. Nu [gedaagde] in deze video’s bovendien geen informatie deelt die raakt aan de persoonlijke levenssfeer van de donorkinderen en de ouders, volgt de voorzieningenrechter [gedaagde] in zijn stelling dat het hier veeleer gaat om algemeen geformuleerde adviezen op het gebied van levensstijl, opvoeding en familiesamenstelling, die zijn gericht tot een algemeen publiek. Dat die adviezen soms verbazing wekken is niet voldoende om een verbod te rechtvaardigen. De door de Stichting aangehaalde ‘comments’ van [gedaagde] naar aanleiding van door derden geplaatste reacties onder zijn YouTube-video’s zijn onvoldoende om ter zake tot een ander oordeel te komen. De opvoeding van de ouders van donorkinderen wordt met deze video’s dus niet in diskrediet gebracht. De Stichting wordt dan ook niet gevolgd in haar betoog dat [gedaagde] zijn YouTube-kanaal inzet als middel voor ouderschap op afstand. De slotsom is dan ook dat in dit verband een belangenafweging in het voordeel van [gedaagde] uitvalt en zijn recht op vrijheid van meningsuiting dient te prevaleren. Dit betekent dat [gedaagde] de bewuste video’s niet hoeft te verwijderen. Ten overvloede tekent de voorzieningenrechter nog aan dat het [gedaagde] – hoewel rechtens onder de huidige omstandigheden niet afdwingbaar – niettemin zou sieren als hij zich bij het plaatsen van video’s op zijn YouTube-kanaal met algemene adviezen rekenschap geeft van het feit dat zijn video’s bekeken (kunnen) worden door zijn donorkinderen en daarbij terughoudendheid betracht.

Conclusie

4.19.

Uit al het voorgaande volgt dat [gedaagde] zal worden veroordeeld om van zijn YouTube-kanaal te verwijderen en verwijderd te houden a) alle video’s waarin hij zich negatief uitlaat over de ouders van donorkinderen die hebben meegewerkt aan de Netflix-documentaire en b) alle video’s, waarin hij zich uitlaat over de waarde, de mogelijkheden en het verloop van contact tussen hem en zijn donorkinderen en hun ouders. Daarnaast zal het [gedaagde] worden verboden om zich publiekelijk op enigerlei wijze negatief uit te laten over de ouders van donorkinderen die hebben meegewerkt aan de Netflix-documentaire. Ook zal het [gedaagde] worden verboden om zich publiekelijk uit te laten over de waarde, de mogelijkheden en het verloop van contact tussen hem en zijn donorkinderen en hun ouders.

4.20.

Oplegging van dwangsommen, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissingen, is aangewezen. De op te leggen dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd.

Uitvoerbaarheid bij voorraad

4.21.

Het verzoek van [gedaagde] om dit vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren wordt niet gehonoreerd. Het belang van de Stichting om dit vonnis onmiddellijk ten uitvoer te kunnen leggen weegt onder de huidige omstandigheden zwaarder dan het belang van [gedaagde] bij behoud van de bestaande toestand totdat in een bodemprocedure zal zijn beslist.

Proceskosten

4.22.

[eiseres] zal als de ten opzichte van [gedaagde] in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Deze proceskosten worden aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil, aangezien [eiseres] geen eigen vorderingen heeft geformuleerd waartegen [gedaagde] zich specifiek heeft moeten verweren. [gedaagde] is ten opzichte van de Stichting overwegend in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van de Stichting betalen. De proceskosten van de Stichting worden begroot op:

- griffierecht € 714,--

- salaris advocaat € 1.107,--

- nakosten € 178,-- (plus de verhoging zoals vermeld in de

beslissing)

Totaal € 1.999,--

4.23.

De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5De beslissing

De voorzieningenrechter:

5.1.

verklaart [eiseres] , zowel procederend voor zichzelf als in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [minderjarige] , niet ontvankelijk;

5.2.

veroordeelt [gedaagde] om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis van zijn YouTube-kanaal te verwijderen en verwijderd te houden alle video’s waarin hij zich negatief uitlaat over de ouders van donorkinderen die hebben meegewerkt aan de Netflix-documentaire, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-- per dag, met een maximum van € 100.000,--;

5.3.

veroordeelt [gedaagde] om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis van zijn YouTube-kanaal te verwijderen en verwijderd te houden alle video’s waarin hij zich uitlaat over de waarde, de mogelijkheden en het verloop van contact tussen hem en zijn donorkinderen en hun ouders en alle video’s waarin hij zich uitlaat over het geestelijk welbevinden van zijn donorkinderen in relatie tot het grote verwantschapsnetwerk waarvan zij deel uitmaken, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,-- per dag, met een maximum van € 100.000,--;

5.4.

verbiedt [gedaagde] om zich met onmiddellijke ingang publiekelijk op enigerlei wijze negatief uit te laten over de ouders van donorkinderen die hebben meegewerkt aan de Netflix-documentaire, op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- per overtreding van dit verbod, met een maximum van € 100.000,--;

5.5.

verbiedt [gedaagde] om zich met ingang van heden publiekelijk uit te laten over de waarde, de mogelijkheden en het verloop van contact tussen hem en zijn donorkinderen en hun ouders en het welbevinden van de donorkinderen in relatie tot het grote verwantschapsnetwerk waarvan zij deel uitmaken, op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- per overtreding van dit verbod, met een maximum van € 100.000,--;

5.6.

veroordeelt [eiseres] jegens [gedaagde] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil;

5.7.

veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van de Stichting van € 1.999,--, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving, waarbij dit bedrag wordt verhoogd met € 92,-- en de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet;

5.8.

veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;

5.9.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.10.

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2025.

mw



© Copyright 2009 - 2025 XS2Knowledge b.v. - KVK: 24486465 - Telefoon: 085 744 0 733